Spring naar de content

Carnavallen in Rio en zika: van leven ga je nou eenmaal dood

Een oud-dispuutgenoot whatsappte mij van de week in paniek: ‘Don Arturo, ik ga vijf dagen met de mannen naar het carnaval in Rio. Tegen mijn vrouw heb ik verteld dat ik ga zalmvissen in Alaska, dat we dat meteen even kortsluiten. Jij hebt in Rio gewoond en weet veel van tropische ziektes. Hoe gevaarlijk is het zikavirus?’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Arthur van Amerongen

Ik zuchtte diep en stak van wal: ‘Roderick, het is min tien in Anchorage. Maar goed, jouw vrouwtje geloofde ook dat die gemene druiper die je opliep in Zimbabwe van de wc-bril kwam. De enige remedie tegen enge kwalen in Rio de Janeiro is in je hotelkamer blijven zitten met een duikpak aan. En niet zoenen met het kamermeisje, zelfs niet als het gratis mag. Overigens werd Arie Boomsma ook met een veel te klein hoofdje geboren en die heeft het toch nog ver geschopt. Zo gevaarlijk is dat zikavirus dus ook weer niet. Bovendien is de tijgermug een schitterend beessie, heb je die wel eens goed van dichtbij bekeken?’

Ikzelf ben een medisch wonder. Dat zeiden ze van Herman Brood ook maar die is mooi dood. Zo overleefde ik tijdens mijn tropenjaren in Zuid-Amerika de knokkelkoorts, malaria, cholera, buiktyfus, hepatitus A, B en C, meningitis, diverse vormen van syfilis, slangenbeten, gewapende overvallen door kommersjele sekswerksters (al dan niet getransgendereerd) en last but not least acht soorten hardnekkige gonorroe waaronder de gevreesde anale variant uit Colombia. Ik ga ook gewoon overal op de toiletbril zitten zonder die eerst schoon te vegen. De pleegangers na mij, die moeten pas oppassen. Hygiëne zit tussen je oren. Tijdens mijn studietijd in Cairo werd ik bezocht door eerder genoemde dispuutgenoot. Hij was stomverbaasd dat ik in de Khan El-Khalili, de grootste en goorste soek ter wereld, kebabjes van kamelenvlees vrat, gegrilld door een melaatse Ali Baba.

Roderick wilde enkel in het Nijl-Hilton eten. Ik zei: ‘Vooruit, om jou een pleizier te doen gaan we daar dan een cordon bleutje prikken. Maar vergeet niet dat in die keuken ook een Egyptenaar werkt die met zijn linkerhand jouw kipflapjes omdraait.’

Enfin, Roderick heeft een week op bed gelegen en kwam tien kilo lichter thuis hetgeen hem goed stond.

Ik heb drie keer het carnaval in Rio mogen meemaken en dat is geen sinecure, nog los van alle polonaisebacteriën, -streptokokken en -viri. Gelukkig was het meestal in de tijd van de baas want goedkoop is het niet, dat feestgedruis. Een lullig stoeltje op de slechtste plek in de Sambódromo, het door Oscar Niemeyer ontworpen stadion waar de grote optocht eindigt, kost klauwen met geld. De angstaanjagende beelden van gemaskerde mannen in gele pakken die de tribunes van de Sambódromo schoonspoten, deden herinneren aan de film Virus met Dustin Hoffman en gingen gans de wereld over. Alsof dat cosmetisch gefriemel helpt en de angst bij de carnavalsganger wegneemt.

Eerlijk gezegd word ik een beetje moe van bange mensen en vooral van mensen die voor alles bang zijn. Van leven ga je nou eenmaal dood. Het zal mij niets verbazen als de vaccinatiedienst van de GGD binnenkort met een preventief en peperduur middeltje tegen zika op de markt komt. Als een nietsvermoedende sukkel bij de GGD binnenloopt en zegt dat hij deze zomer in de Ardennen gaat kamperen en of ze misschien iets tegen reizigersdiarree hebben, krijgt hij een vaccinatiepakket van 200 euri in zijn maag gesplitst. Tip van Tuur: ga gewoon lekker carnavallen in Rio maar doe wel effe je Rolex-klokkie af in de polonaise. En van een ordinaire druiper is nog nooit iemand doodgegaan, al heb je veel uit te leggen aan moeders de vrouw als je met anale gonorroe van het zalmvissen in Alaska (hartje winter) thuiskomt. Alaaf!