Spring naar de content

Tuchtcollege berispt hoogleraar VUmc om gebrek aan inzicht in eigen fout

Vooraanstaand hoogleraar psychiatrie K. van het VUmc heeft zijn academische titel gebruikt om een (directe) collega bij een GGZ instelling te helpen, nadat deze fouten had gemaakt bij de behandeling van een ernstig zieke patiënte. K. stelde als hoogleraar volgens het tuchtcollege een ‘selectieve’ verklaring op, waarin hij een te positief beeld schetste van de kwestie. De hoogleraar is daarvoor nu formeel door het tuchtcollege berispt:”K. heeft nauwelijks inzicht getoond in de onjuistheid van zijn handelen.”

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Ton F. van Dijk

Volgens vakgenoten, die HP/De Tijd spreekt, is dokter K. een ‘god’ in de psychiatrie. Hij is dé autoriteit als het gaat om manische depressies, schreef mee aan 100 wetenschappelijke artikelen en zo’n 25 boeken over dit onderwerp. Psychiater K. is bovendien opsteller van het Nederlandstalig Handboek voor Bipolaire Stoornissen en voorzitter van het landelijk kenniscentrum op dat terrein (KenBis).

Daarnaast is hij als hoogleraar het academisch visitekaartje van het VUmc in Amsterdam. Tenslotte werkt K. ook nog eens als psychiater een aantal dagen per week bij GGZ inGeest, een instelling voor geestelijke gezondheidszorg, waar hij patiënten met complexe stoornissen behandelt.

In 2016 – zo blijkt uit een uitspraak van het Medisch Tuchtcollege – raakt een directe collega van K., psychiater P. van GGZ inGeest, in de problemen. Een ernstig zieke vrouwelijke patiënt komt gedurende 11 dagen op de intensive care terecht. Mogelijk veroorzaakt door een vergiftiging als gevolg van door Dr. P. voorgeschreven medicatie. 

Een ernstig zieke vrouwelijke patiënte komt gedurende 11 dagen op de intensive care terecht. Mogelijk veroorzaakt door een vergiftiging als gevolg van door Dr. P. voorgeschreven medicatie. 

De vrouw dient later een klacht in bij het Medische Tuchtcollege omdat zij van mening is dat psychiater P. haar niet adequaat heeft behandeld. Zij wordt daarbij in het gelijk gesteld en P. krijgt een formele waarschuwing.

Om zijn verweer in de zaak bij het tuchtcollege kracht bij te zetten, maakt psychiater P. gebruik van een schriftelijke verklaring van Prof. dr. K., die moet helpen hem vrij te pleiten van de beschuldiging van de vrouwelijke patiënt. K. die op enig moment deel uit maakt van hetzelfde multi-disciplinaire behandelteam, zet de verklaring speciaal voor zijn collega op officieel briefpapier en ondertekent met zijn academische titel: ‘Hoogleraar Bipolaire Stoornissen VU Medisch Centrum.’

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Word abonnee

Bovendien kijkt professor K. ten behoeve van de schriftelijke verklaring, die zijn collega moest ontlasten, in het behandeldossier van de patiënte. Dit zonder dat zij daar toestemming voor geeft, hetgeen wettelijk verplicht is.

Bovendien keek professor K. ten behoeve van de schriftelijke verklaring, die zijn collega moest ontlasten in het behandeldossier van de patiënte.

Voor de vrouw in kwestie reden om na het winnen van de tuchtprocedure tegen P. opnieuw een tuchtklacht in te dienen. Dit keer tegen K. omdat hij zich ten onrechte toegang heeft verschaft tot haar medische gegevens én omdat hij volgens haar een ‘rammelende’ verklaring heeft opgesteld, die slechts tot doel heeft om een collega te beschermen in een tuchtprocedure.

