Spring naar de content
bron: ANP

Politiek en de kunst van het niet antwoorden

Iedere journalist, nee, iedereen die geïnteresseerd is in de vraag hoe de pers dient te functioneren in een democratie, zou tenminste één keer per jaar het beroemde interview moeten terugzien dat Jeremy Paxman van Newsnight in 1997 heeft gehouden met Michael Howard, de toenmalige leider van de Tories.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Max Pam

Maar liefst twaalf keer achtereen stelde Paxman dezelfde vraag: had Howard nu wel of niet gedreigd een gevangenisdirecteur te overrulen? Telkens gaf Howard geen direct antwoord en probeerde hij in een mist van woorden te vluchten naar de formele kwestie of hij eigenlijk wel de autoriteit bezat om zoiets te doen. Paxman liet het er niet bij zitten en herhaalde met een stalen gezicht zijn vraag. De hele voorstelling duurde meer dan acht minuten. Howard ging de geschiedenis in als de “grilled man” die nimmer antwoord gaf.

Het heeft twintig jaar geduurd voordat Howard terugkwam op deze voor hem zo pijnlijke kwestie. In 2017 zei hij tegen The Telegraph dat het hele interview hem nog steeds absurd voorkomt, dat hij op die bewuste dag moe was van het campagnevoeren en dat zijn hoofd, eenmaal gearriveerd in de BBC-studio’s, naar hele andere zaken stond. Anders had hij wel meteen gezegd dat hij nooit had gedreigd. Anders had hij dus gewoon “nee” geantwoord.

Dat stuk in The Telegraph refereert aan nog een feit, dat mij onbekend was. Paxman zou gretig de vragen hebben herhaald, omdat er na Howard nog een item zou komen. Dat was evenwel op het laatste moment was weggevallen. Het is dus een kwestie van tijdrekken geweest. Briljant tijdrekken, dat wel, want anders had de Tory-leider zich niet zo in de nesten gewerkt.

Aan dit interview moest ik denken, toen ik las over het recente onderzoek(je) van de Britse psycholoog Peter Bull. Zoals veel psychologen ontdekte Bull iets dat iedereen eigenlijk al weet, maar waarvan het toch goed is dat iemand uitzoekt of het werkelijk ook zo zit. Het was Bull, en velen met hem, opgevallen dat Theresa May vrijwel nooit antwoord geeft op vragen. Niet alleen journalisten worden door haar met een kluitje in het riet gestuurd, ook oppositieleider Jeremy Corbyn en andere Lagerhuisleden moeten het in de debatten regelmatig stellen met een vraag zonder antwoord. Vermoedelijk zal Corbyn, eenmaal zelf aan de macht, geen haar beter zijn dan May, maar haar te overtreffen in haar wolk van clichés zal niet eenvoudig zijn.

Volgens Bull, die het narekende door tientallen interviews te lezen en te zien, geeft May maar op 11% van de gestelde vragen een antwoord. Dat is net 1 op de 10! Veel van de 9 andere vragen worden gewoon genegeerd. Een tactiek is ook antwoord te geven op een vraag die helemaal niet gesteld is. Vragen zeilen op die manier weg in de vergetelheid. Bull keek ook naar de antwoordbereidheid van Blair en Cameron. Ook die scoren niet hoog, maar nog altijd dik het dubbele van May. Van een gemiddelde politicus wordt geschat dat hij (of zij) tussen de 40% en 50% van de vragen op een directe manier beantwoord.

Nog altijd minder dan de helft.

Hoe moet de pers nu omgaan met die politieke onwil en die politieke onmacht? Als ik journalisten met microfoons en camera’s achter politici zie aanhollen, dan word ik altijd overvallen door een gevoel van plaatsvervangende schaamte. De quotejescultuur zit diep ingebakken en eigenlijk heb ik zelden meegemaakt dat al dat gehol iets substantieels oplevert. In de categorie leuterpraatjes valt ook het optreden van Jaïr Ferwerda op, die voor Jinek bijna dagelijks leuk mag doen. Maar zie – omdat het bij Ferwerda nooit ergens over gaat, zijn politici in dit geval maar al te zeer bereid om vragen te beantwoorden. In Nederland heet zo iemand: ‘politiek verslaggever’.

