Spring naar de content
bron: johan kleinjan

Iedereen slachtoffer

Sinds de jaren zeventig is het steeds aantrekkelijker geworden om je als slachtoffer te presenteren. Voor minderheden is een slachtofferstatus zelfs bijna een morele plicht geworden, niet zelden tegen wil en dank. Waar komt dit verschijnsel vandaan, wat zijn de nadelen, en waar houdt dit op? ‘De vraag is: wat is genoeg erkenning?’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Bina Ayar

“Als mensen er aanstoot aan nemen, dan moeten ze niet kijken,” zo reageert Golden Earring-voorman Barry Hay begin jaren tachtig op de ophef rond de videoclip bij When the Lady Smiles. In de door Dick Maas geregisseerde clip zit een aanrandingsscène met een ‘non’ die destijds uiteindelijk alleen na middernacht getoond mocht worden. Hillary Clinton gebruikt de hit in 2008 nog voor haar verkiezingscampagne, maar stopt daarmee nadat ze doorheeft wat de glimlach van de vrouw teweegbrengt in het videoverhaal. 

Tegenwoordig nemen mensen ook aanstoot aan van alles en nog wat. Met een nuchtere reactie kom je vaak niet meer weg, afhankelijk van waar het pijnpunt zit. Aanstoot nemen aan tentoongestelde geslachtsdelen van transpersonen, zoals tijdens de Pride-tentoonstelling in de buitenruimte van Almere, geldt als intolerant. Verontwaardigd zijn over woorden die pijn doen mag wel. Zo gelden traditionele benamingen van lekkernijen als jodenkoeken, moorkoppen en negerzoenen nu als kwetsend. Ook een term als ‘tassendrager’ kan tot in de Tweede Kamer toe tranen teweegbrengen.

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Kies een abonnement

Voor Lennard van Mil, oprichter en voorzitter van Stichting De Roze Leeuw, dat het ‘realistische roze geluid’ vertolkt, is al die gekkigheid een uiting van doorgeslagen slachtofferdenken. Volgens Van Mil is de slachtoffercultuur niet alleen selectief, maar ook schadelijk: “Onze slogan is geen vic-tim mentality maar een vic-tor mentality. Je hoeft mij niet te helpen door continu met een regenboogvlag te wapperen of met zo’n ietwat onsmakelijke fototentoonstelling in de publieke ruimte. Al die ‘goedbedoelde’ acties voor seksuele emancipatie hebben eerder een averechts effect. Ze versterken stereotiepe beelden en zijn stigmatiserend.”

“Er gaat geen dag voorbij zonder dat iemand zich meldt als slachtoffer van de geschiedenis, de baas of de staat,” constateert ook Henri Beunders, mentaliteitshistoricus en emeritus hoogleraar ontwikkelingen in de publieke opinie. Hij muntte de term ‘slachtoffercultuur’ als eerste in het maatschappelijk debat. “Als er iets tegenzit, kijken we verwilderd om ons heen om te zien wie we daarvan de schuld mogen geven. Zondebokken aanwijzen is helemaal in de mode. De aantrekkingskracht ervan is dat je dan zelf niet meer verantwoordelijk bent voor je eigen leven, maar het versterkt ook de afhankelijkheid van anderen. Vooral de staat moet alles oplossen, en dat is niet ongevaarlijk, want de staat is het koudste onder aller wezens, zoals Nietzsche zei.”

In 2018 verscheen Beunders’ boek Hoeveel recht heeft de emotie? – Over straffen in de slachtoffercultuur. In de rechtspraak werd het vanaf de jaren zeventig onder progressieve criminologen populair om daders als slachtoffers te zien, ofwel het ‘hij heeft een slechte jeugd gehad’-excuus, zoals het fenomeen in de volksmond heet. Beunders: “Het is goed dat er aandacht kwam voor de omstandigheden van criminelen, maar het heeft geleid tot een monsterverbond tussen daders/slachtoffers en de hulpverleningsindustrie. Die industrie heeft belang bij zoveel mogelijk slachtoffers en treedt nog steeds graag op als woordvoerder van allerlei zielige groepen.”

