Spring naar de content
bron: Arie Wapenaar

Lévi Weemoedt: ‘Ik ben een papieren tijger’

Deze week verschijnt De scherven van het geluk, een selectie van de verhalen van Lévi Weemoedt (pseudoniem van Izaäk van Wijk, 1948). Dat werd hoog tijd, want voor zijn verhalen moest men de afgelopen jaren naar het antiquariaat. We belden naar Assen, waar Weemoedt net klaar is met het geven van een bijlesje Latijn. ‘Ik krijg vaak het verwijt dat ik m’n werk downgrade.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Robbert van Rijswijk

Zeg, wat een gedoe vorige week, na uw interview in het Algemeen Dagblad.
“Ja, verbazend. Of ook weer niet. Ik zei in een interview dat over heel andere dingen ging dat er door de ziekte van de politieke correctheid geen open debat meer is en dus geen vrijheid van mening, waarvan wij altijd beweren dat die het belangrijkste is van de Nederlandse identiteit. In werkelijkheid, zoals ik in een verhaal schrijf, hebben wij wel uitspraak maar geen inspraak. Wat koop je daar dan voor, voor die vrijheid? Zeg je iets wat afwijkt van de norm, dan gaat je kop eraf.

Lacht: “En ja hoor, prompt word ik afgemaakt op leuke sites als Joop.nl. Quod erat demonstrandum dus. Gelukkig klonken er ook andere stemmen, heb ik begrepen.”

U bent nu een boze witte man.
Lacht: “Ja, hoe is het mogelijk… Een boze witte man. Met de nadruk op ‘wit’. Dat betekent natuurlijk dat je eigenlijk racistisch bent, snap je wel? En waarschijnlijk ook nog seksistisch, vóór meer plastic in de wereldzeeën en ook vóór het smelten van de ijskap. Dat sentiment, dat begrijp ik niet.

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Word abonnee

Ik ben eens bijna veroordeeld voor de import van cocaïne.

“Over boze witte man gesproken: ik heb zeven jaar in de gevangenis gewerkt en de jongens die daar zaten waren bijna allemaal zwart, geel, groen – we hadden wel honderd nationaliteiten. Dat waren mijn jongens, ik stond voor ze. Ik werkte pro forma als leraar Nederlands, maar in de praktijk was ik ook een soort pastor en praatten we over heel andere zaken – zaken des levens, delicten en sores. Ik heb dit nog nooit verteld maar toen ik daar werkte ben ik eens bijna veroordeeld voor de import van cocaïne. Het werd er naar binnen gesmokkeld en de directie verdacht mij daarvan, omdat ik zo close was met de jongens. Toen ik geschorst werd, namen ze het voor me op. Die jongens verdedigden mij als één pact. Uiteindelijk heeft een bureau dat over Integriteit en Veiligheid ging mij vrijgesproken, mede door mijn goede en oprechte band met die jongens. Dan voelt het raar als je wordt weggezet als boze witte man.”

Uw nieuwe verhalenbundel, waar gaat die over?
“De verhalen – de nieuwste is van een paar jaar geleden en de oudste schreef ik alweer zo’n veertig jaar geleden – gaan over de meest uiteenlopende onderwerpen. Bijvoorbeeld over een bootreis over het Canal du midi, één van de oudste kanalen van Europa, die ik ooit maakte met mijn inmiddels overleden echtgenote, een klein blond vrouwtje. De boot was een soort ter water geraakte SRV-wagen en volkomen onbestuurbaar door een schrijnend gebrek aan bemanning. Hotsende en botsend gingen wij door tientallen sluizen. Het werd een dramatische tocht, maar voor het verhaal natuurlijk uitstekend. Je moet lijden om een leuk verhaal te kunnen schrijven.

“Ook ‘De vrolijke antropoloog’ is opgenomen in de bundel. Dat verhaal gaat over een antropoloog die in plaats van een verre stam de inwoners van Vlaardingen bestudeert. Heel wetenschappelijk en als buitenstaander. Hij komt er onder meer achter dat Vlaardingers, omdat het er zo stinkt, net zoveel woorden hebben voor geuren als de Eskimo’s hebben voor sneeuw.”

