Spring naar de content
bron: ANP/Cor Lasker

Waarom Drenthe een eredivisieclub zou verdienen

FC Emmen kan dit weekend historie schrijven met een promotie naar de Eredivisie. Thuis speelde het 0-0 gelijk tegen Sparta Rotterdam. Frank Hettinga was erbij. Hij voelde zich een successupporter, maar ziet al te goed het belang in van eredivisievoetbal voor FC Emmen. En voor Drenthe.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Frank Hettinga

Op de hoofdtribune van de Oude Meerdijk groeit het besef: Ik ben een successupporter. In geen jaren ben ik hier geweest. Toch ga ik staan voor FC Emmen, klap mijn handen kapot en zing een paar liederen mee.

Emmen
Beeld:

Het is de finale om promotie en degradatie: Emmen ontvangt afgelopen donderdagavond Sparta, ook wel omschreven als The Battle Of The Dicks: Trainer Dick Lukkien versus Dick Advocaat. Als spandoeken mee zouden tellen, zou de thuisclub winnen.

Our Dick Is Bigger.

Enfin, dan hebben we de biecht alvast maar gehad. Als u nu verder leest, kunt u niet meer bij me aankomen met: “Pff, sukkel, successupporter.” Dat genoegen heb ik bij deze verpest.

Ik kan mijn plotse terugkeer goed verklaren, of althans, dat doet de voorzitter van FC Emmen voor mij, in Voetbal International. “Als je ergens in Nederland een mooi appartementencomplex ontwerpt, staan de mensen in de rij voor een plekje,” betoogt Ronald Lubbers. “In Drenthe wachten ze met zijn allen af tot het er staat, daarna willen ze een rondleiding en dan nog een paar dagen bedenktijd. Zo is het ook met ons in de play-offs. We hebben er zo allemachtig vaak aan meegedaan, maar het is nooit iets geworden. Ik wil het geen complex noemen, maar een Drent verwacht er niet snel meer iets van.”

Met een blos op de wangen voel ik mij – geboren en getogen Drent – aangesproken. Mijn aanvankelijke plan is de play-off-finale tegen Sparta op televisie te kijken, lekker veilig. Als het misloopt, roep ik: zie je nou wel, het wordt nooit wat!

Tot ik een bericht van het Dagblad van het Noorden onder ogen krijg: “FC Emmen heeft de hut al vol: Oude Meerdijk uitverkocht.” De rondleiding en de paar dagen bedenktijd waar Lubbers over spreekt die zijn al geweest, zeg maar. Geen studiootje of inloopkast meer over in het appartementencomplex.

Johan Derksen, tegenwoordig wonend in Grolloo, versterkt het gevoel op de website van RTV Drenthe dat ik iets groots zal missen. ’s Werelds oudste pundit is overtuigd van promotie. Zijn advies aan de spelers: wees geen ‘bange provinciaal’: “Emmen, heb schijt aan de hele wereld!”

Donderdagmiddag wens ik Emmen-speler Keziah Veendorp nog wel even succes: de eerste voetballer die ik interviewde, voor mijn studie. Destijds een talentvolle verdediger bij FC Groningen, samen met zijn beste vriend Richairo Zivkovic.

Eind vorig jaar sprak ik de inmiddels 21-jarige voetballer weer, namens Voetbal International. Door aanhoudende blessures en het verlies van zijn vader heeft hij zijn belofte nog niet waar gemaakt. Hij spreekt de hoop uit met Emmen te promoveren. Ik knik, maar aannemelijk lijkt het me niet. (Leest u nog eens de analyse van Lubbers).

Veendorp blijkt warempel nog twee kaartjes over te hebben. Zijn neefje heeft griep, zegt hij. Halsoverkop vertrek ik met de trein vanuit Utrecht naar Emmen. De kaarten staan op mijn naam en liggen bij de balie klaar voor mij en mijn vader.

Emmen
Beeld:

Bij de hoofdingang hangt een groezelig bord. In kapitalen staat er: ‘UITVERKOCHT, 8301’: verwijzend naar het aantal zitplaatsen. Een vol huis, dat is al drie seizoenen niet meer gebeurd. De vorige keer behaalde club de tweede ronde van de play-offs, maar sneuvelde tegen Roda JC. Nu is Roda al uitgeschakeld. Misschien een voorteken?

Tijdens de wedstrijd zie ik jongens als Cas Peters, Alexander Bannink, en Youri Loen langs de flanken denderen, voortvarend. Over en weer krijgen Emmen en Sparta kansen.

Langs diezelfde zijlijnen zie ik in de zomer van 2005 prille acties van degene die zich zou ontwikkelen tot de beste voetballer ooit: Lionel Messi. Argentinië tegen Duitsland, groepsfase WK Onder 20. Messi wordt dat toernooi 18 jaar oud, wint de Gouden Schoen en de Gouden Bal, uit de handen van onze prins.

