Spring naar de content

Een nieuwe leiding voor Ajax

Als je de verkering tussen de vriendin en mij beschouwt als een eindeloze Zomergasten-aflevering (en waarom NIE, om José De Cauwer te citeren), was het voorbije weekend het gedeelte waarin de presentator wat vastgekoekte jeugdherinneringen van de gast probeert los te weken, in een bakje Ajax (onthoud die naam) allesreiniger van fluistervraagjes en niet geheel waterpas staande parallellen met jeugden van culturele posterboys als Peter Verhelst en Rocky Balboa.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Frank Heinen

We waren afgezakt tot diep in de kontzak van de kaart van Nederland. (Met de NS, bekend van het duo Oei en Knoei, twee inktvlekken die eerst die goeie ouwe Railrunnerhaas met de conducteursoutfit eruit gewerkt hebben en nu argeloze kinderen uitnodigen voor ‘een knettergekke reis’. Is de reis knettergek, of Oei en Knoei? Ik vermoed beide). Ons knettergekkereisdoel was een extended family dinner in een hitte waarin alleen de hitte zelf als gespreksonderwerp vers bleef. De gevierde columnist kon niets anders doen dan in een tuinstoel wachtten tot hem wat werd aangeboden, want hij zweette als een plakje jonge kaas en kleefde aan de als tuinmeubel vermomde eetkamerstoel als een net gelegde plak hondenpoep aan het profiel van een kinderschoen.
Alle gangen bestonden uit hoofdgerechten, dat was nieuw.
De vriendin stond de hele tijd te bellen, achter in de tuin, de voeten in de vijver. Bij ieder gesatéprikkerd cherrytomaatje met mozzarella dat ik haar kwam brengen, hief ze afwerend haar vrije hand op. Ik hoorde dingen zeggen als ‘Hand op de knip’ en ‘Structureel wanbeleid’. Dat kon dus overal over gaan.
‘En valt er in de schrijverij nog wat te verdienen?’ vroeg een oom met tomatensaus in zijn snor. In de verte hoorde ik de vriendin Arnon Grunberg citeren in zijn rol als niet betalende hoerenloper in Ben Verbongs film De kassière uit 1989.
‘Sodeju, hé!’

Halverwege het diner fluisterde ze me plots iets in het oor.
‘Trek in die banaan.’
‘Dat is vitello tonato,’ zei ik.
‘Ik heb een nieuwe baan,’ lispelde ze. ‘Ik ga bij Ajax de boel opnieuw op poten zetten.’ De schaal met bruschetta’s passeerde. Ik nam er twee. Een voor mij, en een voor mijn hartverzakking.

Ziyech. Uilenbal
De vriendin bij Ajax, zo out of the box hoor je het zelden. Iemand van buiten de club aanstellen is een ding, iemand uit een ander zonnestelsel de teugels van een Arabische volbloed met de blafhoest in handen geven een tweede.
Onze Zomergasten-verkering was inmiddels op het punt beland waarop een hoogleraar ouderengeneeskunde haar hoge hoed afzet en er een konijn (en daarna een geit) uit tevoorschijn tovert. En de Thomas Erdbrink van dienst (moi) moet daar maar weer welbespraakt en intelligent op inhaken.
‘Hoezo Ajax?’ vroeg ik. ‘Ik bedoel: hoezo jij?’
‘Ze hadden mijn nummer.’
Ik was op de hoogte van de trubbels binnen wat bij Ajax altijd nogal hoogmoedig ‘de organisatie’ wordt genoemd. Ook ik had het artikel van Pieter Zwart op Catenaccio gelezen. Vergaderingen die niet genotuleerd worden, gescoute spelers die niet worden gekocht, beroepsjodelaars die invloedrijke leden worden omdat ze een keer tijdens een gek avondje in de businesslounge op hun hoofd staand ‘Kleine kokette Katinka’ hebben geboerd, gekochte spelers die niet worden gescout; Roger van Boxtel noemde Ajax ooit niet voor niets een ‘omgekeerde wasmachine voor bestuurders’: je gaat er schoon in en je komt er besmeurd weer uit.
(Roger, een omgekeerde wasmachine maakt de dingen niet vies. Een omgekeerde wasmachine doet het gewoon, als je ‘m goed aansluit. Wat jij bedoelt, is een modderpoel. Ajax is een modderpoel. En nou allemaal!)
De kop boven al die harde noten was: ‘Ajax wordt geleid door amateurs.’
Wat dat betreft koos men voor consistentie. Want je kunt veel van de vriendin zeggen, maar niet dat ze een professional is.
‘Met wie bel je nu steeds?’
‘Ene Marc.’
Ze liet de schaal gekruide gehaktballetjes passeren.
‘Maar je hebt al een baan,’ zei ik.
‘Dit hoeft niet te veel tijd te kosten,’ zei ze. ‘Ze spelen maar eens per week.’
Daar ging de telefoon alweer. Het duurde even voor ik de beltoon herkende. “Dit is mijn club”, van Kees Prins.
‘Ja? Edwin? Ja? Zeg maar dat ie de Africa Cup in zijn haar kan smeren, met alle kwalificatiewedstrijden erbij. Geen verzwikte enkeltjes oplopen op een of andere savanne, van mijn acht ton netto.’ Ze hing op, stak haar lepel in een pan vissoep en zei: ‘Ziyech. Uilenbal.’
Zo kende ik haar niet. Zakelijk, als een 0-2 uitoverwinning bij De Graafschap.

