Spring naar de content
bron: charlotte arnoldy

‘We moeten mensen die zich niet altijd aan de coronamaatregelen houden geen aso’s noemen’

Op de website van de Rijksoverheid en in de laatste persconferenties worden ‘familiebijeenkomsten, verjaardagsfeestjes, buurtborrels en vriendengroepen’ als bron van de meeste coronabesmettingen genoemd. Klopt dat wel, en is het ook niet heel menselijk om na een half jaar corona juist in de privésfeer de coronamaatregelen met voeten te treden? “We moeten het gemis van fysiek contact bespreekbaar maken.”

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Charlotte Arnoldy

Op een feestje is een knuffel, schouderklop of een slok uit het verkeerde glas snel gebeurd. Zo ervoer ook Sarah (21): “Voor corona aten we al elke zondag met de familie samen. Dat doen we nu nog steeds, alleen dan houden we de coronaregels zoveel mogelijk in acht. De afspraak is dan dat de volwassenen afstand houden van elkaar en van de kinderen. De kinderen hoeven onderling echter geen afstand te houden en dat werkt in de loop van de avond toch door op de rest. Beetje bij beetje vergeet je de regels. En als mijn oma dan ook nog eens heel verdrietig kijkt omdat ze van niemand een knuffel krijgt, krijgt ze er toch al snel één. De goede intenties zijn er, maar het is gewoon erg lastig om vol te houden. Zeker als niet iedereen het even nauw neemt.”

De cijfers liegen niet

In de recente corona-persconferenties komt de ‘privésfeer’ als grootste besmettingshaard naar voren. Volgens het meest recente rapport van het RIVM zijn de meest voorkomende (mogelijke) settings van besmetting op volgorde ‘thuissituatie’ (53,6%) en ‘overige familie’ (14,4%). Maar ook ‘vrienden en kennissen’ en ‘reizen’ (wat je meestal ook met vrienden of familie doet) staan hoog in de ranglijsten. De meest voor de hand liggende verklaring hiervoor is dat mensen zich in de privésfeer minder aan de regels houden dan daarbuiten. Medisch socioloog Anna Nieboer beaamt dit: “Eén van de basisbehoeftes van de mens is contact met dierbaren. Niet alleen in gespreksvorm, maar ook in fysieke vorm.” De neiging om iemand te omhelzen of te kussen is in de privésfeer moeilijk te onderdrukken. Nu het allemaal wat langer duurt dan voorzien, laat men de teugels wat sneller vieren. Nieboer: “Ons levensgeluk berust deels op de behoefte aan sociale activiteiten en sociaal contact, dus het is helemaal niet gek dat mensen elkaar weer meer gaan bezoeken.”

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Word abonnee

Een andere mogelijke reden dat het in de privésfeer vaak fout gaat, is het feit dat mensen zich aanpassen aan de context waarin ze zich bevinden. Als jij je tijdens een avondje wijn drinken met vrienden houdt aan de anderhalve meter afstand, maar je vrienden doen dat niet, dan is de kans dat jij je ook wat losser gaat gedragen best groot. De ‘coronanormen’ (houd anderhalve meter afstand, was je handen, enzovoorts) zijn voortdurend in strijd met onze andere normen, zoals bijvoorbeeld beleefdheidsnormen (bijvoorbeeld begroetingen) en vriendschappelijke normen (bijvoorbeeld naar iemand toe leunen als je tegen ze praat). Dit hoeft natuurlijk geen kwade wil te zijn, maar ligt ook aan de omgeving waarin je je bevindt. Nieboer: “Minister Grapperhaus is daar het perfecte voorbeeld van. Hij zal zich wel degelijk streng aan de coronanormen houden als hij in functie is, maar in de setting van een feestelijke gelegenheid als een bruiloft, raakten ze toch een beetje op de achtergrond.”

Daarnaast is het lastig om je naasten aan te spreken op hun gedrag zonder dat iemand zich aangevallen voelt of er een discussie volgt. Ouders die studerende kinderen verbieden om naar huis te komen uit angst voor besmetting, een vriendengroep waarbij de zevende persoon niet meer welkom is op het etentje vanwege de ‘maximaal zes personen op een feestje’-regel van Rutte of een ruzie in de familie-app wanneer er een groepsfoto wordt gestuurd waarop niet iedereen afstand houdt – het zijn allemaal voorbeelden van conflicten die ontstaan doordat niet iedereen de coronaregels evengoed naleeft. Iemand op de regels wijzen voelt al snel als een beschuldiging of betweterigheid en dan is een ‘coronaconflict’ snel gestart. Nieboer: “Wij mensen zijn heel gevoelig voor afkeuring van mensen die dichtbij ons staan, veel meer dan wanneer het van vreemden komt. Wanneer wij iemand een knuffel of een hand willen geven en diegene weigert, voelen we sociale pijn, ook wanneer dit is vanwege de coronaregels.”

Wanneer wij iemand een knuffel of een hand willen geven en diegene weigert, voelen we sociale pijn, ook wanneer dit is vanwege de coronaregels

Worden de regels nog wel nageleefd?

Gedragswetenschapper Marijn de Bruin is onderdeel van de gedragsunit van het RIVM. Hij onderzocht in hoeverre de coronaregels nog worden nageleefd, vergeleken met de start van de crisis. Wat blijkt? Hoewel er nog steeds steun is voor de meeste regels, is er wel degelijk een afname in de striktheid waarmee ze worden nageleefd, ook in de privésfeer. “De hoeveelheid mensen die hun handen vaak wast is nog steeds stabiel, maar we zien nu dat er een afname is bij het handen wassen bij thuiskomst van en wanneer mensen bij iemand thuis op bezoek gaan. Was dit in april nog 75%, in augustus was het 59% die dan vaak tot altijd de handen wast. Dit terwijl dit juist belangrijke momenten zijn om je handen te wassen.” De naleving van anderhalve meter afstand is ook afgenomen. Waar men in het begin van de crisis de anderhalve meter in 63% van de gevallen kon behouden wanneer ze op bezoek waren bij vrienden en familie, is dat nu nog maar 34%. Ook wanneer mensen zelf bezoek ontvangen is het aantal gevallen waarin anderhalve meter afstand gehouden wordt, afgenomen van 68% naar 46%. Men houdt zich dus minder aan de basisregels dan eerst. Daarnaast gaan we ook vaker op bezoek bij elkaar. De Bruin: “33% van de mensen zegt in augustus in de afgelopen week niet op bezoek te zijn gegaan of bezoek te hebben ontvangen (eerst was dat 61%) en 20% van de mensen zegt drie keer per week of vaker met vrienden en familie af te spreken, terwijl eerst 6% dat deed.” Hoewel ons sociale leven ook erg belangrijk is, zou tegelijkertijd de toename in bezoek en de afname in het naleven van de regels wel een rol kunnen spelen bij de toename van infecties in de privésfeer.

Is de grootste besmettingshaard inderdaad de privésfeer? Dat valt nog maar te bezien. De bron van besmetting wordt vastgesteld met het bron- en contact onderzoek van de GGD. Als je ziet hoe dit in zijn werk gaat is het meer dan logisch dat ‘thuissituatie’ op één staat. Wanneer persoon A op het werk corona krijgt van persoon B, zal er bij het bron- en contactonderzoek van persoon A ‘werkomgeving’ als bron van besmetting worden ingevoerd. Persoon A woont echter in een huis met persoon C, D en E. Voordat persoon A wist dat hij corona had, heeft hij zijn huisgenoten mogelijk al besmet. Voor personen C, D en E wordt bij het bron- en contactonderzoek de thuissituatie als bron van besmetting genoteerd, ook al komt het eigenlijk van buiten de thuissituatie. De GGD moet altijd kiezen wie ze waar classificeren, maar de meest voor de hand liggende bron wordt genoteerd. Vaak is het een stuk duidelijker wanneer het virus in een privésfeer is opgelopen dan wanneer het elders is gebeurd (want: het is een stuk gemakkelijker om te zien wie er allemaal op visite waren bij de buurvrouw dan wie er allemaal in de trein/sportschool/supermarkt waren in een tijdspanne van een aantal dagen). Voor verschillende steden is het bron en contact onderzoek gestopt vanwege een gebrek aan testcapaciteit. Voor jongeren, waar nu de meeste positieve testen voorkomen, is een contact onderzoek bij vijftig contacten niet haalbaar. “Het is dus logisch dat ‘thuissituatie’ de voornaamste bron van besmettingen is op basis van de cijfers die we hebben”, zo zegt de GGD zelf ook.

