Spring naar de content

Arie Storm: ‘Ik vind niet álle schrijvers volstrekte imbecielen’

Arie Storm (Den Haag, 1963) is literatuurrecensent en schrijver. Vorige week verscheen zijn essay Het horrortheater van de Nederlandse literatuur.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Robbert van Rijswijk

Zeg, waar gaat uw boek over?
“Over de vraag: waarom lees ik eigenlijk? Ik houd heel veel van lezen, maar toen ik net begon te schrijven maakte ik de denkfout dat ook de literaire wereld heel interessant is. Nou, dat is niet altijd het geval, om het zo te zeggen. Die constatering bracht me terug bij de vraag waarom ik dan eigenlijk nog lees.”

U noemt de literaire wereld een horrortheater en u schrijft: ‘Het Nederlandse boekenvak, zoals dat wel wordt genoemd, is kinderachtig, commercieel en opportunistisch.’ U klinkt rancuneus.
“Nee, zo is dat niet bedoeld. Alsof iemand mij iets heeft aangedaan en ik daar wraak op neem… dat speelt helemaal geen rol. Het is een constatering. Horror associeer ik met griezelig gedrag en er zijn behoorlijk veel mensen die een griezelige rol spelen in de literaire wereld. Mensen doen zich echt anders voor dan ze zijn, zijn vaak hypocriet en enorm gericht op verkoop. Als je een boekwinkel binnenstapt, zie je dat opportunisme en commercie hoogtij vieren. Dat staat haaks op de literatuur, want het aantrekkelijke van literatuur is juist het intieme karakter.
“Maar heb nog even geduld, ik zal hier uitgebreid op terugkomen bij mijn precisiebombardement, haha.”

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Word abonnee

Probeert dat Nederlandse boekenvak niet gewoon zo goed mogelijk aan te sluiten bij de wensen en smaak van de lezende massa?
“Natuurlijk. Het boekenvak wil boeken verkopen – ook als die zijn geschreven door tweederangs schrijvers of kitschschrijvers – en maakt daarom gebruik van propaganda, die zich altijd richt op de grote massa. Dat begrijp ik best. Wat mij daarbij wel enorm verbaast is dat vier serieuze recensenten afzonderlijk en in verschillende kranten een positief stuk kunnen schrijven over een literair meesterwerk, maar dat zij daarmee minder invloed hebben op de verkoop dan iemand die het boek op tv in de lucht houdt en zegt dat-ie ontroerd raakte, om maar zo’n cliché te noemen waarmee ze iedereen in de maling nemen. Dat doet me huiveren over hoe het met de massa gesteld is.”

U schrijft dit boek onder het motto van de romantische dichter John Keats: ‘Ik heb absoluut mijn buik vol van literaire lieden en wil nooit meer iets met ze te maken hebben.’ Welke schrijvers schaart u nog wel onder uw vrienden?
“Jamal Ouariachi en Gustaf Peek beschouw ik als goede vrienden. Sophie Zijlstra ook. Ik noem er nu drie in het wilde weg; er zijn wel meer schrijvers op wie ik erg gesteld ben. Het is dus niet zo dat ik álle schrijvers volstrekte imbecielen vind.”

Wat is de mooiste zin uit uw boek?
We zijn er helemaal alleen.
“Objectief gezien is het natuurlijk geen schitterende zin. Jij zou hem bij wijze van spreken ook kunnen bedenken, waarmee ik je niet beledig, hoop ik, haha. Het is de laatste zin, en door de aanloop in het boek krijgt zo’n zin kracht. Lezen is het mooist als je het helemaal alleen doet. Niet in theaterzaaltjes met Adriaan van Dis erbij.”

En de slechtste?
“Ik citeer in het boek meermaals Job Jan Altena, die gek van de CPNB. Hij twittert en sluit elke tweet af met de hashtag #eenboekkanzoveeldoen. Elke zin die eindigt met die hashtag is een slechte.”

