Spring naar de content

7 redenen om Gerard Reve te lezen

Gerard Reve is tien jaar dood. De zelfverklaarde Grote Volksschrijver begeerde het boek te schrijven dat alle andere boeken overbodig maakte (‘behalve de Bijbel en het telefoonboek’), al voorspelde Reve dat de vergetelheid niet lang na zijn heengaan zou wachten.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Kevin van Vliet

Hij kreeg gelijk toen Matthijs van Nieuwkerk enkele weken geleden in De Wereld Draait Door peilde wie er weleens iets van de beste man had gelezen. Het bleef stil. Gerrit wie? Gealarmeerd, en in de maand waarin twee titels een heruitgave krijgen, grasduinde ondergetekende, een zelfverklaarde kersverse Revangelist (1993) in Reves bloemrijke oeuvre.

1. “Een goede dag begint met Gillette. Een oude waarheid, al wordt hier niet gespecificeerd of scheren dan wel polsen doorsnijden bedoeld wordt.”
(brieffragment uit Op weg naar het einde, 1963) Reve doopte zijn pen dikwijls in ironie en schuwde daarbij geen galgenhumor.

2. “Vanmorgen heb ik wat door Edinburgh geslenterd. Ik word nogal geplaagd door een kater, die mij geen hoofdpijn bezorgt, maar me veel vatbaarder maakt voor Plotselinge Bevingen, Vlekken, Firmamentvrees, alsook de dwanggedachte dat iemand op een mij nog onbekende straathoek staat te wachten om me met een Mes dood te steken. De beste houding tegenover deze bezoekingen is te zeggen: ‘Als het dan moet, vooruit dan maar, ik bemoei me er niet meer mee.’”
(brieffragment uit Op weg naar het einde, 1963) De dood speelt in Reves werk een hoofdrol en werd met de nodige lethargie beschouwd.

3. “Zou ik ook, tegen vergoeding van de gemaakte kosten, iemand zijn huis gebombardeerd kunnen krijgen? Het is het huis van Theun de Vries, Egelantiersgracht 66, Amsterdam C (Jordaan). Het is een bovenhuis, dus het is wel precisiewerk. Eronder woont Jan Willem Hofstra, en die kan dus in één moeite meegenomen worden.”
(Uit Brieven van een aardappeleter, 1969) Reve was een enthousiast polemist en liet zich zo nu en dan fel uit over vakgenoten. In dit fragment, afkomstig uit correspondentie met luchtmachtpredikant C.B. Dekker, moest schrijver Theun de Vries het ontgelden, die Reves vader had beticht van collaboreren in de oorlog.

4. “Ach, natuurlijk bestaan ze wel, een soort schrijvers 1ste klas, die niet de geringste moeite hebben hun overwegingen in geschreven taal op te sommen; die niet opeens moeten schreeuwen, de hoofdhuid masseren, het Schaamhaar bekijken, een koude varkenspoot eten, uit het raam water of een spruitkooltje op iemand zijn harses gooien zonder dat de gelukkige kan vaststellen waar het vandaan komt, om van allerlei andere dingen maar te zwijgen, want er zijn kinderen bij, en je weet tenslotte ook niet in wie zijn handen zo’n blad komt, een ongeluk zit in een klein hoekje, en tegenwoordig, met de razendsnelle toepassing van wat al niet, duizend kilometer dat is vandaag de dag niks niemendal meer, vraag maar aan Godfried Bomans, als hij tenminste niet zijn haar aan het wassen is.”
(Brieffragment uit Op weg naar het einde, 1963) Zoals gezegd, vakgenoten moesten het ontgelden. (Bomans bewonderde het werk van Reve overigens.)

5. “Vooruitgang bestaat niet, en dat is maar goed ook, want zoals het is, is het al erg genoeg.”
(Een voordracht van Zelf schrijver worden, 1995) Een spitsvondige pessimist, zo laat Reve zich misschien wel het best omschrijven.

6. “Naarmate ik ouder word, wordt, wat ik schrijf, hoewel fraaier verwoord, steeds enkelvoudiger van inhoud: liefde (of geen liefde), en ouder worden, en dan de Dood.”
(Het gedicht Scheppend Kunstenaar, 1973) Maar bovenal was Gerard Kornelis van het Reve een poëet. De uitmuntende dichterlijke kwaliteiten bespeurde zijn moeder al op jonge leeftijd in hem.

7. “Na mijn dood word ik op de scholen tien jaar vrijwillig gelezen en daarna nog eens tien jaar verplicht. Dan noemen ze een straat naar me. En dan ben ik helemaal vergeten. Niemand weet toch meer wie Tweede van der Helst was?”
(Interview met zijn biograaf Tom Rooduijn, 1982)