Spring naar de content

Brief aan Pieter Waterdrinker

Arthur van Amerongen schrijft een open brief aan Pieter Waterdrinker. ‘Mocht je net als GeenStijl-chef du bureau Bart Nijman naar de Algarve willen migreren, dan heb ik nog een goeie tip, amigo.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Arthur van Amerongen

Lieve Pieter, ik mis je nu al!

Jij was de grote ster op het verjaardagspartijtje vanwege Gerrit Komrij’s tiende sterfdag. Ik zit nu met Herr Dokter Muntz in Tirana en dat is geen straf hoor. Twee keer zo goedkoop als Portugal, de aardigste mensen van de wereld en één permanente parade van lillend vlees. Enfin, jij bent volgens mij niet zo van het jonge spul. Als je meer op vrouwen van de derde leeftijd valt, zit je meer snor in mijn Algarve, dat bejaardenreservaat vol excentrieke stokoude vrouwen uit Nederland, België, Frankrijk en Duitsland. Heel veel types ‘van achteren lyceum, van voren museum’. Denk aan Stella Bergsma. Je zou in de Algarve goed in de markt liggen, met je robuuste kop, je baret, je zijden shawl en je zwierige loopje. ‘Senhor escritor’ glijdt er in bij die omaatjes in als Gods woord in een ouderling of als knapenkwark in meester Cindy Smeets. Wel even goed hun bancaire situatie bestuderen. Dat je na een seksuele escapade met bonne maman denkt: zo, de huur voor deze maand is ook weer binnen en dat dan blijkt dat uitgerekend jij moet betalen voor het gelag.

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Kies een abonnement

Trouwens: ik zag eens een kiek van jou in de catalogus van je uitgeverij. Je droeg een Rolex en hief een kat in de lucht. Ik vond dat sexy. Of was dat Tommy Wieringa, die andere goddelijke kale? Dat vind ik zo bewonderenswaardig aan jou, dat je niet boordevol kinnesinne en animositeit jegens andere kunstbroeders zit, ook al lopen zij krom van de prijzen en de veren in hun poepgaatje. Misschien komt dat door de afstand tot het perfide Mokum, een fysieke distantie die ons beiden zo mild en laconiek maakt. Ik mag dan wel niemand kennen uit het literaire wereldje maar ik heb wel duizend roddels gehoord van Gerrit Komrij.

Over roddels gesproken: Cees Nooteboom was eens de hoofdpersoon in een VPRO-televisiedocumentaire over de Spaanse Middeleeuwen. Ze waren in Cordoba of zo, en de cameraman zag ons aller Ceesje een boekhandel in schieten. Ziet het doodziekje aapje N. (dixit Reve) een Spaanse vertaling van een van zijn boekjes in de etalage leggen en roept vervolgens stomverbaasd: film dit eens, ik lig hier gewoon in de winkel!

Ik kom al honderd jaar niet meer in artiestensociëteiten als de Kring en Arti en hoofdstedelijke voorportalen van de hel als De Pels en De Zwart. Wel was ik drie keer op het Boekenbal en dat was net een olifantenkerkhof, met al die reutelende gerontosauriërs. Gelukkig trok een zwerm voetbalvrouwen de gemiddelde leeftijd wat omlaag. Qua schrijvers kende ik alleen Gerrit Komrij persoonlijk en ik zag Kluun een keer een kroket uit een Febo-muur trekken maar ik dorst geen handtekening te vragen. Dat typeert mij wel, die mensenvrees. In jouw geliefde Olhão heb ik streekgenoot Tessa de Loo eens mogen ontmoeten en die had nog nooit van mij gehoord. Ze keek wel raar op toen ik zei dat ik De gelukkige huisvrouw haar beste boek vond.

Weet je, Pietje: ik ben niet alleen jaloers op jouw bestsellers. Jij bent ook nog eens met een gouden lepeltje in je mond geboren, kerel

Overigens hebben Algarvianen een bloedhekel aan Wichtigmacherei, dus verklap alleen maar aan de omaatjes in mijn  bejaardenreservaat dat je romancier bent. Je weet waar je ze op kunt pikken toch, daar bij ijssalon Gelvi aan de kade. En laat ze vooraf betalen!

Weet je, Pietje: ik ben niet alleen jaloers op jouw bestsellers. Jij bent ook nog eens met een gouden lepeltje in je mond geboren, kerel.

Je zat natuurlijk ook op dat verdomde Coornhert Gymnasium, zeg maar het Eton van ons droevige moederland maar dan gemengd en zonder vunzige slaapzaalfratsen als het soggy biscuit-spel. Net te jong om bij Ischa Meijer, Boudewijn de Groot en Lennaert Nijgh in de klas te zitten. Weet jij wellicht wat het verband is tussen jouw Coornhert en het dwangmatige hoerenlopen van Meijer en Nijgh? Ze maakten daar geen geheim van hoor, Ischa schreef er een mooi boek over en Lennaert vereeuwigde de Nederlandse temeier in de wonderschone smartlap Malle Babbe.

Of zat je wellicht op dat ordinaire Eerste Christelijke Lyceum, waar ze zelfs Harry Mulisch hadden toegelaten? Ach, wie ben ik om grapjes te maken, ik zat nota bene op de Mavo Beukenlaan te Ede en heb op mijn ouwe dag met de hakken over de sloot colloquium doctum gedaan zodat ik Talmoedica en Jiddisch mocht gaan studeren aan de Universiteit van Amsterdam. Uit Ede komt niemand. Ja, Arthur van Schendel, Jan Siebelink en Hans Dorrestijn, als die namen je wat zeggen. En Ede had procentueel gezien de meeste NSB-leden van Nederland. De Edenezen wierpen rijst naar de Duitse tanks en mijn MAVO is vernoemd naar Ir. A. Beuken, die de infame Muur van Mussert liet bouwen in Lunteren.