Het is een zware last om volledig verantwoordelijk te zijn voor je eigen lot

Henri Beunders, mentaliteitshistoricus

Toch gaan de wortels van collectief slachtofferschap volgens de emeritus hoogleraar langer terug. Beunders: “Sinds Nietzsche in 1885 God doodverklaarde, is de mens verantwoordelijk voor zijn eigen leven. Na alle emancipatiegolven na de Tweede Wereldoorlog werden we de koning van ons eigen bestaan. In de jaren negentig bereikte dat een hoogtepunt, toen werd ‘succes een keuze’ en was ‘the sky the limit’. Maar lang niet iedereen had de macht of de middelen om ‘zichzelf te worden’ of succesvol te zijn. Bovendien heeft lijden sinds de secularisatie geen betekenis meer. Het is een zware last om dan volledig verantwoordelijk te zijn voor je eigen lot. In de verticale maatschappij had iedereen op een bepaalde manier zijn eigen plek. Nu zitten we in een horizontale vechtmaatschappij waarbinnen verschillende groepen als ratten in een te klein doosje elkaar bestrijden om aandacht.”

Afgunst speelt daarin ook een rol, stelt Beunders: “Het lijden van overledenen en overlevenden van de Holocaust staat sinds de jaren zestig centraal in de geschiedschrijving over de Tweede Wereldoorlog. De aandacht voor de joodse tragedie heeft geleid tot enige jaloezie onder andere groepen. Plotseling meldden zich meer mensen die ergens slachtoffer van waren, van de slavernij bijvoorbeeld, of het kapitalisme.”

De combinatie van een ‘afgunstig’ godscomplex en een grote hulpverleningsindustrie is volgens Beunders als een giftig kruidenmengsel. “Het is een geestelijke heksenketel als gevolg van een bewustzijnsexplosie. Nederland is nu een pan spaghetti die te lang op het vuur heeft gestaan.”

In de kolk van woede en verontwaardiging gaat het soms om serieuze zaken, maar net zo vaak om subtiel slachtofferschap. De overvloedige aandacht voor grensoverschrijdend gedrag bijvoorbeeld, seksueel of seksloos, leidt tot onzekerheid. Want waar liggen de grenzen van grensoverschrijdend gedrag? Beunders: “Dat is totaal onduidelijk. De beschuldigingen vinden vaak in de geruchtensfeer plaats. Een op het verkeerde moment opgetrokken wenkbrauw kan dan zomaar gelijkgesteld worden aan ongewenste penetratie. Wat mij betreft komt er meer duidelijkheid over waar we het over hebben, à la het brandwonden-schema. Bij een eerstegraads brandwond hoef je niet veel te doen, bij een derdegraadsverbranding bel je de ambulance.” 

Opvallend is dat ook politici steeds vaker meehuilen met de wolven in het bos. Vooral aan ‘links-liberale’ kant gaat kritiek of lompheid al snel door voor ‘vrouwenhaat’, al geldt dat argument meestal niet voor kritiek op politieke opponenten van het vrouwelijke geslacht. Ook andere machthebbers voelen zich tegenwoordig snel geslachtofferd door boze boeren of burgers. Incidenten worden opgeblazen en maatregelen om mensen tegen zichzelf en anderen te beschermen volgen elkaar in rap tempo op. Zo pleiten ChristenUnie en GroenLinks ervoor om voor ‘hate crimes’ zwaardere straffen op te leggen dan voor ‘gewone’ vernieling of geweldpleging.

De slachtoffercultuur is niet onschuldig, zegt Beunders: “Voor een deel heeft de staat de rol van God overgenomen. De staat is overal verantwoordelijk voor, zelfs voor persoonlijk geluk. Al het leed moet van staatswege worden gecompenseerd. De staat is zo tegelijkertijd een ‘liefdevolle’ Big Mama met een kassa onder de arm én Big Brother. Dat heeft ertoe geleid dat allerlei staatsinstellingen uit hun voegen zijn gebarsten, zoals de NAM en de Belastingdienst. Vooral in tijden van crisis en krimp gaat dat zich wreken, want de staat blijft een koud wezen.” 

Geld heelt veel wonden in de slachtoffermaatschappij. Naast aandacht is het gewoon geworden om financiële compensatie te willen voor geleden leed. De claimcultuur beperkt zich niet meer tot bijvoorbeeld anti-slavernijactivisten. Zo eisen de vakbonden 150 miljoen euro voor slachtoffers van long covid in de zorg en het onderwijs. Volgens hen heeft de overheid onvoldoende gedaan om ze te beschermen. De mondkapjesplicht bijvoorbeeld – die vooral symbolische waarde had in de strijd tegen het virus – kwam te laat volgens de bonden, die vinden dat met het geld ‘de helden die hun gezondheid opofferden eindelijk erkenning krijgen voor hun situatie’. 

