Spring naar de content
bron: johan kleinjan

Oekraïens in de klas

Als je thuistalen van kinderen – zoals Turks, Pools of Arabisch – een rol geeft in het onderwijs, versterk je ook de beheersing van het Nederlands, zo blijkt uit onderzoek. Een aantal Friese basisscholen volgde zo’n meertalige aanpak, toen Oekraïense leerlingen zich aandienden. Een interessant voorbeeld voor andere scholen.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Evelyn Bosma

Op een maandagochtend eind maart stonden ze plotseling op de stoep van Mienskipsskoalle De Legeaën, de basisschool van Sibrandabuorren in Friesland: twee Oekraïense jongens, elf en dertien jaar oud. Ze spreken Russisch en alleen gebrekkig Engels. Of ze mee mogen doen op school. Zo’n vijftien kilometer verderop, op Doarpsskoalle Wurdum in Wirdum, meldden zich twee andere jongens van dezelfde leeftijd. Twee neefjes met het Oekraïens als moedertaal. Een van hen kan ook goed Engels, de ander niet. 

Zo ging het op veel plekken in Nederland: in afwachting van centraal geregelde klassen voor Oekraïense leerlingen sloegen leerkrachten massaal aan het improviseren om de kinderen een plek te geven in hun eigen klas. Belangrijkste prioriteiten: veiligheid, rust en sociale aansluiting. Maar hoe doe je dat als je elkaars taal niet spreekt?

Voor meester Fedde Eringa (Mienskipsskoalle De Legeaën) en juf Danielle van der Schaaf (Doarpsskoalle Wurdum) was die meertaligheid geen probleem. Voor de fusie was Doarpsskoalle Wurdum een van de zeventig officieel erkende drietalige basisscholen in Friesland en Mienskipsskoalle De Legeaën zit in de laatste fase van het traject om er een te worden. Dat betekent dat er behalve in het Nederlands ook les gegeven wordt in het Fries en in het Engels. “Bij ons op school gebruiken we drie verschillende talen als instructietaal,” legt meester Fedde uit. “En in de klas gebruiken we die talen ook vaak door elkaar, dus we zijn wel wat gewend qua meertaligheid.”

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Kies een abonnement

Zowel meester Fedde als juf Danielle schakelde onmiddellijk Google Translate in. In Sibrandabuorren hebben alle kinderen vanaf groep drie een tablet. De Oekraïense leerlingen kregen er ook een, ingesteld in het Russisch. In Wirdum gebruikten de kinderen eerst hun eigen telefoon. “Niet ideaal,” aldus juf Danielle, “want daarop komen ook nare berichten uit Oekraïne binnen, maar het zorgde er wel voor dat we meteen met elkaar konden communiceren.” Om de kinderen meer rust te geven, regelde ook zij snel een tablet. Verder maakte ze werkboekjes met ‘kale’ rekensommen (zonder taal), woordzoekers in het Engels en alledaagse woorden in het Oekraïens en Nederlands met plaatjes erbij.

Behalve via Google Translate maakten de Oekraïense leerlingen ook veel duidelijk met handen en voeten

Vlak nadat de jongens bij haar in de klas gekomen waren, was er een toets natuur en techniek. Met behulp van Google Translate konden de Oekraïense leerlingen ook meedoen. “Het ging over carnivoren en herbivoren. Toevallig hadden ze dat in Oekraïne ook net gehad, dus die toets ging hartstikke goed: een 8,5 en een 9,3.”

Behalve via Google Translate maakten ze ook veel duidelijk met handen en voeten. 

“Buiten voetballen heeft geen uitleg nodig,” zegt juf Danielle. Beide leerkrachten zagen dat hun leerlingen heel flexibel zijn om ondanks de taalbarrière toch met elkaar te communiceren. Bovendien waren ze erg nieuwsgierig naar elkaars talen. “We zijn begonnen met het uitspreken van alle namen,” vertelt juf Danielle. “En de Oekraïense leerlingen leerden ons het cyrillische schrift.” Lachend voegt ze daaraan toe dat de kinderen dat makkelijker oppikten dan de juf.

Meester Fedde zette een filmpje op in het Russisch en vroeg de Fries-Nederlandse kinderen welke woorden ze konden verstaan. “Matematika, wiskunde, verder begrepen ze er helemaal niets van. En ik ook niet, hoor. Hoe voelt het als je een taal niet kunt verstaan? Nou, zo dus. Dat sloeg toch wel in.”

Op de Fryske Akademy in Leeuwarden doe ik onderzoek naar meertaligheid. Daarbij gaat het over de vraag hoe meertaligheid werkt in je hoofd en wat we daarmee moeten in het onderwijs. Als meertaligheidsexpert ben ik onder de indruk van de manier waarop meester Fedde en juf Danielle de moedertalen van de Oekraïense kinderen wisten in te zetten.

Meester Fedde klinkt ontzettend opgelucht als ik hem dat vertel, want hij vindt het moeilijk dat hij zijn Oekraïense leerlingen niet meer kon bieden. “Als leerkracht heb je het gevoel dat je de kinderen ongelooflijk tekortdoet.” Het was vooral lastig dat het onduidelijk was hoe lang de leerlingen zouden blijven. De ene familie was van plan om door te reizen naar Engeland. De andere familie wilde graag in Nederland blijven. Daarom besloten ze op beide scholen eerst vooral aandacht te besteden aan de moedertalen van de leerlingen.

Meester Fedde noemt uitgeverij Noordhoff, die een website gelanceerd heeft waar je gratis meer dan driehonderd Oekraïense schoolboeken kunt downloaden die zijn goedgekeurd door het Oekraïense ministerie van Onderwijs. Voor de basisschool zijn er boeken te vinden voor de vakken Oekraïens, Duits, Engels, Frans, informatica, kunst, wereldoriëntatie en wiskunde. Voor de middelbare school is het aanbod nog groter. Ook is er informatie te vinden over hoe het Oekraïense onderwijssysteem in elkaar zit.

Op de website van LOWAN, dat onderwijs aan nieuwkomers ondersteunt, is nog veel meer lesmateriaal en ondersteuning voor Oekraïense leerlingen beschikbaar. Zo is er een link naar het online programma dat het Oekraïense ministerie van Onderwijs gemaakt heeft. Hiermee kunnen Oekraïense leerlingen overal ter wereld doorgaan met hun eigen onderwijsprogramma. Verder zijn er links te vinden naar praatplaten, waarmee leerlingen aan de hand van plaatjes en symbolen kunnen communiceren, naar de website ‘Prentenboeken in alle talen’, waar je prentenboeken in verschillende talen kunt beluisteren, en naar Matific, een online rekenplatform dat beschikbaar is in allerlei talen.

Inmiddels gaan de Oekraïense leerlingen van juf Danielle naar Grou, waar een speciale school voor Oekraïense kinderen is opgericht. Ze krijgen daar op de Oekraïense manier les van Nederlandse docenten onder leiding van een Oekraïense leerkracht. Ook de Oekraïense leerlingen van meester Fedde gaan inmiddels naar een andere school, in Sneek, met Russischsprekende leerkrachten. “Dat is goed voor ze,” aldus meester Fedde.

Dat er steeds meer materialen beschikbaar komen voor kinderen met een andere thuistaal dan het Nederlands, is niet alleen goed voor leerlingen uit Oekraïne. Ook kinderen die thuis bijvoorbeeld Turks, Pools of Arabisch spreken, kunnen hiervan profiteren. 

Als kinderen thuis geen Nederlands spreken, is het voor een leerkracht soms wat lastiger om in te schatten wat ze al wel en niet weten. Maar dat hun kennis en taalvaardigheid minder goed zichtbaar zijn, wil niet zeggen dat er sprake is van een taal- of leerachterstand. Deze kinderen hebben zich in de jaren voor hun eerste schooldag immers ontwikkeld in een andere taal en brengen in die taal een schat aan kennis met zich mee.

De laatste tijd is er dan ook steeds meer aandacht voor de vraag hoe je op school moet omgaan met al die verschillende thuistalen en hoe je de al bestaande kennis van de leerlingen zo goed mogelijk kunt benutten. Onderzoek laat keer op keer zien dat het een goed idee is om de thuistalen van leerlingen een plek te geven in de klas. Aandacht voor andere thuistalen zit de ontwikkeling van het Nederlands absoluut niet in de weg. 

bron: johan kleinjan

In Friesland lieten onderzoekers vijftien jaar geleden al zien dat kinderen op drietalige basisscholen even goed Nederlands leren als leerlingen op andere scholen. Bovendien leren ze beter Fries en durven ze gemakkelijker Engels te spreken. Meertaligheid is dus een verrijking, want een goede ontwikkeling in de thuistaal versterkt de ontwikkeling in de schooltaal.

Toch zijn er nog steeds veel scholen waar alleen Nederlands gesproken mag worden en waar leerlingen dus ook niet even met elkaar mogen overleggen in hun eigen taal. ‘Een kwestie van respect’, hoorde ik laatst nog een schooldirecteur zeggen. Graag zou ik dit willen omdraaien: het is juist een kwestie van respect als leerlingen wél met elkaar mogen overleggen in hun eigen taal. 

En het is niet alleen een kwestie van respect: het is ook een kwestie van goed onderwijs. Meertaligheid in de klas is namelijk goed voor de sociaal-emotionele ontwikkeling en een mooie manier om aan wereldburgerschap te werken, twee thema’s die vrijwel iedere basisschool tegenwoordig hoog in het vaandel heeft staan. Bovendien sluit het helemaal aan bij moderne onderwijsstrategieën die gericht zijn op het activeren van voorkennis, zodat nieuwe kennis verbonden kan worden met bestaande kennis. 

Zowel eentalige als tweetalige kinderen bouwen in hun hoofd een netwerk van woorden die onderling met elkaar verbonden zijn vanwege de betekenis of vanwege de klank. Banaan raakt bijvoorbeeld verbonden met appel en peer, maar ook met ballon en band. Hoe meer van dit soort verbindingen, hoe beter, want die zorgen ervoor dat kinderen makkelijker nieuwe woorden leren en dat ze beter kunnen lezen. 

