Spring naar de content
bron: anp

Nederland is helemaal niet zo eurosceptisch als wordt gedacht

Tijdens de verkiezingen van aankomend jaar zal de Europese Unie een van de hoofdthema’s worden. D66-fractievoorzitter Rob Jetten liet zich onlangs kritisch uit over het EU-beleid van het huidige kabinet. In hoeverre is deze kritiek gegrond? En wat doen Jettens mediaoptredens met zijn kansen op het lijsttrekkerschap van zijn partij?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Jan Pieter Jansen

Met een uitgebreid interview in het NRC Handelsblad van vorige week vrijdag probeerde Rob Jetten, D66-fractievoorzitter en woordvoerder Europa, het vuur rondom dit thema weer eens flink aan te wakkeren. Strenge woorden aan het adres van zijn coalitievriendjes van de VVD en het CDA en een roep om het opbreken van het regeerakkoord – kosten noch moeite werden gespaard door de 33-jarige politicus. Hij veroordeelt het huidige beleid als ‘een constante verliesstrategie’ en pleit voor zowel verruiming ten aanzien van een Europese transferunie als het invoeren van gemeenschappelijke belastingen. Beide ideeën genieten vooralsnog weinig populariteit bij het kabinet en de gemiddelde Nederlander, maar in hoeverre heeft Jetten een punt met zijn kritiek? En is er daarnaast sprake van een integere oproep aan de regering, of kan deze zet worden afgedaan als een uiting van ordinair politiek machtsspel?

Amy Verdun, professor Europese Politiek en Politieke Economie aan de Universiteit Leiden, probeert het Nederlandse EU-beleid op waarde schatten en ziet dat hierachter een zekere mate van dualisme schuilgaat. Zij stelt dat het hem dan vooral in de framing zit: “Ik zie het Nederlandse beleid in principe als pro-Europees, maar op bepaalde punten uit de regering zich soms wat terughoudender.” In de kern hebben zij volgens haar wel degelijk het beste voor met het Europese eenwordingsproject, maar toch laten ze zich in de toon vaak leiden door de eurosceptische geluiden die in Nederland geregeld de kop opsteken. “Ik denk dat de regering hiermee ook die stemmen bij zich probeert te houden.” Dit geldt volgens Verdun zeker voor de VVD, een partij die sinds referendum over een Europese grondwet in 2005 – hetgeen resulteerde in een tegenstem van Nederland – toch huiveriger is voor verdere Europese integratie.

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Word abonnee

En dat terwijl er onder de Nederlandse bevolking als puntje bij paaltje komt weinig sprake lijkt van daadwerkelijke euroscepsis. Jetten heeft wat Verdun betreft absoluut gelijk met zijn kritiek op het feit dat er veel te zwart-wit over het onderwerp wordt gedacht. “Men moet niet spreken in termen van voor of tegen Europa, dat is compleet onzinnig.” Zij ergert zich dan ook aan de manier waarop de populistische partijen dit thema aanvliegen. “De problemen met betrekking tot de EU zijn veel gefragmenteerder dan zij schetsen.” Dit is precies de framing waar zij het over heeft en waar de overheid dus ook aan toe lijkt te geven. “Het is echt niet zo dat euroscepsis in Nederland hoogtij viert.”

Ik zie het Nederlandse beleid in principe als pro-Europees, maar op bepaalde punten uit de regering zich soms wat terughoudender.

Amy Verdun, professor Europese Politiek en Politieke Economie aan de Universiteit Leiden

Wat dat betreft snapt Verdun best dat Jetten op dit punt van zich laat horen. D66 staat sinds jaar en dag voor meer Europese integratie, dus enig tegengeluid op de terughoudendheid van de rest van de coalitie mag geen verrassing genoemd worden. Ook inhoudelijk valt er wel degelijk wat voor zijn standpunten te zeggen. Doordat minister Hoekstra (Financiën, CDA) zijn poot in de onderhandelingen over de eurobonds aanvankelijk stijf hield, heeft ons land nu eenmaal averij op het Europese toneel opgelopen. Achteraf bleek – zo beweert de regering althans zelf – dat het hierbij vooral aan duidelijke communicatie schortte en dat zij wel degelijk steun aan onze Zuid-Europese partners wilden bieden. Dit werd vervolgens gedaan in de vorm van het beschikbaar stellen van geld en dat schoot de Spanjaarden en Italianen dan weer in het verkeerde keelgat, maar aan goede intenties leek blijkbaar dan toch geen gebrek.