Beunders: “Iedereen, inclusief de ‘witte man’, voelt zich slachtoffer en iedereen wil erkenning. Ik las bijvoorbeeld in een pleidooi voor het instellen van Keti Koti als vrije dag dat er niet genoeg erkenning is voor het slavernijleed. Ik ben het daar niet per se mee oneens, maar de vraag is wat dan genoeg erkenning is. Het is een eindeloze tocht der hellen.” 

De slachtoffercultuur maakt steeds meer slachtoffers. Dat blijft niet beperkt tot diegenen die als schuldigen worden geschandpaald, al kan dat ver gaan. Zo pleegde de Zweedse regisseur en theaterdirecteur Benny Fredriksson zelfmoord nadat er na onterechte MeToo-beschuldigingen karaktermoord op hem was gepleegd. Beunders: “Het populaire dader-slachtofferframe versterkt het simplistische denken. Vermeende daders of zondebokken worden ‘gedeplatformd’, geschandpaald of gecanceld, ook uit angst om klanten of kiezers te verliezen. Dat is een kwalijke vorm van commercieel conformisme.”

Humor wordt eveneens geofferd voor de slachtoffercultus, zegt Beunders, die onze tijd als hysterisch typeert. “Als je tot op het bot gekrenkt bent, is er geen ruimte meer voor relativering. Zoiets als sarcasme wordt bijvoorbeeld nauwelijks nog herkend. Alleen in de hashtag valt er nog iets van ironie te bespeuren. Zo van: ‘Ik ben vandaag van mijn scooter gevallen. Hashtag #grappig’.”

Lennard van Mil van De Roze Leeuw denkt dat het slachtofferdenken alle terreinen van de samenleving beheerst. Ook hij noemt de humorloze omgang met humor als een schaduwzijde van de slachtoffercultuur: “Family Guy heeft onlangs alle grappen over homo’s geschrapt. Ik vind dat jammer, homo’s zijn onderling juist heel politiek incorrect. In Nederland hebben we een specifieke soort humor waarin mensen elkaar liefdevol een beetje belachelijk maken. Op mijn werk maakte een Indische collega een opmerking over mijn geaardheid. Ik noemde hem toen gekscherend een smerige buitenlander en hij mij een smerige homo. Sindsdien is het ijs helemaal gebroken. Als je elkaar op de hak kunt nemen is dat juist een teken van vertrouwen en gelijkwaardigheid.”

Van Mil kreeg bekendheid toen hij vijf jaar geleden onder de vlag van de belangengroep ‘Dutch gayversatives’ meeliep met de Pride Rotterdam. Daar wachtte hem hoon en uitsluiting omdat hij als ‘niet-linkse homo’ niet ‘inclusief’ genoeg zou zijn. Als de opvolger van Dutch gayversatives richt De Roze Leeuw zich minder op politieke tegenstellingen “Inmiddels zijn linkse mensen het wokegedram ook zat” – en meer op het versterken van de fysieke en mentale weerbaarheid van ‘gewone homoseksuelen, lesbiennes en biseksuelen’. Daarbij hoort politiek lobbywerk, zoals een pleidooi om pepperspray te legaliseren, maar ook verzet tegen wokeness en de pridecultuur. 

Volgens Van Mil schiet pronken met pride zijn doel voorbij: “Ook mensen die geen enkel probleem hebben met gays of bi’s zijn het gedram zat. Ik spreek regelmatig jonge homo’s die niet meer uit de kast durven te komen, omdat ze bang zijn dat men dan denkt dat ze ook achter pride en deuggedram staan. Je kunt het erg vinden dat er mensen zijn die de expliciete kanten van de pridecultuur afkeuren, maar je kunt het ook betreuren dat er een bepaald beeld van homo’s wordt opgedrongen. Ik vind het prachtig als je als gay een glitter queen wilt zijn, maar er zijn ook homo’s die in de bouw werken of van voetbal houden. Het beeld is eenzijdig en stigmatiserend.”

Als jij blij bent met wie je bent, hoef je niet continu bevestiging te zoeken

De pridecultuur staat nu gelijk aan het door de strot duwen van expliciete seksualiteit, vindt Van Mil, die op sociale media bijval kreeg toen hij afstand nam van de pridetentoonstelling in de straten van Almere. “Die tentoonstelling ging over de vraag hoe de lhbtq-gemeenschap de coronatijd had beleefd. Daarbij moest ook het geslachtsdeel van een van die jongens op de foto. Ik keur het af dat de beelden beklad zijn en ik heb niets tegen de jongen die daarop staat, maar ik vind dat sommige dingen privé zijn. Ik hoef ook niet per se tegen de edele delen van heteroseksuelen aan te kijken in de publieke ruimte.

