Spring naar de content
bron: ANP/Olaf Kraak

De hoop op een lieve stad

Een lieve stad. Dat was de wens van Eberhard van der Laan voor de stad Amsterdam. Misschien een rare wens, omdat rauwe randjes nu eenmaal inherent zijn aan een grote stad. Toch heeft hij zich, eerst als minister en later als burgemeester, ingezet om de scherpste randjes van de stad glad te vijlen.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Tim Jansen

Als opvolger van Ella Vogelaar maakt hij in 2008 de lijst met Vogelaarwijken bekend. Een van de Amsterdamse wijken op die lijst is de Transvaalbuurt. Het wordt een van de succesverhalen van het beleid. Gebouwen worden gerenoveerd, pleinen opgeknapt, louche winkels gesloten en ingeruild voor hippe horeca. In 2013 verdwijnt de buurt van de lijst en inmiddels klaagt men vooral over gentrificatie. Een luxeprobleem vergeleken met de recente geschiedenis, maar de Amsterdammer moet wat te kankeren hebben.

De wijk wordt aan een kant begrensd door een ringvaart. Een van de bruggen over die vaart is een lompe betonnen constructie uit de jaren vijftig, een tijd waarin schoonheid het nogal eens verloor van efficiëntie. Aan weerskanten van de brug liggen twee brede voetpaden, een bestraat fietspad en in het midden twee on-Amsterdams brede rijstroken voor auto’s. Geen lust voor het oog, maar wie geluk heeft ziet een zwanenfamilie parmantig door de vaart dobberen en da’s al heel wat in de stad.

Kaap de Goede Hoopbrug

Op een zomerse dag fiets ik voor de voetbaltraining over de brug, waar ineens een bordje aan is gespijkerd. Kaap de Goede Hoopbrug staat erop. Daaronder staat nummer 256. Alsof de bordjemaker van mening was dat zo’n plompe brug niet uit de anonimiteit getild mag worden. Het was een stil protest tegen het plan van burgemeester en wethouders om alle bruggen een naam te geven. In 2016 riepen zij Amsterdammers namelijk op om een brug te vernoemen naar ‘belangrijke mensen’, maar andere namen waren ook toegestaan. En zo had de Transvaalbuurt ineens zijn eigen de Kaap de Goede Hoop.

‘s Avonds fiets ik voor de tweede keer op de brug, deze keer vanaf de kant met zijn valsplatte aanloop. Op de brug rommelen twee jochies tussen bouwmateriaal dat daar ligt. Met een schuin oog houd ik ze in de gaten, rotzooiende hangjongeren bestaan ondanks de gentrificatie nog steeds. Proberen ze nou plastic buizen in het water gooien? Wanneer ik dichterbij kom zie ik dat het ene kereltje vrij onschuldig op een stapel buizen is geklommen en is gaan zitten.

Zijn vriendje staat en maakt drukke gebaren. Hij scheldt op die ‘kankerfiets’ waarmee hij niet naar zijn ‘kankerschool’ kan. Terwijl ik moeizaam doortrap naar de top van de brug wordt de drukke jongen in onvervalst Amsterdams gecorrigeerd. “Gap, dat is heel vervelend, maar je gebruikt een heel erg woord. Dat ken niet.” Zijn vriendje komt tot inkeer en mompelt ‘sorry’.

Terwijl de laatste zonnegloed van de dag schittert op het water, kijk ik naar het bordje aan de overkant. Soms, heel soms, valt de wereld perfect op z’n plek. Zelfs op een onooglijk bruggetje in Amsterdam-Oost.