Spring naar de content

Sportieve ouders langs het hockeyveld, dat is toch niet zoveel gevraagd?

December, tijd voor de winterstop bij het hockey. Net voor de onderbreking van de competitie gaf de Nederlandse hockeybond aan zich zorgen te maken over het toegenomen geweld op hockeyvelden. Het aantal meldingen van wangedrag steeg afgelopen twee jaar van 28 naar 55. Absoluut gezien nog steeds geen bizar hoog aantal, maar tijdens de ALV eind november schonk de bond ook aandacht aan zaken waarvan lang niet altijd melding wordt gemaakt. Zoals de sportiviteit van ouders rond de velden. Het deed me denken aan een van de eerste wedstrijden die ik als jonge hockeyster moest fluiten.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Marieke ten Katen

Ik was een jaar of dertien en mijn hockeyclub organiseerde een vriendschappelijk toernooi voor de benjamins, kinderen van vijf en zes jaar. Ik was scheidsrechter bij een wedstrijd van twee jongensteams. Het was een wedstrijd zoals die van de benjamins moet zijn: op een kwart veld met pionnen als doelpalen en niemand die zich aan een opstelling houdt, echt kluitjeshockey. En wat kun je dan als scheidsrechter doen? Vooral lekker door laten spelen, niet voor iedere overtreding willen fluiten.

En dat lukte me aardig. Al was het maar, omdat ik als kersverse scheidsrechter behoorlijk zenuwachtig was. Een mevrouw van de organisatie begeleidde me. Of tenminste, ik kon haar roepen als ik hulp nodig had. Ze liep aan de andere kant van het veld wat rond om te kijken of alles goed ging.

Bal op de voet
Na een minuut of tien kreeg een van de jongens de bal op zijn voet. Niet gelijk een reden om te fluiten op dit niveau, maar het gebeurde op de doellijn. Strafbal. In de ‘grote mensen’-competitie dan. In deze wedstrijd leek dat toch wat te veel van het goede met een keeper die schitterde door afwezigheid en kinderen die nog nooit een strafbal hadden genomen. Maar ik besloot wel op mijn fluitje te blazen, omdat een aantal kinderen stopten met spelen. Ik legde uit dat dat dus niet mag zo’n bal op de voet. Dat snapten ze. Ik legde uit dat dat normaal een strafbal zou zijn, maar dat zoiets te gevaarlijk is zonder keeper. Ook dat snapten ze. Dus maar een vrije bal voor de aanvallende partij. Goed idee, vonden de jongens.

Vochtige oogjes
“Strafbal!” hoorde ik een vader vanaf de zijkant roepen. “Strafbal, dat zie je toch?” Ik legde vaderlief uit waarom ik dat niet zo’n goed idee vond. “Die bal moet op de stip,” hield hij vol, terwijl er op zo’n kwartveld niet eens een stip te bekennen is. Ondertussen keken de jongens mij vragend aan of ze de vrije bal al mochten nemen. Ik knikte, waarop de vader begon te schreeuwen. Schandalig was het, vond hij, hoe ik stond te fluiten. En de spelers op het veld? Die scoorden even later. Zonder strafbal. En zonder scheidsrechter trouwens. Want ik liep inmiddels met wat vochtige oogjes het veld af. De mevrouw van de organisatie rende nog achter me aan. Maar fluiten wilde ik niet meer.

Zelfreflectie
“Coachende ouders zorgen voor verwarring, schaamte, faalangst en verlies in plezier bij de hockeyende jeugd,” legt kinderpsychologe Tischa Neve uit op hockey.nl. Of de vader die mij toeschreeuwde coachend te noemen is, kun je je afvragen. Maar het effect was hetzelfde. Het heeft even geduurd voordat ik als scheidsrechter het veld weer op durfde. Ouders langs de lijn zouden meer moeten doen aan zelfreflectie, zo luidt de conclusie op hockey.nl. Dat ze eens bedenken hoe zij op anderen overkomen. Lijkt me een goed idee. De eerste wedstrijd na de winterstop eens proberen met z’n allen?

Onderwerpen