“Je wordt binnen wokeness als minderheid in de slachtofferrol gedrukt, gepusht om één bepaalde mening te hebben en één levensstijl uit te dragen, terwijl wij – net als alle anderen – mensen zijn met verschillende voorkeuren en visies. Zelf hoef ik niet te koop te lopen met mijn geaardheid. Mensen denken dan dat ik me ervoor schaam, maar het tegendeel is waar. Als jij blij bent met wie je bent, hoef je niet continu bevestiging te zoeken. Als je niet je hele identiteit hoeft op te hangen aan je geaardheid of afkomst, is dat de ultieme vorm van zelfacceptatie.”

Hij ziet parallellen met andere minderheidsgroeperingen die vanwege vermeend slachtofferschap evenmin hun hok uit mogen. Zo rust er een taboe op rechtse allochtonen of vrouwen. Wie zich als vrouw of met een migrantenachtergrond toch buiten de politiek correcte paden begeeft is vogelvrij. De andere kant van de medaille is de stilte rond integratieproblematiek en acceptatie van seksuele diversiteit, waarvoor Van Mil ook regelmatig aandacht vraagt. “Een Surinaamse
jongen die zich bij ons heeft aangesloten noemt dat knuffelracisme. Het is wonderlijk dat mensen die zeggen dat ze voor de emancipatie van minderheden zijn, het niet kunnen accepteren dat die minderheden eigen denkbeelden hebben en op dezelfde manier willen worden behandeld als ieder ander. Zo’n houding getuigt van intolerantie en eindeloze arrogantie. Van allochtonen hoor ik regelmatig dat ze blij zijn dat wij ze tenminste niet als slachtoffer zien.” 

Soms is wokeness hilarisch, zegt Van Mil doelend op regenbooggekte bij bedrijfsleven en overheid, inclusief een explosie aan genderneutrale toiletten en regenboogzebrapaden. “Maar hoeveel hoogleraren zijn er wel niet gecanceld omdat ze iets verkeerds hebben gezegd. Censuur neemt overal toe. Er was een enorme poppenkast rond de kaarsrel van Johan Derksen. Prima, maar waar we ons drukker om zouden moeten maken is de toenemende intolerantie jegens elkaar. Over het feit dat er geen enkel tegengeluid meer wordt geduld. Dat is gevaarlijk en totalitair.”

bron: johan kleinjan

Zowel Van Mil als Beunders zien weinig lichtpunten in de schaduw van de slachtoffercultuur. Is er dan niets goeds aan de toegenomen aandacht voor slachtofferschap? Is racisme of seksisme bespreekbaarder geworden? Misschien is er meer aandacht voor machtsmisbruik? In de praktijk draait de slachtoffercultuur vaker om spielerei en symboolpolitiek dan om empathie of emancipatie. 

Van Mil: “Niemand is gebaat bij de krokodillentranen van de slachtofferpredikers. Natuurlijk heeft niet iedereen dezelfde startpositie. Je kunt ook gewoon pech hebben. Het is niet zo dat we genadeloos of gevoelloos zijn, maar ik geloof ook in eigen verantwoordelijkheid. De slachtofferindustrie vertelt je dat je geen keuze hebt en zielig bent. Zo help je mensen niet, maar houd je ze afhankelijk. Het ergste is dat dit allemaal mede uit mijn naam gebeurt. Als we willen dat de slachtoffercultuur stopt, moeten wij zelf als minderheden ons ertegen blijven uitspreken.” 

“Als je afhankelijk bent, ben je niet vrij, terwijl emancipatie letterlijk bevrijding betekent,” zegt Henri Beunders, die ook vindt dat het debat te weinig gaat over weerbaarheid. “Wat de samenleving nodig heeft zijn zelfbewuste, ruimhartige mensen. Afhankelijkheid maakt je geen beter mens en dat is toch het doel van het menszijn.”

Afhankelijkheid uit naam van bevrijding is misschien het meest paradoxale pijnpunt in de slachtoffermaatschappij. Nu schreeuwers de stilte van echte rampenslachtoffers vaker en harder overstemmen, lonkt ook het losbreken. Want hoe druk het ook in het slachtofferhokje wordt, het leven blijft oneerlijk, zoals dichter Delphine Lecompte schrijft in haar repliek op een klaagepistel van een ex-werknemer over uitgever Mai Spijkers. “Onze medemensen zullen ons soms kwetsen. Dan moet je gelaten in je haar krabben, een fles Martini in je keel gieten […] en naar Meddle van Pink Floyd luisteren.” Naar Golden Earring mag ook, zolang je maar niet álles opgeeft voor een slachtofferrol.