Spring naar de content

Wanneer artistieke vrijheid iemands privacy schendt

De artistieke, en daar mee literaire, vrijheid is bij ons een gerespecteerd recht, maar een absolute kunstexceptie bestaat niet. Een romanschrijver gaat daardoor niet automatisch vrijuit wanneer hij met zijn werk iemands privacy schendt. De rechter maakt in voorkomende gevallen een belangenafweging tussen kunstvrijheid (meningsvrijheid) en persoonlijkheidsrechten. Nathalie Hauksson-Tresch deed voor haar dissertatie onderzoek naar de botsing tussen deze twee rechten.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Door Postma

Onderzoek
Hauksson-Tresch analyseerde veertien literaire werken en de daaropvolgende rechtszaken. De boeken waren allemaal geclassificeerd als romans, maar bevatte ook niet-fictieve elementen en kregen een juridische nasleep door individuen die de auteurs aanklaagden omdat ze zichzelf herkenden in de romanpersonages.

In haar onderzoek bespreekt Hauksson-Tresch de verschillende definities van privacy in relatie tot de wet en in hoeverre rechters verschil maken tussen teksten die zijn gekenmerkt als fictie en non-fictie. Het onderzoek laat zien dat er vaak verschillend wordt geoordeeld. De rechters refereren bij hun oordeel aan het genre van de tekst, maar volgens Hauksson-Tresch zijn zij niet altijd in staat dat goed te bepalen. “Het is een interessante vraag of de rechtbanken wel de competentie hebben om dit te bepalen en op welke criteria zij hun beslissing baseren.”

Oplossingen
Om voor een betere balans tegen de conflicterende rechten te zorgen, stelt Hauksson-Tresch een aantal verandering voor:

  • Een wet die er voor zorgt dat een literair werk dat gepresenteerd wordt als roman, ook als dusdanig wordt behandeld in de rechtbank.
  • Dat de uitgever faciliteert dat iedereen die zich geschonden voelt doordat hij in een boek voorkomt de gelegenheid krijgt op de auteur te reageren.
  • De mogelijkheid voor rechters om literatuurwetenschappers advies te vragen, bijvoorbeeld bij het bepalen welke elementen fictief zijn.

Veel auteurs zijn – vanzelfsprekend – van mening dat hun werk op zichzelf staat en zij niet veroordeeld mogen en kúnnen worden om privacyschending. De Franse rechtszaak over het boek Fragments d’une Femme Perdue in 2011 en de Duitse rechtszaak over Esra van Maxim Biller in 2007 waarbij de auteurs schuldig werden bevonden aan privacyschending leidde tot grote opschudding in de literaire wereld.

In de Volkskrant van 20 oktober 2007 beklaagden vooraanstaande auteurs, onder wie Adriaan van Dis en Nelleke Noordervliet zich over de uitspraak van de Duitse rechtbank: “Als degene die zich meent te herkennen in een kunstwerk het laatste woord krijgt in de kwestie of verspreiding daarvan al dan niet geoorloofd is, wordt de artistieke vrijheid ontoelaatbaar ingeperkt. Het is bovendien een slechte zaak wanneer rechters zich opwerpen als toetsende instantie voor de strikt individuele gevoelens van herkenning, in dit geval gekwetstheid door een kunstwerk. (-) De Duitse en daarmee de Europese literatuur verdienen beter dan door juridische zedenmeesters op de vingers gekeken en beknot te worden.”