Spring naar de content
bron: HH

Mensje van Keulen: ‘Het kan mij niet droevig genoeg zijn’

Mensje van Keulen (73) is schrijfster. Onlangs verscheen haar nieuwe verhalenbundel Ik moet u echt iets zeggen. Wat leest, luistert en ziet zij in haar vrije tijd?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Nick Muller

BOEKEN

“Overal in huis liggen stapels boeken. Op dit moment lees ik Opnieuw Olive van Elizabeth Strout, De schrijver die over de soep vloog van David de Poel en Morgen, als de zon schijnt van Bob den Uyl. Opnieuw Olive is het vervolg op de met de Pulitzerprijs bekroonde Olive Kitteridge. De opbouw van dit boek is erg bijzonder. Net als het vorige deel bestaat het uit dertien episoden over het leven van een gepensioneerde lerares wiskunde die in een klein kustplaatsje aan de Amerikaanse oostkust woont. Soms speelt ze de hoofdrol in de verhalen, soms gaan ze over dorpsgenoten en komt ze er slechts zijdelings in voor, maar je komt toch veel over haar te weten.

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Kies een abonnement

De schrijver die over de soep vloog is de titel van de biografie over Frans Pointl. Wat een tragisch leven heeft die man gehad. Na veel vergeefse pogingen in de letteren lukte het hem op zijn vijfenvijftigste eindelijk om door te breken met zijn verhalenbundel De kip die over de soep vloog, maar echt gelukkig is hij nooit geworden. Ik moest erg lachen om een opmerking die hij maakte tegen een redactrice van een televisieprogramma. Hij zegt tegen dat meisje, dat kennelijk nogal beschermend was en hem misschien aan zijn eigen moeder deed denken: ‘Weet je wat het verschil is tussen een pitbull en een Joodse moeder? Een pitbull laat uiteindelijk los.’ Over humor gesproken: Bob den Uyl is een van de geestigste schrijvers die we ooit hadden. Nu de prijs die zijn naam draagt is afgeschaft, vrees ik dat zijn naam nog meer in de vergetelheid raakt. In de reisverhalen die hij schrijft, gaat er altijd wel iets mis, waardoor je als lezer met hem te doen hebt, maar ook om hem moet lachen. Lees hem.

“Literatuur, opera en film: het kan mij niet droevig genoeg zijn. Edgar Allen Poe en Emily Brontë zijn dan ook niet toevallig twee van mijn favoriete schrijvers. Hun boeken overrompelden me meteen. Ik was een jaar of twaalf toen ik voor het eerst kennismaakte met Poes verhalen, waaronder The Tell-Tale Heart. Hoe iemand met zo weinig woorden een gek neer kan zetten die ook nog eens geloofwaardig is. Je gaat erin mee dat de verteller het bleekblauwe oog van een oude man zo ondraaglijk vindt dat hij de man doodt en vervolgens diens steeds luider kloppende hart hoort. Poe beschrijft dat zo zintuiglijk… Hij overleed op veertigjarige leeftijd. De algemene consensus is dat hij zichzelf heeft doodgedronken. Johannes van Dam, die ook het een en ander over hem had gelezen, dacht aan een combinatie van diabetes en drank. Johannes was zelf ook diabeet en ik herinner me hoe hij, toen ik een keer naast hem zat, zichzelf een injectie gaf, dwars door zijn bruine broek heen. Emily Brontë stierf een paar maanden eerder dan Poe – op 19 december 1848. Zij werd slechts dertig jaar oud. Naast gedichten schreef ze maar één roman: Wuthering Heights, een van de beste boeken ooit geschreven. Ik heb haar huis drie keer bezocht. Ze woonde in de pastorie naast de kerk waar haar vader dominee was. Haar kamertje keek uit op het kerkhof. Elke dag was er wel een begrafenis; de dood was nooit ver weg. Wuthering Heights is een wreed boek, een cynisch boek ook. De romantiek is eerder luguber dan lieflijk. Poe heeft dat ook: er kan altijd iets van buiten komen wat invloed heeft en je weet niet wat het is. Wat hun werk met elkaar gemeen heeft? Het is gothic.”