De verhalen zijn gekozen in nauw overleg met Vic van de Reijt. Hoe verliep die samenwerking?
“Goed! Vic is mijn oude redacteur bij Uitgeverij Nijgh en Van Ditmar en hij is mijn klankbord als het gaat om mijn werk. We hebben allebei een aantal verhalen ingebracht die we goed vonden of leuk, waarbij we allebei concessies moesten doen. Vic heeft er daarnaast voor gezorgd dat er een beetje orde in de bundel kwam. Ik ben een chaoot. Hij heeft de verhalen ingedeeld in vier categorieën: jeugd, studententijd, Vlaardingen en Assen. Van de wieg tot de kist, zeg maar.”

Wat is de mooiste zin uit uw boek?
“Een zin over een piepklein Eerste-Wereldoorlog-graf in Noord-Frankrijk, zó verlaten en onbereikbaar in het landschap dat ik schreef: Om daar te komen moest je er gesneuveld zijn.”

Ik krijg vaak het verwijt dat ik m’n werk downgrade. Dan zegt Eus: dat is pr-matig niet handig!

Hoe snel schrijft u?
“Héél langzaam. Over een verhaaltje van tien pagina’s doe ik minimaal een maand. Ik blijf schaven en rust nooit voor ik de adequate verwoording heb. Dat is mijn stiel en daar heb ik veel plezier in.”

Waar schrijft u mee?
“Met een werkelijk onvoorstelbare verzameling pennen. Als een psychiater die zou zien, kreeg ik een acute opname. Ik schrijf graag met een Lamy, zo’n scholierenpen.”

Hoeveel verdient u hier nou mee?
“Mijn voorschot betrof 3000 euro. De verwachtingen zijn net als bij mijn geboorte niet zo hooggespannen. Die 90.000 verkochte exemplaren van Pessimisme kun je leren! zie ik als een eenmalig succes. Je moet niet denken: joh, dat ga ik even herhalen.”

Doet Levi Weemoedt aan mythevorming?
“Helemaal niet. Ik krijg van Eus (Özcan Akyol, die Pessimisme kun je leren! samenstelde – RvR) vaak het verwijt dat ik m’n werk downgrade. Dan zeg ik over mijn gedichtjes: ‘O, het stelt allemaal niets voor, het zijn maar lullige versjes’. En dan zegt hij: ‘Dat moet je niet zeggen, je moet er niet zo op neerkijken, dat is pr-matig niet handig!’ En: ‘Als je een interview geeft, moet je dit en dat zeggen!’ Ik vind het hartstikke leuk dat hij dat soort dingen zegt. Ik leer veel van die jongen – al ben ik volgens mij te oud om echt te leren.”

Ik ben een papieren tijger.

Hoe komt het dat pessimisme en humor zo goed samengaan?
“Pessimisten hebben een realistischer beeld van de werkelijkheid dan optimisten – de Engelsen noemen optimisme daarom een oogziekte. Wanneer pessimisten duidelijk willen maken hoe zij de wereld zien, gebruiken ze humor omdat hun boodschap zonder die humor klinkt als knorrige, chagrijnige, zure ouwe mannenpraat. Met humor kleed je de pessimistische boodschap dus in en kun je je visie toch overbrengen.”

Had u dan niet beter wat meer humor kunnen gebruiken in gesprek met het AD?
“Ja… Dat is precies wat ik mezelf kwalijk neem. Ik heb het al m’n hele leven met humor gedaan. Wat dat betreft: mea culpa.”

Wie zijn uw favoriete Nederlandstalige schrijvers? 
“Gerard Reve, Arthur van Schendel, C.C. S Crone, W.A. Paap en de zeventiende-eeuwse dichter Willem Godschalk van Focquenbroch. In mijn aankomende dichtbundel komt een gedicht genaamd Spes mea naar het gelijknamige gedicht van meester Focq!”

Lévi Weemoedt
bron: Nijgh & Van Ditmar

Tot slot: op het huis van welke schrijver zou u wel een precisiebombardement willen laten uitvoeren?
Lacht: “En moet-ie thuis zijn?
“Nee, dit is geen vraag voor mij; zoiets zeg ik hooguit in een verontwaardigde opwelling. Ik ben een papieren tijger. Vroeger had ik er één kunnen noemen: Jacques Firmin Vogelaar. Maar die is helaas overleden, dus nu heb ik niemand meer. Het bestaan wordt steeds schraler.”

De scherven van het geluk van Lévi Weemoedt wordt uitgegeven door Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar.