Spring naar de content
bron: anp

De Troonrede is stilistisch gezien een broddelwerkje

Vanuit zijn woonplaats Genua beschouwt Ilja Leonard Pfeijffer wekelijks een onderwerp dat het Nederlandse nieuws beheerst. Deze week heeft hij het over de belabberde tekst van de Troonrede: “Een regering die zoveel stilistisch onbenul tentoonspreidt, mag misschien wel iets meer dan een half miljardje uittrekken voor kunst en cultuur.”

“Nooit zal ik de Nationale Dodenherdenking van 4 mei 2020 vergeten. Het was onwerkelijk en zeer realistisch tegelijk: die bijna lege Dam, de stilte nog oorverdovender dan anders, en het besef dat de viering van 75 jaar vrijheid noodgedwongen een ingetogen karakter had gekregen. Door het coronavirus werd dit voorjaar ineens alles anders. Ook deze anders-dan-anders-Prinsjesdag op anderhalve meter afstand, niet in de Ridderzaal, en met minder mensen, tradities en uitbundig rood-wit-blauw, maakt dat tastbaar.”

Zo begon de Troonrede die onze koning afgelopen dinsdag uitsprak in de Grote Kerk aan het Spui in Den Haag. Het is een sterk begin. De uitzonderlijkheid van de situatie, die het gevolg is van de uitzonderlijke pandemie die ons heeft getroffen, wordt benadrukt doordat de koning, in de woorden die het Kabinet voor hem heeft geschreven, begint met een persoonlijke herinnering. In medias res, noem je dat. Er wordt zonder inleiding of waarschuwing onmiddellijk een punt gemaakt. Dit is een effectieve techniek om de aandacht van het publiek onmiddellijk te vangen en gegijzeld te houden. Het is sowieso sterk om een redevoering te beginnen met ‘nooit zal ik vergeten’. Je hebt nog niets gezegd, alles wat memorabel zal moeten worden aan je speech moet nog komen en je komt meteen met een onuitwisbare herinnering op de proppen. 

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Kies een abonnement

Juist omdat het zo’n goed begin is, is het te betreuren dat elke zin behalve de eerste in stilistisch opzicht allerbelabberdst is. Waarnaar verwijst ‘het’ in de tweede zin? En wat bedoelt de koning met de paradox ‘onwerkelijk en zeer realistisch tegelijk’? Als hij bedoelt te zeggen dat de ervaring onwerkelijk leek maar toch wel degelijk in het echt plaatsvond, zou ‘reëel’ een beter woord zijn geweest. ‘Realistisch’ betekent ‘de werkelijkheid zo getrouw mogelijk weergevend’, maar bij mijn weten stond de majesteit op de Dam niet natuurgetrouw te aquarellen. En wat zou het verschil kunnen zijn tussen ‘realistisch’ en ‘zeer realistisch’? Iets is een getrouwe weergave van de werkelijkheid of niet. Als je iets zou kunnen kenmerken als ‘zeer realistisch’, zou je een ander ding kunnen kwalificeren als ‘een beetje realistisch’, hetgeen misschien bruikbaar als beleefd eufemisme wanneer je gevraagd wordt een oordeel te geven over een portretbuste in terracotta die gemaakt is door je tante die niet kan kleien. Ziet u wel, mijn gedachten dwalen al af. Terwijl het sterke begin zich in mijn onmiddellijke aandacht kon verheugen, zit ik door de stilistische tekortkomingen in de tweede zin al aan kleiende tantes te denken. Daarom is stijl belangrijk. 

De pandemie vormt een cesuur in de geschiedenis, omdat de begrippen vrijheid en solidariteit op scherp kwamen te staan

Ik heb de Nationale Dodenherdenking van 4 mei 2020 op de televisie gezien. De gebeurtenis maakte diepe indruk op mij. De eenzame wandeling die de koning moest maken over de lege Dam van zijn paleis naar het monument, kreeg de allure van een epische reis. Vastberadenheid en ongeloof waren beide af te lezen van zijn gezicht. Zijn eenzame overtocht over het winderige plein was zowel een wanhopige daad als een uiting van hoop. Hij deed zijn best om te doen wat hij moest doen en wat hij elk jaar op die plek deed, maar die poging benadrukte de uitzonderlijke en grimmige situatie van het land alleen maar. Tegelijkertijd deed hij het toch maar. De pandemie kreeg ons er nog niet helemaal onder. Een nationale driekleur rukte aan zijn vlaggenmast. Ik kon de meeuwen horen krijsen. 

Zo was het. En kunnen de verzamelde kabinetsleden en hun ambtenaren, om deze poëtische gebeurtenis te beschrijven, nu echt niets beters verzinnen dan ‘onwerkelijk’? ‘Leeg’ en ‘stil’ en ‘ingetogen’, dat zijn de slappe, fantasieloze kwalificaties die uit hun tekstverwerkers zijn gerold. Tot overmaat van stilistische misdadigheid wordt de stilte, conform het meest afgezaagde cliché, ‘oorverdovend’ genoemd. 

De pandemie vormt een cesuur in de geschiedenis, omdat de begrippen vrijheid en solidariteit op scherp kwamen te staan, omdat het de eerste keer was dat we op een pandemie hebben gereageerd met een mondiale lockdown en omdat de psychologische, sociale en economische gevolgen van die lockdown een blijvend effect zullen hebben. Ik zou hier graag nog meer woorden aan vuil maken. Ik denk dat we nog niet eens in staat zijn te beseffen in welke opzichten deze collectieve ervaring ons heeft veranderd. Maar de regering zegt, bij monde van de koning: “Door het coronavirus werd dit voorjaar ineens alles anders.” Dan wil je het gewoon niet beschrijven. Dan doe je niet eens je best. Ineens alles anders. Punt. 

En dan komt de barokke vierde zin die als een onnavolgbare salto mortale te verbinding wil leggen met het heden. Als je wilt zeggen dat deze Prinsjesdag anders is dan anders, heb je een keur aan adjectieven die tot je beschikking staan: verschillend, afwijkend, abnormaal, bijzonder, buitenissig, eigenaardig, zonderling, deviant, divergerend, bizar, buitengemeen, buitengewoon, buitensporig, excentriek, merkwaardig, onalledaags, ongebruikelijk, ongekend, opmerkelijk, speciaal, uniek, vreemd, zeldzaam, zonderling, raar, singulier, verrassend, curieus, dwaas, zonderbaar, wonderlijk, exceptioneel, apart, verbazend en ga zo nog maar even door. Eén adjectief heb je echter niet tot je beschikking en dat is ‘anders-dan-anders’, want dat is geen adjectief. 

Een regering die zoveel stilistisch onbenul tentoonspreidt, mag misschien wel iets meer dan een half miljardje uittrekken voor kunst en cultuur

En ‘tastbaar’ is nu net precies het verkeerde woord. De verplaatsing van de ceremonie van de Ridderzaal naar de ruimere Grote Kerk en de gedistantieerde stoelopstelling had nu juist tot doel om fysiek contact te vermijden. De regering heeft maandenlang haar best gedaan om ons duidelijk te maken dat we geen handen mogen schudden en niets mogen aanraken als we het niet hebben ontsmet en dan wordt de hele situatie door de keuze van één verkeerd woord in een klap weer ‘tastbaar’ gemaakt. 

Een regering die zoveel stilistisch onbenul tentoonspreidt, mag misschien wel iets meer dan een half miljardje uittrekken voor kunst en cultuur. Zij zou er nog iets van kunnen opsteken, van die kunst en die cultuur.