BEELDENDE KUNST

“Ik woon niet ver van het Museumplein, dus ik kom vaak in het Rijksmuseum en het Stedelijk. Het liefst ga ik met mijn kleinzoon van negen. Als we naar het Rijksmuseum gaan, moeten we altijd even langs de twee immense Japanse tempelwachters die in de benedenzaal staan. Hij is gefascineerd door die beelden. Er is ook een klein beeldje, een cupidootje, dat hij graag even wil zien en hij weet feilloos de weg naar de afdeling waar middeleeuwse sleutels hangen. Het is een dubbel genot om met hem naar een museum te gaan: je ziet hoe hij wordt gegrepen door een schilderij of beeld en gaat soms zelf ook anders naar zo’n kunstwerk kijken. Een paar jaar geleden waren we naar de tentoonstelling van Jordan Wolfson in het Stedelijk. Hij is nog steeds onder de indruk van Colored Sculpture, een enorm enge jongenspop met rood haar en sproetjes die aan zware kettingen hangt en rondgeslingerd wordt. Hij wil daar nog steeds een poster van, maar ik vind die nu nog iets te luguber. In het buitenland kom ik het liefst in Centre Pompidou in Parijs. Ik wil altijd weer even naar Malevitsj, Picasso, Balthus.

Rembrandt van Rijn
Zelfportret met helm
1634

“Ik ben heel benieuwd naar de tentoonstelling Caravaggio – Bernini in het Rijksmuseum, alleen al de gedetailleerde wreedheid en andere emoties die eerstgenoemde weet uit te beelden. Beeldende kunst kan me zeker raken, van Mondriaans Duinlandschappen tot Ter Borchs Een moeder die het haar van haar kind kamt. Een jaar of dertig geleden zag ik Rembrandts Zelfportret met helm. Het hing in Willemshöhe bij Kassel. Rembrandt keek me recht aan en ik voelde tranen opkomen. Hij keek zo droevig als soldaat… Nu we het erover hebben, moet ik denken aan They Shall Not Grow Old, een van de beste documentaires van de afgelopen jaren. Veel beter dan 1917. Peter Jackson heeft oude beelden uit de loopgraven genomen en die digitaal gerestaureerd en ingekleurd. Door liplezen hebben de soldaten stemmen gekregen, zodat ze echt tot leven komen. Waar ik ook een zwak voor heb, zijn de schilderijen van Pieter de Hooch. Ik hoef maar zo’n muurtje te zien en ik ben weg. Zijn vader was metselaar, dus hij heeft als kind natuurlijk al die steentjes van dichtbij gezien. Hoe klein zijn doeken ook zijn, al die muurtjes hebben een beetje schimmel of zijn wat afgebrokkeld. Zo minutieus, zo prachtig.”

THEATER

La cambiale di matrimonio, Rossini

“Ik ga al vanaf mijn tweeëntwintigste naar de opera. Mijn toenmalige geliefde nam me mee naar La cambiale di matrimonio van Rossini. Als ik thuis de muziek hoorde, dacht ik: wat is dat voor gekweel, maar toen ik de opera zag, veranderde dat. Ik ging nog eens naar een opera en nog eens en was verkocht. Opera is totaaltheater. Ik denk dat iemand die uit het diepst van zijn ziel zingt en daarbij ook nog een rol weet te spelen dieper doordringt in een personage dan iemand die alleen acteert. Tegenwoordig ga ik ook naar Tuschinski en de FilmHallen, waar respectievelijk opera’s uit de Metropolitan Opera in New York en de Royal Opera House in Londen worden gelivestreamd. In april vertonen ze onder meer Tosca (Tuschinski) en Het zwanenmeer (FilmHallen). Ik herinner me wel dat ik in mijn jeugd onder de indruk was van de Gijsbreght en Cyrano de Bergerac en later ook van De kersentuin en Wie is er bang voor Virginia Woolf?, maar ik ben er nooit zo door gegrepen als door opera. Dansvoorstellingen zie ik ook te weinig, al was ik laatst wel met mijn kleinzoon naar Notenkraker & Muizenkoning van Het Nationaal Ballet. Ik was onder de indruk van het decor en de kostuums van die vijfenzeventig dansers. Ze sprongen met grote muizensnuiten over het podium, en dan die muziek van Tsjaikovski! Niets is heerlijker dan met bewondering naar een voorstelling kijken of met bewondering een boek lezen of een film kijken.

