Spring naar de content

Van hersenschade geneest een bokser nooit helemaal. Ook Mohammed Ali niet

Toen de Amerikaanse bokslegende Mohammed Ali eind jaren 1970 stopte met boksen, bleek al gauw dat hij leed aan dementie. Ali was niet alleen. Studies uit de jaren 1990 hebben aangetoond dat een op de vijf boksers voor zijn dertigste levensjaar boksersdementie ontwikkelt. 

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door EOS Wetenschap

Wie bokst, krijgt nu eenmaal klappen. Eén zware klap, één hersenschudding, daarvan kan je herstellen als je genoeg rust. Maar van herhaaldelijke hersenschade kan een bokser nooit helemaal genezen. En opgestapelde hersenschade geeft sneller kans op dementie. Zodra een kritiek aantal zenuwcellen beschadigd zijn, ontwikkelt de ziekte zich. ‘De beste voorspeller daarvoor is het aantal knock-outs dat een bokser heeft opgelopen tijdens wedstrijden, en de tijd besteed aan sparren’, zegt neuropsycholoog Erik Matser. Matser heeft een kliniek voor neuropsychologie in Helmond en heeft zich gespecialiseerd in onderzoek naar hersenletsels bij topsporters zoals boksers en voetballers.

Tot tachtig procent van de boksers loopt permanente hersenschade op. Vezelbanen in hun hersenen zijn afgebroken en er is sprake van celsterfte. Velen van hen krijgen 7 tot 25 jaar na het einde van hun bokserscarrière uiteindelijk Dementia Pugilistica of boksersdementie, een aandoening die veel gemeen heeft met de ziekte van Parkinson en met alzheimer. Ze hebben moeite met praten en denken, ze staan wankel op hun benen, ze lijden aan geheugenverlies, ze beven en kunnen hun bewegingen niet meer coördineren.Door de schade zijn de hersenen van boksers kleiner dan die van niet-boksers, hun grijze massa is dunner en de ventrikels, de holtes waar het hersenvocht in zit, zijn groter.

Net als bij de ziekte van Alzheimer missen boksers met dementie de isolerende myelinelaag. Die beschermt de zenuwen en zorgt voor een snelle overdracht van signalen tussen de hersenen en de rest van het lichaam. Bij alzheimer stapelen zich schadelijke amyloïden (Ab4) op in de vorm van plaques. Dat leidt tot klontering van de transporteiwitten, waardoor de functie van de zenuwcellen wordt belemmerd. Uiteindelijk zullen de zenuwcellen afsterven. Die massale celdood wordt gelinkt aan dementie. Diezelfde amyloïden zouden ook teruggevonden worden twee uur na traumatische hersenschade. Uit onderzoek blijkt dat een op de drie mensen die overlijdt aan een klap op het hoofd, zulke amyloïd-plaques in zijn hoofd had. Niet alleen ouderen, maar ook kinderen en jongvolwassenen. Normaal worden plaques enkel bij ouderen teruggevonden.

Mogelijk een kwestie van genen
Niet alle profboksers worden dement. Hoe meer klappen ze hebben gekregen, hoe meer risico ze lopen. ‘Vergelijk het met een telefooncentrale’, zegt Matser. ‘De verbindingen gaan stuk en hoe meer er stuk gaan, hoe trager we denken, hoe meer concentratiestoornissen we krijgen en des te sneller we bewusteloos raken.’

Maar het is mogelijk ook een kwestie van genen. De Amerikaanse onderzoeker Barry Jordan (New York Weill Cornell Medical Center) ontdekte dat een gen dat gelinkt wordt met alzheimer ook jonge boksers gevoeliger kan maken voor chronische hersenschade en dementie. Het gaat om de vorm e-4 van het gen apolipoproteïne, of APOE-e4. Jordan nam genetische tests af bij boksers tussen 23 en 76 jaar oud, en schatte vervolgens hun mate van hersenschade in aan de hand van factoren zoals geheugenverlies, bevingen en spraakstoornissen. Alle boksers met ernstige schade bleken het APOE-e4-gen te hebben. De onderzoeker benadrukt echter dat er meer onderzoek, bij meer proefpersonen, nodig is om zijn resultaten te bevestigen.

Is een helm de oplossing?
Een helm kan de klappen opvangen en de schade beperken. Maar dat klopt niet voor alle soorten klappen. Bij een directe slag is een bokser inderdaad geholpen met een helm, ook omdat hij die meestal ziet aankomen. Maar bij hoekslagen, waarbij het hoofd een draaiende beweging maakt, helpt een helm alleen tegen de oppervlakkige schade. De draaiing van het hoofd zorgt ervoor dat de buitenkant van de hersenen sneller draait dan de gebieden die binnenin liggen, de witte stof. Daardoor gaan zenuwverbindingen stuk en komt er druk op de hersenen en bloedvaten. Dat kan voor bloedingen en voor bloedklonters zorgen.

Een helm verzacht de klap wel, maar ook dat kan problemen geven. Want daardoor kunnen boksers meer incasseren. En hoe meer klappen, hoe meer schade. In sommige gevallen brengt een helm dus meer schade toe dan dat hij beschermt. Tegen oppervlakkige wonden beschermt een helm natuurlijk wel beter, en hij beschermt ook het dunste deel van de schedel tegen breuken.