Het zou kunnen dat er op andere plekken ook heel veel besmettingen plaatsvinden, maar dat deze gewoon niet te traceren zijn

Immunoloog dr. Carla Peeters vindt dat je uit het bron- en contactonderzoek daarom geen conclusies kunt trekken over waar de meeste besmettingen voorkomen. Volgens professor Jaap van Dissel van het RIVM is er voor 60% van de positief geteste personen geen besmettingsbron te achterhalen. Het zou dus kunnen dat er op andere plekken ook heel veel besmettingen plaatsvinden, maar dat deze gewoon niet te traceren zijn. De hoogte van besmettingen in de privésfeer is volgens haar niet slechts toe te wijzen aan het feit dat mensen minder of geen afstand houden in hun eigen huishouden en met familie. Naast de wijze van bron en contactonderzoek kan bijvoorbeeld het immuunsysteem van ieder gezinslid een rol spelen, en ook hygiëne, luchtverontreiniging en ventilatie spelen een rol. Een goed werkend immuunsysteem wordt onder andere bepaald door leeftijd en leefstijl: gezonde voeding en genoeg beweging zijn essentieel. Omdat gezinnen, families en soms zelfs ook vriendengroepen eenzelfde soort leefpatroon en leefsituatie hebben, kan dit het aantal positieve testen in een gezin beïnvloeden. Peeters geeft ook nog een andere verklaring: “De kans op besmettingen op een sportschool, openbaar vervoer en horeca is mogelijk minder groot omdat mensen die ziek zijn thuisblijven en deze locaties niet bezoeken. De kans dat iemand langdurig (langer dan enkele uren) zo dicht bij iemand staat of zit die een actieve besmettingsbron is, is op deze locaties klein.”

Oplossingen

Er zijn kortom verschillende oorzaken te geven waarom de privésfeer op dit moment de grootste besmettingshaard is. Of dit nou komt door de manier waarop de cijfers worden gemeten, door onze behoefte aan affectie, het willen voorkomen van conflicten of door een ongezonde levensstijl, één ding blijft een feit: in de privésfeer kunnen we besmetting het gemakkelijkst zelf voorkomen. Carla Peeters hamert op het opvijzelen van je immuunsysteem: “Het belangrijkste waar de overheid op dit moment in moet investeren, is een verbetering van de immuunstatus van het verzorgings- en verplegingspersoneel en het voorkomen van ondervoeding bij risicogroepen die tijdelijk of voor langere tijd in een ziekenhuis of verpleeghuis verblijven. Ook bewustwording van het belang van een gezonde voeding en leefstijl en een goed werkend immuunsysteem in de privésfeer kan bijdragen om de infectiedruk in het komend griepseizoen te verminderen.” Anna Nieboer bekijkt het vanuit een meer sociologisch oogpunt. “We moeten zorgen dat we ons continu bewust zijn van het belang van het in acht nemen van de coronamaatregelen. Vooral in situaties waarin de kans op besmetting groot is en de norm om je te houden aan de maatregelen minder duidelijk, zoals bij huwelijken of crematies. Bij jongeren moet je echter oppassen dat het geen omgekeerde werking gaat krijgen zoals we met de ‘stoppen met roken’-campagnes soms zien. (Uit onderzoek blijkt dat rokers, wanneer ze worden geconfronteerd met dreigende gevolgen van hun rookgedrag, eerder sterk in de verdediging zullen schieten dan overwegen om te stoppen. Advies en tips over hoe je het beste kan stoppen, zouden stukken beter helpen – red.) Daarnaast moeten we het gemis van fysiek contact bespreekbaar maken, en dus niet mensen die het lastig vinden zich eraan te houden aso’s noemen”.