“Poulenc maakt me aan het huilen. Salve regina, het slot van Dialogues des Carmélites, is zo verpletterend mooi. De opera vertelt over zestien nonnen die in de laatste dagen van de Franse revolutie onder de guillotine ter dood worden gebracht. Zestien keer hoor je het vreselijke geluid van de valbijl en dat gaat door merg en been. Die geschiedenis heeft sinds vorig jaar nog meer betekenis voor me gekregen. Ik was in Parijs en ik had in het brievenboek Willem Brakman & Simon Vestdijk – Gaven, giften en vergiften gelezen dat Brakman daar een vrij onbekende particuliere begraafplaats had ontdekt. Ik zei tegen mijn man: ‘Ik wil weten of die begraafplaats nog bestaat, we gaan erheen.’ Hij bleek nog te bestaan en we mochten voor twee euro naar binnen. Achter een hek was een grasveldje waaronder honderden doden van de guillotine liggen. Op het bordje naast het hek las ik dat er ook zestien nonnen begraven liggen, iets wat niet in het brievenboek stond vermeld. Ik kreeg het er koud van. Het zou toch niet waar zijn? Het bleken inderdaad de nonnen te zijn uit de opera van Poulenc. Wat een toeval. Afgelopen najaar zag ik de opera weer en ik zat met hartkloppingen in de zaal. Ik moest almaar denken aan die kleine grasmat en aan die zestien onthoofde nonnen die daar nu al meer dan tweehonderd jaar liggen.”

MUZIEK

Phil Collins

“Ik hou van stilte. Ik hoor het liefst muziek als ik naar een concert ga of als ik in de auto zit, maar thuis, laat staan in de werkkamer, luister ik eigenlijk zelden. In de auto staat Radio 4 doorgaans op, maar als ik bijvoorbeeld van een lezing kom, zet ik – guilty pleasure – hard Slam! aan. Heerlijk. Laatst zat ik met mijn kleinzoon in de auto en hoorden we Another Day in Paradise van Phil Collins. Daar was hij zo van onder de indruk dat hij, toen ik hem thuisbracht, meteen op de piano de juiste toetsen voor de melodie zocht. En het lukte hem ook. Om in tranen van te raken.

“De tranen komen ook weleens in de opera, maar dan probeer ik ze te smoren in mijn mouw. Ze komen vaak bij Puccini, ach, zijn kleine opera Suor Angelica, die is zo smartelijk, en ze komen als vanzelf bij Bachs Erbarme dich, Elgars Nimrod, maar ook bij Brittens Peter Grimes en Wozzeck of Lulu van Alban Berg, als Jack the Ripper Lulu vermoordt. Ik herinner me dat ik vroeger ontroerd raakte door Eleanor Rigby van The Beatles, hoewel ik in die tijd qua popmuziek meer hield van The Rolling Stones en Motown. Dat lied is zo droevig. Ah, look at all the lonely people – ik zie het zo voor me.

“Ach, er wordt zoveel mooie muziek gemaakt. De laatste tijd klonk op de radio veel filmmuziek. Veelal is dat oudere klassieke muziek, Mahler en Schubert worden bijvoorbeeld vaak gebruikt, en niet alleen in Hollywood. Ik had bewondering voor de componiste van de filmmuziek van Joker. Haar naam is – ik heb het even opgezocht – Hildur Guðnadóttir. Ze komt uit IJsland. Bij deze film had ik sinds lang weer eens het gevoel dat de muziek aansluit op de film. Vaak zwelt de muziek in een film aan als het spannend moet worden, dan neemt de muziek het over van het verhaal, maar dat ken ik onderhand wel. De muziek van deze componiste neemt het verhaal niet over, maar complementeert het. Ze heeft er – terecht – een Oscar voor gekregen.”