Het is daarom belangrijk dat het onderwijs niet alleen gericht is op het leren van nieuwe woorden, maar ook op het creëren van verbindingen tussen die woorden. Dit kun je als leerkracht bijvoorbeeld doen door woorden in verschillende contexten te gebruiken, door de relaties tussen woorden te laten zien (‘olifanten en giraffen zijn zoogdieren’) of door definities te geven waar gerelateerde woorden in voorkomen (‘een vulkaan is een berg waar lava uit komt’). De meeste leerkrachten gebruiken dit soort strategieën allang, dus het mooie is dat dit niets nieuws is.

Het inzicht dat de talen van een tweetalige met elkaar verbonden zijn, is cruciaal voor het onderwijs

Relevant voor het onderwijs aan tweetalige kinderen is dat zij in hun hoofd niet alleen verbindingen creëren tussen woorden van dezelfde taal, maar ook tussen woorden van verschillende talen. Bij een kind dat opgroeit met het Nederlands en het Oekraïens kan er vanwege de betekenis bijvoorbeeld een verbinding ontstaan tussen het Oekraïense woord мандарин (mandarin, ‘mandarijn’) en het Nederlandse woord banaan. Of vanwege de klank tussen mandarin en mand. Tweetalige kinderen ontwikkelen dus één groot web van woorden, waarin woorden van beide talen met elkaar verbonden zijn. 

Afgelopen jaar maakte kinderprogramma Het Klokhuis een aflevering over tweetaligheid, samen met mij en mijn collega Naomi Nota. Hierin werd deze taalontwikkeling uitgelegd aan de hand van de bouwstenen van een huis. Net als bij het bouwen van een huis heb je bij het leren van een taal namelijk flink wat tijd en een stevig fundament nodig. Kinderen die opgroeien met één taal bouwen een huis met stenen die allemaal dezelfde kleur hebben, bijvoorbeeld rood. Als ze later een tweede taal leren, bouwen ze daar in een andere kleur een schuurtje tegenaan. 

Kinderen die opgroeien met twee talen, bouwen één huis met stenen in twee verschillende kleuren, bijvoorbeeld rood en geel. Doordat deze rode en gele steentjes door elkaar zitten, versterken ze elkaar en kunnen kinderen makkelijk van de ene naar de andere taal switchen. Bovendien leren ze woorden in hun tweede taal makkelijker als ze er in hun eerste taal al een woord voor hebben.

Het inzicht dat de talen van een tweetalige met elkaar verbonden zijn, is cruciaal voor het onderwijs. Het betekent namelijk dat het onderwijs aan tweetalige kinderen zich niet alleen zou moeten richten op het creëren van woordverbindingen binnen een taal, maar ook op het creëren van woordverbindingen tussen talen. Als tweetalige kinderen in het woordenweb in hun hoofd veel van dit soort tussentalige verbindingen hebben, dan kunnen hun twee talen elkaar versterken. De thuistaal kan dan de basis worden voor het leren van de schooltaal, en andersom kan de schooltaal ook de ontwikkeling in de thuistaal verder ondersteunen.

Een manier om de aanmaak van verbindingen tussen de talen te stimuleren is het doelbewust door elkaar gebruiken van verschillende talen in de klas, precies wat meester Fedde en juf Danielle deden. Dit wordt ook wel translanguaging genoemd. Hier kun je als leerkracht heel laagdrempelig mee beginnen, bijvoorbeeld door leerlingen te vragen hoe ze een bepaald concept in hun eigen taal zouden benoemen of door ze posters te laten maken met woorden uit hun thuis-talen. Wie een stapje verder wil gaan, kan leerlingen onderling laten overleggen in hun moedertaal of ze laten lezen en schrijven in zowel de schooltaal als hun thuistaal. Voor al deze strategieën is het niet nodig dat de leerkracht zelf alle thuistalen van de kinderen beheerst. Een open houding en een flinke dosis interesse in al die talen is voldoende.

Wat tweetalige kinderen nodig hebben, ligt dus in het verlengde van wat eentalige kinderen nodig hebben: woordenschatstrategieën die hun voorkennis activeren en nieuwe woorden laten aanhaken in het gestructureerde web van woorden dat ze al hebben. Zo bezien is translanguaging helemaal niet zo anders dan we gewend zijn. Het is de meertalige variant van strategieën die de meeste juffen en meesters allang toepassen.

Terug naar de Oekraïense leerlingen van meester Fedde en juf Danielle. Terwijl hun wereld instortte, troffen zij in een ander land een leerkracht die oog had voor de kennis die ze in hun moedertaal al hadden opgedaan. Een leerkracht die op zoek ging naar lesmateriaal in een andere taal, met bovendien een ander schrift. Die aan de andere kinderen in de klas liet zien hoe het is als je de taal niet begrijpt. Een leerkracht dus die meertaligheid niet als een probleem ziet, maar als sleutel tot wereldburgerschap, sociale vaardigheden en taalontwikkeling. ‘Een kwestie van respect’, zou je kunnen zeggen.