Spring naar de content

Greg Van Avermaet en de noodzaak van het altijd blijven proberen

Ha Greg,

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frank Heinen

Voor wielrenners is wielrennen een sport van niks. Je fietst wat, je valt wat, je eet wat, je lijdt wat en tweehonderd meter voor de finish rijdt er iemand tegen je achterwiel en is het allemaal voor niks geweest. En de volgende dag weer, en nog eens en hup, nog maar eens. Aardig voor schrijvers die op de bank liggen met een dekentje over hun roomwitte, volkomen ongespierde beentjes. Niet mis ook voor de verslaggevers die al uren achter de streep staan te wachten, een microfoon in de handen gelijmd, smachtend naar een beetje drama. Ha, daar komt het peloton al, met een aanstaande winnaar en 185 aanstaande dramaatjes. Plopkap ervoor en hark maar binnen, die verhalen van ijdele hoop en droeve vergeefsheid.

Neem gisteren, neem Laurens ten Dam. Schakelt een keertje verkeerd op een helling, staat stil en trapt een seconde of wat in het luchtledige, maar lang genoeg om een onoverbrugbare achterstand op te lopen. In de vlieg op de muur-reportage van Sporza kon je zien hoe ploegleider Merijn Zeeman even schrok en toen in zijn microfoontje zei: ‘Het is Laurens.’
Het volgende moment reed Laurens ten Dam in zijn eentje, voorbijgesneld door ploeg en ploegleiding, achtergelaten als het balletje zilverfolie dat overblijft na een vluchtige lunch. Vergeten in de Normandische bossen, een eenzame soldaat 71 jaar te laat.
De achterstand van de nummer tien van vorig jaar op de eerste rustdag bedraagt inmiddels meer dan een uur. Een uur achterstand is een verschil van 15 goals in de pauze van een voetbalwedstrijd. Dat maak je niet zomaar goed.
In het wielrennen eet je of word je gegeten.
Laurens ten Dam werd gisteren gegeten zonder dat hij de honger stilde.
Laurens ten Dam was gisteren een druif.
Opgeslokt zonder dat het iets aan je honger verandert.
(Als er ergens een oude man met een baard op een wolk op een hometrainer zit, een Tourgod die alle ontwikkelingen in de wedstrijd een dag van tevoren op een post-it noteert en die naar beneden laat dwarrelen, richting zijn plaatsvervangers in de karavaan – en wie twijfelt daaraan – dan neem ik aan dat hij op dit moment voor Laurens een heroïsche zege in een Alpenetappe in de steigers aan het zetten is).

Stoffelijk overschot van tweehonderd probeersels
Goed Greg, dat het wielrennen een kunstmatige klotewereld is waarin onrecht en willekeur koning zijn, en dat juist daarin die nimmer aflatende aantrekkingskracht schuilt, hoef ik jou natuurlijk niet uit te leggen: als er iets van gerechtigheid in het wielrennen bestond, had ik deze brief aan jou überhaupt niet geschreven.
Dan lag je vandaag op je hotelbed te spelen met twee van die Credit Lyonnais-leeuwtjes die je bij winst in een etappe krijgt.
Dan had je eerder dit jaar al de Ronde van Vlaanderen op je naam geschreven, of Parijs-Roubaix, of, godbetert, Gent-Wevelgem.
Maar als dat allemaal niet gebeurd was, was je natuurlijk helemaal Greg Van Avermaet niet geweest.

Zaterdagmiddag, na weer een plekje in de top-6 – de vierde in zes dagen – rolde je over de finish. Onmiddellijk daarna reed je in de armen van een trosje reporters, zoals altijd, want je mag dan zelden als eerste over de streep komen, je bent wel verdomd vaak als eerste in de uitzending.
Je gromde in de microfoon als een kruiwagen die over een grindpad wordt gereden.
Het was moeilijk geweest, zei je. En daarna de zin die min of meer alles samenvat: de Tour, de sport, de mens.
‘Maar ik heb het gewoon geprobeerd.’
Het leven is een reusachtig net van probeersels waar we iedere dag weer niet al te zeer in verstrikt moeten proberen te raken, Greg. Voor het eerst melanzane alla parmigiana maken voor je Italiaanse schoonouders is een probeersel, nieuwe schoenen zijn probeersels, net als penalty’s, wc-bezoeken, muntunies en open brieven. In feite zijn we allemaal probeersels van onze ouders. Dat zou toch tot een boel relativering moeten nopen, maar gek genoeg doet het dat maar zelden.
Soms probeer je iets wat gewoon helemaal lukt. Tolstoj moet dat gevoel een paar keer gehad hebben, Scorsese misschien. Maar ook hun werken zijn probeersels, dingen die met evenveel werk, evenveel toewijding en evenveel talent ook faliekant hadden kunnen mislukken. Het zou me niks verbazen als Bach na een jaar of vijf z’n Matthäus Passion nog eens over las en even heeft gedacht: had beter gekund, maar we doen het er maar mee.
Als de meeste kunst het stoffelijk overschot is van een idee, Greg, zoals Gummbah ooit opmerkte, dan is de uitslag van een Touretappe het stoffelijk overschot van tweehonderd probeersels. En we proberen allemaal maar wat, Greg, iedere dag: we zetten de wekker, staan op, trekken een schone onderbroek aan en daar gaan we weer. Proberen. Dingen nastreven. Gelukkig worden. Leven. Bij sommigen van ons lukt nooit iets, bij sommigen lijkt alles tot een goed einde te worden gebracht, maar het overgrote deel van de probeersels strandt in het zicht van de haven waar op de kade een bordje ‘Geluk(t)’ staat.
En God, wat verdienen we het toch allemaal. Wat zou het volkomen terecht zijn als er eens iets lukte. We doen er zoveel voor, we kunnen zoveel, het is dat het noodlot ons er altijd op beslissende momenten weer van langs gaat, een Man met de Hamer die onze pretenties aan gort slaat.
Jouw Noodlot in deze Tour heet de ene dag Vuillermoz, de andere dag Tony Martin en weer een dag later Tegenwind. Althans, zo lijkt het.
Er is geen noodlot.
Het zit gewoon tegen.

Blijven proberen
José de Cauwer zei zaterdag: ‘Niemand durft te beweren dat Van Avermaet geen rit zou kunnen hebben winnen.’ Een zin zwanger van werkwoorden vol voorbehoud. Zo gaat het nu eenmaal: als je het iedere dag probeert, bestaat de kans dat het iedere dag mislukt. De kunst is: blijven proberen. Altijd.
Daarom hopen zoveel mensen dat het je eens mag lukken, Greg. Om zeker te weten dat uitstel niet per se afstel hoeft te betekenen. Omdat het ze hoop geeft om zelf te blijven proberen, elke dag opnieuw.
En omdat ze het je gewoon enorm gunnen.
Ja, ik ook.

Heel veel rust, talloze ereplaatsen en een paar grote zeges toegewenst,

Frank Heinen