Hoe ziet een gemiddelde schrijfdag eruit?
“Ik sta om zeven uur op en werk dan tot een uur of één. Daarna doe ik niets meer en ga ik lezen. Ik werk altijd aan veel projecten tegelijk. Zo ben ik nu bezig met een roman en met de vertaling van een boek van Thomas Hardy, een negentiende-eeuwse schrijver, en de vertaling van een boek van Ted Chiang, een schrijver van sciencefiction.”

Wie zijn uw proeflezers?
“Die heb ik niet. Mijn vrouw leest het wel, maar pas als het af is. Ik doe namelijk niet aan versies. Als je negen versies moet schrijven, is het geen goed boek. Ik hecht erg aan opmerkingen van redacteuren, hoor, maar ik zou er niet tegen kunnen als ze zeggen dat het helemaal anders moet of dat er nog aan het boek geslepen moet worden. Ik heb de indruk dat er nu veel redacteuren zijn die literatuur vlak willen maken, die willen dat het boek lijkt op andere boeken. Het eigenlijke gaat zo van de literatuur af, terwijl dat juist bij literatuur hoort. Een boek mag best een beetje raar zijn.”

En hoeveel verdient u hier nou mee?
“Ik heb een voorschot gekregen van 3.000 euro. Het boek kost twintig euro, waarvan ik tien procent krijg…
Lachend: “Mijn vrouw zegt nu dat ik blij mag zijn als ik er 500 verkoop.  
“Ze heeft er verstand van, ze zit in het vak (Josje Kraamer is redacteur bij Uitgeverij Querido – RvR). Ze kijkt nu ook een beetje boos; ik denk dat ze wil dat ik nou gewoon eens een bestseller schrijf.”

Wie zijn uw favoriete Nederlandstalige schrijvers?  
“De schrijvers die ik als mijn vrienden beschouw, vind ik erg goed. Ik ben opgegroeid als liefhebber van Reve; hij durft zo veel als schrijver. Maarten ’t Hart heeft mij in mijn jeugd aan het lezen geholpen, wat veel mensen raar vinden en niet geloven. Ook Simon Vestdijk en Willem Brakman vind ik goed, maar misschien is het slecht voor de verkoop van mijn boek als ik hen noem; niemand leest hen meer.”

Tot slot: op het huis van welke schrijver zou u wel een precisiebombardement willen laten uitvoeren?
“Het gaat niet om het huis van een schrijver, is dat erg? Allereerst wil ik zeggen dat ik het jammer vind dat het niet echt gaat gebeuren. Ik zou heel graag willen dat het precisiebombardement wordt uitgevoerd op het gebouw van de CPNB, tijdens kantooruren, zodat ze er wel allemaal zitten. Dan zijn ze dus allemaal weg en kunnen we twee dingen doen: nieuwe mensen aanstellen, of gewoon besluiten dat de hele CPNB niet nodig is. Ik neig naar de laatste optie. Voor mij staat de CPNB haaks op alles wat met literatuur te maken heeft. Zo gaan ze, als ze bijvoorbeeld een Boekenweekessayist of -auteur uitzoeken, altijd geheel onnodig mee in de commerciële tendens. Ik heb niks tegen Jan Siebelink, maar ze kiezen voor hem omdat het een succesauteur is. Het zou juist mooi zijn als ze een onbekende auteur voor het voetlicht houden.
“En wat ik bijvoorbeeld kinderachtig vind, om terug te komen op je eerdere vraag, is dat je tijdens de Boekenweek een boekje cadeau krijgt bij de aankoop van een boek. Zo kocht ik ooit een roman van Harry Mulisch, nota bene een week na de Boekenweek, en toen kreeg ik daar een boekje van Arthur Japin bij, omdat ze nog twee dozen hadden staan. Dus je koopt iets heel moois en daar krijg je dan rotzooi voor terug. Mij beledig je daar echt mee. Toen citeerde ik maar mijn recensie van Japins Boekenweekgeschenk: nee, bedankt.”

Het horrortheater van de Nederlandse literatuur van Arie Storm is verkrijgbaar bij Uitgeverij Prometheus.

Arie Storm

Onderwerpen