Spring naar de content
bron: ANP/Olaf Kraak

Bankenregels houden topsalarissen én bonuswoede juist in stand

Topbeloningen zijn in Nederland al twintig jaar onderwerp van publieke discussie. Met name na de financiële crisis van 2008 zijn veel maatregelen getroffen die hoge beloningen in de publieke sector en bij financiële instellingen aan banden leggen. Toch heeft dit de bonuswoede niet kunnen kalmeren.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Tim Jansen
ING-CEO Ralph Hamers. Beeld:

Begin zeventiende eeuw kwamen aandeelhouders van de VOC in opstand. Bestuurders zouden zichzelf verrijken, terwijl ze geen inzicht gaven in hun beleid en geen dividend uitkeerden. Al bij het eerste beursgenoteerde bedrijf ter wereld klonken klachten over de bestuurdersbeloningen. De recente onrust over het voornemen van ING om de beloning van topman Ralph Hamers te verhogen staat zo bezien in een lange traditie van kritiek op salarissen aan de top.

Alleen is de onrust, tegenwoordig #ophef geheten, nog zelden van aandeelhouders afkomstig. In tegenstelling tot de VOC-tijd zijn salarissen van beursgenoteerde ondernemingen en veel andere instellingen tegenwoordig openbaar. Deze grotere openheid voedt de publieke woede over topsalarissen. Tegelijkertijd jaagt die openheid ook topsalarissen verder omhoog, omdat bestuurders gemakkelijker onderling salarissen kunnen vergelijken.

‘Tot 1984 moesten beursgenoteerde bedrijven geen openheid geven over de inkomens van hun bestuurders.’

Wim Kok en exhibitionistische zelfverrijking

De term ‘exhibitionistische zelfverrijking’ wordt Wim Kok nagedragen, zeker nadat hij als commissaris bij ING in 2004 forse salarisverhogingen voor het bestuur goedkeurt. Woorden die Kok overigens niet letterlijk in de mond nam. In 1997 verklaart de premier bij een actualiteitenprogramma zich ongemakkelijk te voelen bij de rap stijgende salarissen aan de top. “Ik vind het ook geen goede voorbeeldfunctie hebben als miljoenen mensen er jarenlang mondjesmaat op voortuitgaan, terwijl er sprake is van een beetje exhibitionistische stijging van salarissen in directe of indirecte zin.”

De tekst loopt hieronder door. 

Vooral het laatste deel van zijn uitspraak is relevant. Vanaf de jaren tachtig kwamen, in navolging van Angelsaksische landen, optieregelingen in zwang in ons land. Veel bestuurders (en vaak ook werknemers) kregen zo het recht om tegen een vastgestelde prijs aandelen in het bedrijf te kopen. Bij een stijgende beurskoers kan er zo goed worden verdiend. De achterliggende gedachte is simpel. Met het toekennen van opties liggen de belangen van de bedrijfseigenaren in lijn met die van de bestuurders. Een stevig optiepakket van oud-Philips-topman Cor Boonstra vormde de directe aanleiding voor de uitspraken van Kok.

Nauwelijks opschudding

Voor die tijd veroorzaakten topsalarissen en salarisstijgingen nauwelijks opschudding in Nederland. Mede geholpen doordat beursgenoteerde bedrijven tot 1984 geen openheid hoefden te geven over de inkomens die zij aan bestuurders gaven. Vanaf dat jaar moesten zij alleen de totale salarissom aan de Raad van Bestuur in hun jaarverslag opnemen, waardoor individuele beloningen onzichtbaar bleven.

Dit veranderde in 2002 toen de wetgever voorschreef dat beursgenoteerde bedrijven de beloningen van de hoogste bestuurders op individuele titel moest publiceren. Volkskrant-journalist Xander van Uffelen beschrijft in het 2008 verschenen boek Het grote graaien dat minister Zalm van Financiën met de wet geen loonmatiging voor ogen had. Hij wilde simpelweg meer transparantie voor aandeelhouders. Zo klaagde aandeelhoudersvereniging VEB eind jaren negentig dat alleen de Raad van Commissarissen invloed had op bestuursbeloningen, terwijl optieregelingen invloed hebben op zittende aandeelhouders.

‘Traditioneel richt de hoge-inkomenskritiek zich grofweg op drie groepen bestuurders.’

Toelichting op de jaarcijfers van 2017 bij ABN AMRO. Beeld:

Openheid heeft niet het gewenste effect

De openheid bewerkstelligde volgens Van Uffelen het tegenovergestelde van matiging. Bestuursvoorzitter konden in zijn krant — de Volkskrant houdt sinds 1983 beloningen van bestuurlijk Nederland bij — hun salaris vergelijken met andere bestuurders.

Iets wat bij sommige bestuurders tot ongenoegen over de positie op de ranglijst en vervolgens tot een hoger salaris leidde. En zo ontstaat het befaamde haasje-over-effect waarbij bestuurders door onderlinge vergelijking het gemiddelde salaris in de gehele beroepsgroep opdrijven.

Het Centraal Planbureau concludeerde in 2010 dat de inkomens van de bovenste 0,1 procent sneller toenamen dan van de rest. Inkomens bij bestuurders van beursgenoteerde ondernemingen (die cijfers wel moeten openbaren) stegen sneller dan topbestuurders bij niet-genoteerde ondernemingen of publieke instellingen. Een stijging die deels te verklaren is door de internationalisering van het bedrijfsleven. Zo kan het zijn dat een Nederlands bedrijf een Amerikaans bedrijf overneemt waar de salarissen in de top hoger liggen. Als reactie kunnen de salarissen van de Nederlandse directieleden zijn verhoogd.

Van Uffelens boek verscheen net voor het uitbreken van de financiële crisis. In de tien jaar daarna zijn topinkomens en bonussen in het bijzonder geen moment uit de publieke discussie geweest. Bonussen worden regelmatig aangewezen als een van de motoren achter de financiële crisis. Deze variabele beloningen zouden in de financiële sector de aanzet zijn geweest tot riskant gedrag zoals het verstrekken van hypotheken aan gezinnen die daarvoor normaal niet in aanmerking zouden komen.

Kritiek op drie groepen bestuurders

Traditioneel richt de hoge-inkomenskritiek zich grofweg op drie groepen bestuurders: bij beursgenoteerde ondernemingen, bij (semi-)publieke instellingen en bij goede doelen. Ondernemers, sporters en artiesten die forse geldbedragen binnenslepen leiden zelden tot woedende opinie-artikelen en Kamervragen. De topsalarissen van de twee van de drie bekritiseerde groepen zijn inmiddels stevig aangepakt.

In 2004 was er commotie over het salaris van de directeur van de Hartstichting waarop de directeur uiteindelijk vertrok. Dat kostte de stichting niet alleen een forse vertrekpremie voor de directeur, maar ook veel donateurs en vrijwilligers. In 2005 kwam brancheorganisatie Goede Doelen Nederland met een beloningsregeling voor directeuren. Een jaar later volgde de Wet Openbaring Publieke Topinkomens.

‘Dat de bonuswoede voorlopig niet gaat liggen is na de kwestie ING nog maar eens bevestigd.’

Met overheidsgeld gefinancierde instellingen zoals ziekenhuizen, omroepen en onderwijsinstellingen moesten salarissen boven de Balkenendenorm (destijds 130 procent van het ministerssalaris). De wet voldeed niet aan de verwachtingen en werd in 2013 vervangen door de Wet Normering Topinkomens, die inmiddels al is aangescherpt. Topfunctionarissen in overheidsdienst of bij publieke instellingen mogen onder de wet niet meer verdienen dan de minister en vertrekvergoedingen zijn gemaximeerd op 75.000 euro.

Begin deze eeuw was er onder meer heisa over beloningen en afkoopsommen bij bedrijven als Getronics en Numico. In 2003 kreeg Albert Heijn zelfs te maken met een bescheiden consumentenboycot dat ontstond na de bekendmaking dat de nieuwe topman Anders Moberg stevig zou gaan verdienen. In de jaren na de crisis richtte de belonings- en bonuswoede zich vooral op de financiële instellingen. Vanuit Den Haag kwamen meerdere regels die bonussen inperken.

Ralph Hamers (rechts) en voorzitter van de raad van bestuur Jeroen van der Veer tijdens de jaarlijkse aandeelhoudersvergadering van ING Groep NV. Beeld:

ING

Banken en verzekeraars die staatssteun ontvingen mochten zolang de staat niet volledig terugbetaald was geen bonussen uitkeren. Alle financiële instellingen zijn onderworpen aan een bonusplafond. Hierdoor mag de variabele beloning niet hoger zijn dan twintig procent van het vast salaris. Een beperking die niet geldt voor bedrijven in andere sectoren. Oo het terugvorderen van bonussen bij beursgenoteerde bedrijven is mogelijk geworden, bijvoorbeeld als blijkt dat het toekennen is gebeurd op basis van onjuiste informatie.

ING passeerde met een handig foefje alle wetgeving door niet de bonus, maar het salaris van Hamers te willen verhogen. Allemaal conform de wetgeving die voor banken in sommige opzichten strenger is dan voor andere sectoren. Ondanks de wettigheid van het besluit en ondanks de 3,5 miljard euro rendement die de overheid op de verstrekte staatssteun boekte brak er bonuswoede uit.

Waar andere bedrijven tamelijk ongemoeid hun riant betaalde directeuren een forse salarisverhoging/aandelenpakketten kunnen geven blijft de financiële sector onder het vergrootglas van burger en politiek liggen. ING trok uiteindelijk de gouden keutel in, maar gezien de geschiedenis van de bank op dit vlak is het twijfelachtig of dat de laatste keer is.

Bij concurrent ABN AMRO ontvangt de top, in vergelijking met andere beursgenoteerde bedrijven, een relatief bescheiden vergoeding. Iets wat wel eens zou kunnen veranderen als de Nederlandse Staat haar laatste aandeel in de bank heeft verkocht. De volgende golf van beloningsboosheid lijkt een kwestie van tijd.