Het werd een van de vreemdsoortigste cleanfamilydinnertje uit een door films als Meet the Fockers ontsierde geschiedenis. De vriendin stond de helft van de tijd in de vijver afwisselend journalisten af te poeieren (‘Ga jij nog eerst eens een paar jaar vuilniszakken van Jupiler League-spelertjes doorspitten en bel dan nog maar eens terug’), te onderhandelen met de familie Ziyech (‘Of ik ervoor kan zorgen dat hij beter wordt in FIFA 2016? Ik kan ervoor zorgen dat hij er sneller uitligt bij Ajax, als je daar interesse in hebt.’) en die zacht geworden croutons van vriendinnen van d’r te bellen (‘Ik heb een nieuwe baan. Je raadt nooit waar. Nee. Nee. Nee, ook niet. In Amsterdam! Ja echt! Su. Per. Tsjil inderdaad.’).
De schoonfamilie leek verre van verbaasd. Misschien dachten zij dat het om een ondergeschikte functie bij een allesreinigergigant ging. Ook mooi.
Later die avond bestelde de vriendin pizza’s voor het hele gezelschap. Dat was na vijf hoofdgerechten.
‘Waarom doe je dat?’ vroeg ik.
‘Wat heb je aan geld als het op de bank staat?’ antwoordde ze.
Nog weer later – de pizza’s lagen met al hun vettige geursporen in de compost-Kliko – begon ze als een gek te schrijven.
‘Wat doe je?’
‘Notuleren.’

Modernisering van de clubstructuur
Na een tiramisu’tje om het af te leren (en een voor onderweg, en nog een voor achter m’n oor), een weltrustenlimoncello en zes slaaplekkercrackers met stoofvlees lag ik me in het reusachtige logeerbed een olympische bronzen plakwinnaar in het demonstratie-onderdeel all you can eat te voelen.
De vriendin lag er ook, vredig dromend van kwalificatie voor de Champions League. Af en toe mompelde ze wat losse, onsamenhangende zinnetjes.
‘Structureel wanbeleid. Geen crisis. Flop. Geen paniek. Frisse kijk. Kikkererwtenpasta met parmezaan.’
Ik schudde zachtjes aan haar schouders. Alleen om die enorme verantwoordelijkheid erop te voelen. ‘Slaap je al?’
Ze opende haar ogen.
‘Peter Bosz?’
‘Nee. Ik ben het maar.’
Ze bleef in de verte van de logeerkamer staren. Achter mij hingen nooit overtroffen knutselwerkjes van lang geleden.
‘Waar denk je aan?’ vroeg ik. ‘Aan de privileges van bepaalde leden? Aan de nieuwe weg? Aan Rostov? Aan het noodzakelijke moderniseren van de clubstructuur, met behoud van de identiteit?’
‘Ik zat te denken: we kunnen morgen ook gewoon een salade eten. Couscous, feta, beetje koriander.’
Als je de verkering tussen de vriendin en mij beschouwt als een eindeloze aflevering van Zomergasten, was dit het moment waarop een van de twee onherroepelijk in slaap viel.