De vrouwelijke patiënt wil niet met naam en toenaam genoemd worden (haar identiteit is bij de redactie bekend). Zij verklaart schriftelijk tegenover HP/De Tijd dat zij zich ‘geïntimideerd’ voelde door de verklaring van hoogleraar K. en dat zij het gebruik van zijn academische status in een tuchtzaak tegen een directe collega, ziet als een poging haar de ‘mond te snoeren’:

“Bij deze kan ik u laten weten dat ik me door de verklaring van de heer Professor Dr. K. ernstig geïntimideerd heb gevoeld. Daarnaast heb ik ook ervaren dat deze verklaring een poging was tot het snoeren van mijn mond.” 

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam deed zeer recent uitspraak in deze zaak. Het College verklaart in beide gevallen de klacht van de vrouwelijke patiënte tegen K. gegrond. De hoogleraar van het VUmc heeft zich volgens de tuchtrechter schuldig gemaakt aan schending van het beroepsgeheim door in het dossier van de vrouw te kijken zonder haar toestemming.

De vooraanstaande hoogleraar heeft zich volgens de tuchtrechter schuldig gemaakt aan schending van het beroepsgeheim door in het dossier van de vrouw te kijken zonder haar toestemming.

Ook heeft hij in zijn schriftelijke verklaring (die hij ondertekende als hoogleraar) volgens de tuchtrechters een ‘selectieve weergave’ gegeven van de feiten. Psychiater K. krijgt voor dit laatste de relatief zware maatregel van ‘berisping’ opgelegd, omdat hij volgens het tuchtcollege ‘nauwelijks inzicht toonde in de onjuistheid van zijn handelen’. In de uitspraak lezen we:

“Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel is het college van oordeel dat de ernst van het verweerder verweten handelen zodanig is dat niet met een waarschuwing kan worden volstaan. Het college neemt daarbij ook in aanmerking dat verweerder in de polikliniek als ‘primus inter pares’ wordt beschouwd en daarmee een voorbeeldfunctie vervult en ter zitting nauwelijks inzicht heeft getoond in de onjuistheid van zijn handelen. Derhalve acht het college het opleggen van een berisping passend.”

Interessant aan deze zaak is, dat alle feiten vastliggen: Psychiater P. was ‘onvoldoende zorgvuldig’ en zijn directe collega en tevens hoogleraar K. schreef naar het oordeel van het tuchtcollege ten onrechte een ‘selectieve’ verklaring die P. moest helpen vrijpleiten. Het wordt professor K. daarbij zwaar aangerekend dat hij ‘nauwelijks’ begrijpt dat hij een fout heeft gemaakt.

Het wordt professor K. daarbij zwaar door het college aangerekend dat hij ‘nauwelijks’ begrijpt dat hij fouten heeft gemaakt.

Dat laatste roept vragen op, omdat de hoogleraar van het VUmc zélf zegt dat het overdragen van kennis aan studenten geneeskunde en psychologie één van zijn belangrijke bezigheden is. Hij schrijft op een website over zijn werkzaamheden: “Ik vind het belangrijk om kennis over deze aandoening te verspreiden onder professionals, patiënten en naast betrokkenen, en geeft dus veel lezingen, schrijf artikelen en boeken, en geef colleges aan studenten geneeskunde en psychologie.”

Maar hoe kan K. als hoogleraar nog kennis overdragen aan studenten en anderen namens het VUmc, nu hij volgens het tuchtcollege nauwelijks inzicht heeft in een door hem gemaakte fout en daarvoor zelfs formeel wordt berispt?

In een reactie op dit artikel laat de woordvoerder van de Raad van Bestuur van het VUmc het volgende weten: “De RvB kan nu niet inhoudelijk op het bedoelde dossier reageren, omdat we formeel zijn geïnformeerd dat de betrokken hoogleraar een hoger beroep instelt. Na afronding daarvan zullen we, desgewenst, wel inhoudelijk op het dossier kunnen ingaan.”

Hoogleraar K. heeft niet gereageerd op vragen van HP/De Tijd, wel laat hij via zijn advocate het volgende weten: “In deze zaak stellen mijn cliënt en ik hoger beroep in. De uitspraak zoals deze in eerste aanleg gedaan is, is nog niet definitief.”

Lees hier de volledige uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam.