Spring naar de content

Johan was van ons allemaal

Juist omdat er in Rotterdam en Eindhoven zo vaak anders over wordt gedacht: de ons ontvallen Cruijff was echt in de eerste plaats een Nederlander. Pas daarna voelde hij zich een Amsterdammer. Dat kon je aan kleine dingen zien en in 1999 zag ik dat aan zijn handen.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Auke Kok

Urenlang zat hij met die handen achter zijn hoofd te kijken naar een wand vol met schermen waarop wedstrijden van de Champions League werden vertoond. In de regiekamer van de NOS zat ik achter zijn hoofd en mijn blik ging heen en weer van die wedstrijden naar zijn handen. Geloof me: Cruijff was voor Feyenoord, en niet zo’n beetje. Iedere handeling van de Feyenoorders tegen Olympique Marseille begeleidde hij met nerveuze bewegingen. Goede, foute, domme, slimme beslissingen, alles leek hij als een spons in zich op te nemen en onmiddellijk te vertalen in meningen. Die ventileerde hij vervolgens met de van hem bekende kromspraak tegen Mart Smeets.

Zijn betrokkenheid kwam niet voort uit het feit dat hij Feyenoord in 1984 landskampioen had gemaakt. Dat bleek nergens uit. De toen 52-jarige Cruijff reageerde gewoon met hetzelfde chauvinisme als u en ik doen. Bij wedstrijden van PSV net zo. Het voetbal moest winnen van hem, en Nederland moest winnen. En het klopte dat hij exact door had wat zich op die televisieschermen voltrok en hoe het beter had gemoeten. Ik wilde dat nooit geloven en daarom was ik die avond zeventien jaar geleden als verslaggever naar het Mediapark in Hilversum afgereisd: om het tegendeel te zien. Zo scherp als een mes zou ik de voetbalanalist van de NOS observeren, om daarna het zo goed als onvermijdelijke bewijs te leveren dat Heilige Johan natuurlijk helemáál niet een wand vol televisieschermen beter kon duiden dan een normaal mens één beeldscherm.

Hij kon het wel. Nerveus als een supporter, maar ultraslim.

Ondanks zijn praatjes, en ondanks de eindeloze reeksen conflicten was hij Onze Johan. Zijn liefde voor het spel was onbegrensd. Ook op die avond begon hij tegenover mij uit te leggen wat een spits verkeerd deed, terwijl hij mij totaal niet kende. Ik stond zomaar even naast hem in de regiekamer en hij maar lullen over dat die spits een stap te veel naar links had gedaan waardoor zijn hoek te klein was geworden en de keeper… enfin.

Een liefhebber dus, en dat is ook het beeld dat we van Johan moeten koesteren. Het andere beeld, dat van de intrigant, van de bemoeial, de man in dat zwarte jackie voor de Arena, op weg om een stelletje domme Ajaxdirecteuren eens goed de les te lezen: de vraag is wat we daar mee moeten. Uitwissen kan niet, maar er voorlopig maar zo min mogelijk aan denken kan wel. Cruijff heeft ons voetbal sinds zijn debuut in 1964 een versnelling gegeven. Als eerste was hij in staat om op snelheid met de bal nog eens te accelereren. Daarmee verbaasde Cruijffie de vijandelijke verdedigers, die als dominostenen omvielen omdat ze zoiets nog nooit hadden gezien. Als eerste was hij ook in staat om het complete elftal vanuit de spitspositie te regisseren. Dat deed hij toen zijn haar al wat langer werd, vanaf 1969. Hij was de eerste voetballer die minstens zo veel wees en gebaarde en praatte als dat hij voetbalde.

Reden: Cruijff werd gek van de mandekkers en ging daarom over het veld zwerven. Andere spelers ‘doken’ in de gaten die hij liet vallen, weer andere spelers namen de plaatsen over van hen die in zijn gaten waren gedoken. Het resultaat: tien veldspelers die schijnbaar chaotisch door elkaar heenliepen. Dat gebeurde in eerste instantie niet in opdracht van trainer Rinus Michels, wat vaak wordt gezegd; het begon bij Cruijff, de regisseur. Een journalist noemde deze warboel, die in feite reuze effectief was om tegenstanders in verwarring te brengen, totaalvoetbal. De rest is geschiedenis. Alles wat daarna gebeurde is terug te voeren op zijn eerste periode bij Ajax. Zijn hele denken als trainer en analist is gebaseerd op die slimheid, die beweeglijkheid, die aan anarchie grenzende brutaliteit en aanvalsdrift.

Hij had zijn zwarte kanten, maar dit is in het kort zijn erfenis. Hij was de moderniseerder van ons voetbal.

Onderwerpen