Messi, voetballend in de Oude Meerdijk. Dan al heeft de aanvaller van Barcelona een aantrekkingskracht op mij, als een glas limonade op een wesp. Mijn benen bewegen me van de tribune en trappen af. Ik houd halt bij de reclameborden. Net op dat moment gooit Messi in. Precies voor mij. Natuurlijk gooit hij de bal in. Want: “Degene die ingooit, is de ‘enigste’ speler die vrijstaat,” aldus Johan Cruijff.

Ik kan La Pulga, de Vlo – dan nog met Beatles-coupe, zonder rode baard of tattoo sleeves – bijna aanraken. Ik roep hem, maar Messi reageert niet en een steward tikt mij vriendelijk doch dringend op mijn schouder: ga jij even terug naar je plekje.

Ik zou graag een heldenepos opdissen, dat ik behoorde tot een select groepje onverschrokken Emmen-hooligans. Maar voor anekdotes over blikken bier, knokpartijen, schorre kelen en capuchons verwijs ik u naar schrijver Freek van Kraaikamp en zijn boek Elitepauper.

Ik moet u teleurstellen: in mijn jeugd zit ik met een AA-‘tje en een zak snoep op de tribune tijdens verjaardagspartijtjes van een van mijn vriendjes of tijdens het jaarlijkse uitje van mijn plaatselijke amateurclub.

In deze stad ga ik naar de middelbare school en zie in het blauwe stadionnetje voor het eerst profvoetbal én mijn eerste voetbalheld: rechtsbuiten Jeffrey de Visscher. Hij komt in 2001 op huurbasis van eredivisieclub FC Twente. Dan moet hij wel goed zijn, denk ik als negenjarige.

Aan het eind van zijn carrière komt De Visscher nog terug, maar Emmen ontslaat hem op staande voet, in 2012. Waarom vraagt u zich af? Het woord is aan het Algemeen Dagblad uit die periode: “De Visscher raakte twee weken geleden zijn rijbewijs kwijt, toen de politie hem in Emmen in dronken toestand naast zijn auto poepend aantrof. De voetballer zei niet in de auto te hebben gereden, maar claimde dat een vriend achter het stuur had gezeten. Hij wist alleen niet meer wie dat was en waar hij was gebleven.”

Emmen
Beeld:

Dan ben ik al verhuisd naar Groningen, naar Utrecht. En al die jaren zwemmen de Rood-Witten in het beekje dat de eerste divisie heet. FC Emmen is geen stevige zalm die uit het water springt, de eredivisie in, maar een schriel voorntje dat zijn plek in de voedselketen kent.

Ook ik maak Emmen weleens belachelijk, moet ik eerlijk bekennen. Ik schamper, opdat een ander het niet zal doen, voor mij. Ik dek me in. Al heb ik van de Drentse zanger Daniël Lohues geleerd nooit de eigen afkomst te verloochenen. De Oude Meerdijk, waar het rood en wit van de kuipjes is vervaagd en verkleurd in een aftands grijs en roze,” zeg ik dan. “Waar slechts plukjes supporters op de tribunes zitten. Profvoetbal gespeeld voor de ouders.”

Gechargeerd natuurlijk, maar vol is het er nooit echt geweest naar mijn beleving. Nu wel. De supporters snakken naar de eredivisie, zegt verdediger Jeroen Veldmate in VI. Net als ik hebben alle andere Drenten in het appartementencomplex een rondleiding achter de rug. En die dagen bedenktijd zijn inmiddels ook wel verstreken.

Emmen – Sparta eindigt in 0-0. Het kan. Een 1-1-gelijkspel, op het Spartaanse Kasteel is al voldoende. De supporters van Emmen nemen alvast een voorschot, ze zingen naar de Rotterdammers: Zij gaan naar Enschede, Zij gaan naar Enschede: FC Twente achterna, als degradant uit de Eredivisie.

Emmen
Beeld:

Voetbal, en sport in het algemeen, is voor een regio of land als de toverdrank van druïde Panoramix uit Asterix & Obelix. De WK’s voetbal georganiseerd in Rusland en Qatar zullen deze landen in zekere zin in een beter daglicht stellen – of we het nu willen of niet.

Zo bezien zou FC Emmen die rol op zich kunnen nemen voor Drenthe: het clichébeeld doorbreken van een provincie die enkel bestaat uit hunebedden en turf.

Of – los van de beeldvorming – zoals voorzitter Lubbers het in VI verwoordt: “Als wij na 33 jaar in de Eredivisie terechtkomen, hoop ik dat er een bepaald zelfbewustzijn ontstaat. Dat het gevoel van die Eredivisie is voor de rest van Nederland verdwijnt. Dat de schuchterheid wat minder wordt en we met zijn allen voelen: wij doen mee, wij zijn Drenthe.”