Spring naar de content
bron: ANP/AFP Foto/Emmanuel Dunand

De ‘onbeschrijvelijke’ entree van cultheld Jan-Willem van Schip

Wetmatigheid I: culthelden duiken altijd op waar je ze niet verwacht: bij Real Madrid, of in de koffiezaak om de hoek, of in Kabinet Rutte III. Of dus op het Wereldkampioenschap Baanwielrennen te Apeldoorn.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frank Heinen

Wetmatigheid II: baanwielrennen is over het algemeen beroerde grond voor culthelden om in te groeien. Te steriel, die eeuwige rondjes. Dan kun je beter met zes graden en slagregens over Toscaans grind rauzen en dan zo moe worden dat je op het Piazza del Campo te Siena – ter hoogte van die ijszaak met dat balkonnetje, u weet wel – zo ausgeputzt zijn dat je je voet niet meer uit je klikpedaal krijgt en erbij moet gaan liggen, zoals de Zwitser Stefan Küng zaterdag overkwam.

In het geval van de zesdaagsen is de baan dan weer te cult. Dat kan ook nog, beste cursisten. Te cult? Te cult. Curling is cult, curlers niet. Hebt u ‘m? (Apeldoorn is dan trouwens wel weer prima, qua cultmogelijkheden, ze hebben er zelfs een cult-ureel centrum.)

Maar goed, wie zich wetmatigheid I nog herinnert, begrijpt dat baanwielrennen bij uitstek een sport is waar dan toch plots opeens een cultheld opduikt. Dat gebeurde afgelopen zaterdag.
Zijn naam was Jan-Willem van Schip.
JW de Schipster.

Jan-Willem van Schip
Jan-Willem van Schip in actie tijdens de omnium in Apeldoorn. Beeld:

Stream of consciousness

Ik kende Dzjee to the Dubbeljoe nog niet goed. Ik had hem eens in de Avondetappe gezien, waarna hij (en dat lees ik dan nu weer op internet) in vijf dagen naar huis reed (fietste), met alleen een schone onderbroek, tandenborstel, twee fietsbroeken, een paar slippers en de historisch-kritische editie van de poëzie van Jacques Perk (nee hoor) in zijn zadeltas.
“Ik werd daar heel rustig van,” zei Schippie in een interview.

Nu is ‘rustig’ een relatief begrip. Wanneer ik op zaterdag op de bank lig te kijken naar het jaarlijkse sterratohapfestival van de Strade Bianche en ik voel op mijn voetzool het soort jeuk opkomen dat alleen met krabben weer weggaat, is de rust wat mij betreft al verstoord. Bij Schippie Schipstra ligt dat anders. Die rijdt van midden-Frankrijk naar Schalkwijk, leest een moppie Perk (nee hoor), eet een kadetje met kaas en wordt dan langzaam een beetje rustiger.

Wat wist ik verder van die John William from Ship die me daar zo even het universum der culthelden kwam binnengeharkt? Weinig. Dat hij dit seizoen bij Roompot zijn debuut als prof maakt, en dat hij stevig koersen ‘boren’ noemt, en wedstrijden ‘boorsessies’.

Dat was weliswaar veelbelovend, maar voldoende materiaal voor een schandaalbiografie was het nog niet.

Eén dag voor hij zijn tweede zilver zou halen, op het onderdeel omnium, viel de Schicht van Schalkwijk tijdens de puntenkoers nogal hard op. Het was het soort crash waarvoor je – breekbaar mens zijnde – minstens drie seizoenen Game of Thrones nodig hebt om weer een beetje boven Jan te komen. Maar Jan-Willem van Schip schudde twee keer met zijn hoofd, at een kadetje met kaas, spalkte in de kleedkamer twee losgeschoten botten met een elastiekje aan elkaar en las, bij wijze van voorbereiding op de volgende dag, nog een paar Perk-gedichten (nee hoor).

Wie de Schipmeister zaterdag na die te gek gave boorsessie en die geweldige zilveren omniummedaille (allesplak) aan Han Kock van de NOS hoorde uitleggen hoe het allemaal gekomen was, wist direct wat er gebeurt als je een kind twintig jaar lang op een strikt dieet van straffe espresso’s en het oeuvre van Garcia Marquez zet.

Het was, om in de woorden van J-W van S. te A. te blijven, vijf baks koffie erin en die Sensation White Magamix van 2016 erachteraan. Een stroom van woorden, die niet noodzakelijk iets met elkaar te maken hadden, en die door de luisteraar maar in de goede volgorde moesten worden gezet, een stream of consciousness van heb ik jou daar hallo zeg potverdomme – Virginia Woolf meets de liefdesbaby van Britt Dekker en Nathan Rutjes.

Schip: “En toen dacht ik nu moet ik me weer effe herpakken dus even rustig, pak je rust en toen dacht ik nu heb ik rust gehad dus nu gaat het weer beter.”
En Han Kock dacht: daar knutsel ik in de montage wel een begrijpelijk antwoord van.

Beeld:

Whitney Houston

Jan-Willem van Schip praatte maar door. Hij was een pannetje kokend water dat maar niet van het vuur gehaald wordt. Hij had het over een matje en een slaapzak die hij naar Apeldoorn had meegenomen, en hij zei: “Een mens kan geen twee dingen tegelijk, dus je moet één ding tegelijk doen.”
En Han Kock dacht hardop: “Ik snap er niks van.”

“Dat is ook de bedoeling,” riposteerde Jan-Willem van Schip, de Johan Cruijff van de betere boorsessie. Ik keek naar hem en vroeg me af wat hij nu zou gaan doen. Op zijn hoofd staan? Een stuk uit de baan bijten? How will I know van Whitney Houston playbacken, met een bijna rijpe banaan als microfoon?

Er gebeurde niets memorabels meer. Maar de belofte die daar in Apeldoorn werd gedaan, liet aan duidelijkheid niets te wensen over: die Schipmans, die ging de boel nog vaak verbijsteren.

“We gaan nog veel van jou horen,” mompelde de overrompelde (binnenrijm) Kock, omdat ‘Wij gaan nog vaak met onze oren klapperen om alle dingen die jij nog gaat zeggen’ niet klonk en de volgende ochtend schreef Van Schippovitsj op Facebook dat het allemaal ‘onbeschrijvelijk’ was geweest, wat natuurlijk even goed op zijn prestatie als op hemzelf kon slaan.

Onderwerpen