Het is zaak dat Nederland niet weer dezelfde fout maakt wanneer er in Brussel begin juni wordt gestemd over het Commissievoorstel voor een Europees herstelfonds. De eerste Haagse reactie op het Frans-Duitse plan met betrekking tot zo’n fonds was deze week echter wederom negatief. Verdun uit zich kritisch en vindt dat de regering er meer aan moet doen om haar bereidheid tot solidariteit aan de andere lidstaten te tonen, niet alleen in het licht van de huidige crisis: “Wie weet heeft Nederland die Europese steun in de toekomst zelf een keer keihard nodig. Uit eigenbelang alleen al zou het daarom verstandig zijn om je nu anders op te stellen.” Aan een antwoord op de vraag of de regering de houdbaarheid van de EU als geheel op het spel zet met dit gedrag wil Verdun haar vingers niet branden; een dergelijke stelling is haar te ongenuanceerd van aard. Wel geeft zij toe dat de Nederlandse opstelling eurosceptische sentimenten in andere lidstaten kan voeden, iets wat daarom ook serieus in ogenschouw moet worden genomen. 

De voorstellen van Jetten met betrekking tot een transferunie en eventuele Europese belastingen zijn volgens Verdun toch te radicaal: “De suggesties zijn behoorlijk vergevorderd en voor een kleine partij in een coalitie waarin ze het over eurobonds al niet eens kunnen worden denk ik dat het op dit moment iets te veel van het goede is.” Het is echter evident dat de EU op zoek moet gaan naar een manier om meer kapitaal te generen. De onzekere toekomst die de coronacrisis met zich meebrengt, maakt dit eens te meer een kwestie van noodzaak. “De details hierover zijn nog niet duidelijk, maar het is interessant om te zien hoe de EU hier de komende tijd het hoofd aan gaat bieden”, aldus Verdun.

Volgens sommigen moet Jetten oppassen dat hij zijn hand niet overspeelt, al is de vraag natuurlijk in hoeverre de jonge progressieveling niet door de partij naar voren is geschoven als tussenpaus.

Naast de inhoudelijke integriteit, waar Verdun absoluut niet aan twijfelt, ziet zij de uitlatingen van Jetten vooral als een strategische zet. Zowel de interne strijd voor het partijleiderschap van D66 als de landelijke verkiezingen van aankomend jaar spelen hierbij een rol. “Met dit interview probeert hij niet alleen leiderschapskwaliteiten te tonen, maar laat hij daarnaast zien dat D66 ambities en ideeën heeft.” In het kader van het aankomend verkiezingsjaar zal meer en meer worden afgewogen wat de electorale gevolgen van publieke optredens zijn. Misschien was dit ook wel de reden voor het feit dat zowel Anne Mulder (VVD) als Pieter Omtzigt (CDA), woordvoerders Europa van de door Jetten bekritiseerde partijen, niet beschikbaar waren voor commentaar. Dergelijke verzoeken vallen nu natuurlijk wat gemakkelijker te pareren met een wereldwijde crisis op de politieke voorgrond. 

Eén ding moge in ieder geval duidelijk zijn, de eerste voortekenen van de aankomende verkiezingsstrijd worden zichtbaar en tijdens dit gevecht zal de Europese Unie zeker een van de hoofdthema’s zijn. Allereerst is het natuurlijk nog de vraag welke politici de gevestigde karren gaan trekken. Zowel bij D66 als bij het CDA wordt hier de komende periode over beslist. Jetten is in dit kader de afgelopen tijd veelvuldig op de voorgrond getreden. Een aantal dagen na zijn EU-kritiek deed de sociaalliberaal opnieuw veel stof opwaaien door ter gelegenheid van IDAHOT (Internationale Dag tegen de Homofobie en Transfobie) een aantal homohaattweets aan zijn eigen adres voor te lezen. Volgens sommigen moet Jetten oppassen dat hij zijn hand niet overspeelt, al is de vraag natuurlijk in hoeverre de jonge progressieveling niet door de partij naar voren is geschoven als tussenpaus. De voorlopige peilingen liegen er intussen niet om: D66 staat momenteel op 10 zetels verlies (bron: Peilingwijzer). De vraag of de Democraten er daarom niet beter aan doen om Sigrid Kaag of Kajsa Ollongren straks naar voren te schuiven wordt steeds vaker gesteld. Een vrouwelijk alternatief voor Jesse Klaver – de afgelopen verkiezingsprogramma’s van GroenLinks en D66 vertoonden immers toch al de nodige gelijkenissen – zal de progressieve kiezers wellicht meer aan het zweven brengen.

Word lid van HP/De Tijd

Onderwerpen