FILM

“De twee beste films van het afgelopen jaar zijn wat mij betreft Joker van Todd Phillips en Sorry We Missed You van Ken Loach. Het zijn twee totaal verschillende films, maar ze gaan allebei over een underdog. Joker gaat over een man die optreedt als clown maar wil doorbreken als stand-upcomedian. Het lijkt alleen of iedereen hem tegenwerkt: hij wordt in elkaar geslagen op straat, raakt door een stomme fout zijn baan kwijt en de sociale dienst die hem behandelt voor zijn psychische aandoening wordt opgeheven. Uiteindelijk verwordt hij tot de superschurk die we kennen uit Batman, maar in Joker heb je begrip voor hem. Joaquin Phoenix maakt het nog meer een lust voor het oog. Ik heb de film twee keer gezien: één keer met mijn man en één keer met mijn damesfilmclubje. De laatsten staan over het algemeen wat behoudend tegenover films met geweld, maar ik zei: als jullie het niets vinden, betaal ik het eten. Na afloop waren ze net zo lyrisch als ik.

Joker
Todd Phillips
2019

Sorry We Missed You is veel kleiner opgezet dan Joker en gaat over ogenschijnlijk gewone mensen in een gewone omgeving, een working class-gezin dat in betrekkelijke armoede leeft. De vader verkoopt de auto van zijn vrouw, die als verzorgster nu met de bus naar haar werk moet, en koopt van het geld een bestelbusje waarmee hij aan de slag kan als pakketbezorger. De film laat zien hoe hard deze mensen moeten werken om het hoofd boven water te houden en wat voor wissel dat trekt op het gezin. Ik hou van de films van Ken Loach. Hij wordt wel steeds somberder. Zijn voorlaatste, I, Daniel Blake, was ook somber, maar daar zat nog enige humor in. Dat ontbreekt in deze film. Loach is inmiddels over de tachtig en het is het of hij het opgeeft en het geloof in de maatschappij verliest.

Sorry we missed you
Ken Loach
2019

“Ik zie één tot twee films per week, heb dus inmiddels al heel wat gezien, maar er zijn een paar films die een onuitwisbare indruk hebben achtergelaten. Rear Window van Alfred Hitchcock is goed eng maar ook heel geestig. Die dialogen! Nosferatu – Eine Symphonie des Grauens van Friedrich Wilhelm Murnau staat me ook nog heel helder voor de geest. Dracula van Bram Stoker is vaak verfilmd, maar dit is de eerste én de beste. Max Schreck heeft geen lange hoektanden, maar twee van die lange konijnentanden, waardoor hij akeliger wordt. Het is een stomme film, maar je hoort hem bijna sabbelen!

“O, over vieze films die een onuitwisbare indruk hebben achtergelaten gesproken: Der goldene Handschuh van Fatih Akin, de regisseur van Gegen die Wand. De beginscène zal ik nooit vergeten. Je hoort een man met een afstotelijk uiterlijk zagen, ziet dan dat hij dat bij een lijk doet en dat hij het hoofd aan het afzagen is, maar dat hoofd is buiten het kader van het filmdoek. Fritz Honka, zo heette hij ook in werkelijkheid, pikt vrouwen op in de kroeg – verloederde types die aan de drank zijn – en vermoordt ze bij hem thuis. De smerigste scène in die film is wanneer een Griekse familie – die onder hem woont – zit te eten en er maden in een bord soep vallen. De vrouwenlijken die door Honka op zolder zijn verborgen zijn gaan rotten. Iew, zo smerig, maar ik schoot in de lach.”

Van Keulen in het kort
Mensje van Keulen (geb. Mensje Francina van der Steen) debuteerde in 1972 met de veelgeprezen roman Bleekers zomer. Sindsdien verschenen er talrijke romans, verhalenbundels, dagboeken en kinderboeken, waarvan De rode strik, De laatste gasten en Schoppenvrouw enkele bekende titels zijn. In 2014 ontving ze de Constantijn Huygens-prijs voor haar gehele oeuvre. Onlangs verscheen bij uitgeverij Atlas Contact haar nieuwste boek: de verhalenbundel Ik moet u echt iets zeggen.

Word lid van HP/De Tijd