Trainer Renald De Vulder: ‘De bescherming is tegenwoordig veel beter: handschoenen maken ze tegenwoordig niet meer van paardenhaar en ze zijn ook zwaarder. Een bokser mag maar één laag tape op zijn knokkels doen en de duim van de handschoen moet vastzitten.’

Nieuwe wetten
Veel wetgeving om boksers te beschermen is er niet in België en Nederland. Officieel volgt de bokssport de Olympische regels voor amateurboksers, waarbij techniek belangrijker is dan je tegenstander knock-out slaan. De praktijk is anders.

Voor professionele Belgische boksers gelden de richtlijnen van de Belgische Boksfederatie, maar de laatste echte wet over Engels boksen dateerde van 1962, en die is in 1991 door de Vlaamse Gemeenschap afgeschaft omdat het te duur was om hem uit te breiden naar andere bokssporten, zoals kickboksen. Sindsdien hebben boksers geen vergunning meer nodig, en staat er ook geen limiet meer op het aantal kampen.

Om daar iets aan te doen, heeft een commissie van experts een voorstel ingediend. Dat zou niet alleen gelden voor Engels boksen, maar voor alle risicogevechtssporten. ‘Een groot deel van het probleem zou al opgelost raken door onevenwichtige kampen te verbieden’, zegt Jozef Van Driessche, voormalig bokstrainer en lid van de commissie. ‘Sommige boksers vechten systematisch tegen slechtere tegenstanders om een palmares op te kunnen bouwen.’ Meer winners levert immers een betere plaats op in het klassement. Maar door die ongelijkheid geeft dat klassement een vertekend beeld. Iedereen kan een betere bokser lijken als hij tegen zwakke tegenstanders vecht.

Het aantal KO’s in een loopbaan moet beperkt worden, vindt de commissie. En de verplichte rusttijd, die nu een maand bedraagt, moet omhoog. Daar is Sugar Jacksons trainer Renald De Vulder het volmondig mee eens. Hij weet uit ervaring dat de boksers de facto twee maanden buiten strijd zijn. ‘Eerst moeten ze herstellen, dan pas mogen ze beginnen te trainen.’

Niet elke trainer is zo streng. Boksers mogen tijdens hun rusttijd geen wedstrijd boksen, maar ze mogen wel trainen. ‘Als ze niet trainen, genezen ze goed, maar zijn ze tijdens de eerstvolgende wedstrijd kansloos’, zegt Van Driessche. ‘Trainen ze wel, dan genezen ze minder goed.’ De commissie wil de verplichte rusttijd optrekken naar twee maanden.

Ten slotte pleiten de experts ervoor de ringartsen, die nu alleen advies mogen geven, meer rechten te geven én een verplichte opleiding. Ze moeten een wedstrijd kunnen stilleggen als daar medische redenen voor zijn. En ze moeten alert zijn voor tekenen van vermoeidheid. Vermoeide boksers gaan niet meer ‘mee’ met de klap, en dan komt die dubbel zo hard aan. De hersenen drukken veel harder tegen de schedel, met alle schadelijke gevolgen van dien.

Verbod?
Als boksen zo schadelijk is, waarom verbieden we het dan niet ineens? Zover wil de commissie niet gaan, al wil ze wel een boksverbod voor jongeren onder 15 jaar. ‘Ze mogen wel al trainen’, zegt Van Driessche. ‘Het technisch aspect is immers erg belangrijk, en op 15 jaar beginnen is te laat. Maar er mag geen contact zijn, en ze moeten op de hoogte worden gebracht van de risico’s.’

In Noorwegen, Zweden, IJsland, Cuba en Noord-Korea is professioneel boksen wel verboden. En ook Groot-Brittannië, de VS en Australië krijgen om de zoveel jaar het advies van hun medische commissie om de sport te verbieden. De World Medical Association vindt boksen eveneens te gevaarlijk en ijvert voor een verbod.

De vraag is hoe we mensen beschermen tegen hun eigen vrije wil’, zegt Matser. ‘Als mensen die in de supermarkt werken evenveel risico liepen op hersenschade, zou dat werk al lang verboden zijn. Maar boksen valt niet in die ‘normale’ wereld, er zijn andere belangen mee gemoeid.’ Zelf vindt Matser dat onze hersenen te fijngevoelig zijn om er risico’s mee te nemen.

Trainer De Vulder vindt dat het boksen vandaag al veel meer medisch verantwoord is dan een jaar of twintig geleden. Hij maakt ook het verschil tussen professioneel en amateurboksen. Bij dat laatste gaat het er niet om de tegenstander KO te slaan, je scoort enkel punten met je technische prestaties. ‘Een scheidsrechter zou bij het begin van zijn carrière een keuze moeten maken tussen de twee. Bij amateurkampen moet hij de boksers beschermen; bij professionele kampen mag hij wat langer wachten voor hij iemand uit de wedstrijd haalt.’ Van Driessche is het daar niet mee eens: ‘Beide groepen, en ook andere sporters, moeten beschermd worden tegen hersenschade.’

Boksers zijn zelf niet altijd op de hoogte van de risico’s. Preventie en informatie is nodig, vindt de commissie risicogevechtssporten. Maar dat zal natuurlijk niet alles oplossen. ‘De bokswereld heeft zijn eigen normen en waarden’, zegt Erik Matser. ‘Als een voetballer bewusteloos op het veld ligt, staan de kranten vol met experts die de hersenschade moeten uitleggen. Als een bokser knock-out gaat tijdens een kamp, kijkt niemand daarvan op.’

Onderwerpen