Het voordeel van deze droevigheid is dat ik net als jij vloeiend Duits spreek en lees. Overigens zit ik net in mijn Rolodex te kijken naar adressen van commerciële sekswerksters in Olhão en omgeving, speciaal voor jou. Het bestand is flink uitgedund sinds de pandemie. Jij denkt dat het hier een soort Eldorado is, of Shangri-La, maar schijn bedriegt. Je moet mijn columns niet geloven, en al helemaal niet als je weet dat ik in loondienst ben van het Portugees Verkeersbureau. Eens zal er daarom in Olhão, pal voor bordeel Vissersvreugde, een standbeeld voor mij komen. Hoe zal jij herdacht worden in Zandvoort, lieverd?

Ach, lieve Pietje. Ik word al mijn hele leven afgeserveerd als een starnakele narcomaan en ik ben daar inmiddels doodziek van, zeker nu ik eindelijk in de bovenwereld ben gearriveerd. Ik hou niet van drugs maar de drugs helaas wel van mij. Over drugs en drank gesproken: zou letterknecht Arie Storm wellicht een grote Nederlandse roman in zijn lade hebben liggen en is hij niet gewoon stinkend jaloers op jouw enorme succes, zoals decennia geleden het geval was bij Carel Peeters, de stokoude gefossiliseerde mandarijn van Vrij Nederland die vooral gesjeesd romancier was. Ik ken zijn ex-vrouw bijzonder goed, een hele lieve dame die beroemd is om haar kinderboeken. Zij moest altijd de telefoon opnemen en dan belde Maarten ‘t Hart en die begon dan enorm te slijmen bij Careltje, natuurlijk om een goeie recensie te krijgen. Terwijl ze voor het grote publiek een fittie uitvochten over de jurk en de naaldhakken van Maartje! Ik heb je het al vaker verteld, lieve vriend: Nederlandse literaire duels beperken zich tot een mep op het Leidseplein, een fluim in de Paleisstraat, een klap in Paradiso, een trap in De Balie. Wat heeft Arie je misdaan, kom op met de waarheid!

Nederlandse literaire duels beperken zich tot een mep op het Leidseplein, een fluim in de Paleisstraat, een klap in Paradiso, een trap in De Balie

En wat is het waar van het copuleerhok van Robbert Ammerlaan op het hoofdkwartier van De Bezige Bij? Iedereen in ons wereldje (proest) kent dat verhaal toch van dat peeshok van meneer Ammerlaan? Ik vind het zo’n epische roddel dat ik die niet dood ga checken. In de Kring en bij Arti is mij verteld dat meneer Ammerlaan daar jonge talentvolle schrijfsters ontving en die mochten dan hun manuscript pitchen. Een en ander vond plaats in de jaren zestig, dus we hebben het over de generatie Mensje van Keulen, Anja Meulenbelt en Yvonne Kroonenberg. Make your cherry pick, comrade! Ik heb jouw Arie Storm voor de zekerheid net even gegoogeld – effe checken of hij nog leeft – en las tot mijn ontzetting dat hij vervangen is of wordt door de 16-jarige gangsterrapper Massih Hutak, zeg maar de huisafghaan van Het Parool. Ik vind het dapper van die gazet om deze knul tot nieuwe literatuurpaus van het Amsterdamse sufferdje uit te roepen. Bovendien is hij een veel groter talent dan de andere kandidaat: Jerry Afriyie Luther King Pepermunt, Sinterklaasdichter des Vaderlands.

Wie waren trouwens de helden van de betreurde Arie Storm? Ik bedoel, als hij jou, Tommy W. en Adriaan van D. bij het grofvuil zet: wat blijft er dan nog over? Wiel Kusters? Huub Beurskens? Elle van Rijn? Bernlef? Jij wordt tenminste nog genoemd. Wees blij man. Ik word nooit genoemd, terwijl ik toch begin jaren negentig een enorm aanstormend literaar talent was, vol Sturm und Drang. Ik won de tweede prijs van een reisverhalenwedstrijd van Maatstaf, het huisorgaan van de toenmalige Arbeiderspers. Ik kreeg mijn prijs, een doos boeken van de AP ter waarde van duizend keiharde guldentjes, in het Tropenmuseum uitgereikt door Marion Bloem die maar één knoop van haar witte doorkijkblouse dicht had gedaan. Het andere jurylid, Martin Ros, mocht de prijs niet uitreiken omdat hij zijn deodorant vergeten was. De eerste prijs ging naar een zekere A. Japin, die met zijn verloofde Lexie een maand op reis mocht naar Brazilië, snotverdomme. Ik heb met mijn dronken kop al die flutboeken van Cees Nooteboom toen uitgedeeld in het Tropenmuseum, want stel je voor dat de politie je daar mee aanhoudt, vriend, dan heb je heel wat uit te leggen. Heb jij wel eens wat gewonnen trouwens?

Mocht je net als GeenStijl-chef du bureau Bart Nijman naar de Algarve willen migreren, dan heb ik nog een goeie tip, amigo.

Begin vast Fernando Pessoa te lezen, dan begrijp je Portugal beter. Hier een fijne kwoot van onze opgewekte kunstbroeder: ‘Ik beschouw het leven als een herberg waar ik moet verwijlen tot de diligence van de afgrond arriveert.’