Het niet antwoorden op vragen is door veel politici tot een ware kunst verheven. Al in de jaren vijftig en zestig vond de legendarische NRC-journalist André Luijendijk (geen familie) dat het nutteloos was om politici te interviewen. Indachtig de scheiding der machten, was hij er ook sterk tegen dat journalisten met politici bevriend zouden raken. Luijendijks motto luidde: “Politici, daar praat je niet mee, daar schrijf je tegen!”

Die houding, hoe overtrokken misschien ook, heeft de journalistiek laten varen. De afstandelijkheid heeft vaak plaats gemaakt voor een houding van ouwe-jongens-krentenbrood. Dit proces is al lange tijd aan de gang is.

Onlangs zag ik kort achter elkaar twee speelfilms over een Amerikaanse politicus: Vice en The Front Runner.

Vice vertelt het verhaal van Dick Cheney, die van 2000 tot 2008 vicepresident was onder George W. Bush. In diens regering was Cheney de éminence grise, de geheimzinnige man op de achtergrond, die door manipulatie zijn zin probeert door te drukken. De figuur van Cheney wordt enigszins karikaturaal neergezet, hij is in geen enkel opzicht sympathiek, zij het dat hij zijn rol als gezinshoofd nooit uit het oog verliest. Hoewel Cheney wel eens optrad in het programma Meet the Press beantwoordde hij persvragen meestal met tegenzin. Hij gaf jongere collega’s het advies: “Bied nooit excuses aan, leg nooit verantwoording af.” Rond Cheney zijn altijd geruchten geweest van corruptie, die vooral te maken hadden met het oliebedrijf Halliburton, maar er werd nooit iets bewezen en aanklachten zijn geseponeerd. Ook de film laat die heikele kwesties enigszins in het midden, met als gevolg dat de pers in Vice nauwelijks een rol speelt.

Dat is heel anders in The Front Runner. Deze film vertelt het verhaal van de Democraat Gary Hart, wiens kansen op het presidentschap waren verkeken toen hij ervan werd ‘beschuldigd’ een buitenechtelijke relatie te onderhouden. Noch Hart noch zijn vermeende maîtresse heeft zich destijds uitgelaten over de affaire, omdat zij beiden vonden dat het een privacy-kwestie was. De pers had daar niets mee te maken. Hart weigerde consequent elke vraag in die richting te beantwoorden. Dat heeft hij tot de dag van vandaag – hij is inmiddels 82 – volgehouden.

In de Kennedy-tijd was het een Amerikaanse president nog toegestaan rond te hoereren, zo lang hij de staatsbelangen niet verzaakte. Maar wat John F. zich nog kon permitteren, lukte Gary Hart niet meer. De zeden waren veranderd en zouden in de loop der jaren nog puriteinser worden. Hierbij zij opgemerkt dat Kennedy een aanzienlijk grotere schuinsmarcheerder was dan Hart. Eigenlijk was alleen al de suggestie van overspel genoeg om Hart ten val te brengen. De pers, en met name de Miami Herald, heeft in die val een bijzonder kwalijke rol gespeeld. Nooit eerder is de run op publieke figuren zo heftig geweest als toen in 1988. Met schotels, straalzenders, zendmasten, kortom, met de allernieuwste apparatuur, stond de pers voor het huis van Hart en zijn gezin. Ondertussen draaiden helikopters rondjes boven het appartement van zijn vermeende maîtresse. Het drama was des te pijnlijker, omdat Hart altijd een grote openheid in de politiek had bepleit – en zelf ook had gepraktiseerd. Maar nu weigerde hij uit principe vragen te beantwoorden, en die omgekeerde wereld kostte hem de kop.

Overigens is later gesuggereerd dat Hart het slachtoffer is geworden van een dirty trick door de Republikeinen. De beruchte Lee Atwater, die voor de Republikeinen wel meer smerige zaakjes heeft opgelost, zou gezegd hebben: “I fixed Gary Hart”.

De film over Hart is in alle opzichten boeiender dan die over Cheney. Pikant detail is dat de toenmalige maîtresse van Hart inmiddels veel meer een publiek persoon is geworden dan Hart zelf, die zich min of meer uit het openbare leven heeft teruggetrokken. Zijn maîtresse van toen is Donna Rice, inmiddels 60, en een fel aanhangster van Donald Trump. Hier een interview met “de 60-jarige oma” naar aanleiding van The Front Runner.

Overigens deed de Daily Mail ook nog een duit in het zakje. Schandelijk natuurlijk, maar probeerde dit soort stukken maar eens niet te lezen. Zo dirty werkt de menselijk geest, zelfs dertig jaar later.

Onderwerpen