Spring naar de content
bron: sporza

Over de zwaarte van wielrennen (die soms wel, maar vaker niet te meten is)

Frank Heinen zag een interview met Nathan van Hooydonck, die vorige maand zijn pasgeboren zoon verloor. “Misschien wel het zwaarste aan wielrennen is dat het leven ernaast doorgaat, altijd maar, elke dag opnieuw.”

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

Wielrennen is een zware sport. Je vergeet het wel eens, in alle opwinding, in alle vreugde over het op het punt van openbarsten staande seizoen. Misschien wel het zwaarste aan wielrennen is dat het leven ernaast doorgaat, altijd maar, elke dag opnieuw. Dat de wielrenner alle angsten, zorgen, verdriet en spanning uit het dagelijks bestaan meesjouwt wanneer hij op de fiets stapt. Je mag niet klagen, zeggen mensen die zelf ook wel wielrenner hadden willen zijn. Je moet niet klagen, zeggen wielrenners zelf. Klagen kost energie, en van energie heeft de renner altijd te weinig. Maar ergens over vertellen is geen klagen. Vertellen kan de boel opentrekken, vertellen over hoe je je niet alleen fysiek afbeult, maar ook geestelijk de grenzen opzoekt van wat haalbaar is.

Ik dacht aan Sam Bennett, die in een interview met Cyclingnews.com vertelde hoe wielrennen voor zijn gevoel een soort wonderlijke zijarm van de bewegingswetenschap is geworden. Op sommige dagen, vertelde Bennett, leek wielrennen nauwelijks nog op het fietsen dat hij van vroeger kende. Het was iets anders geworden, iets, ja… klinisch.

“Chasing numbers.”

Je gaat niet wielrennen omdat je je waarden wil verbeteren, om je maximale wattages per kilogram te leren kennen. Je gaat wielrennen omdat je wil winnen, voorop wil rijden, het spel wil spelen dat de sport óók is. Onderweg jaag je misschien op cijfers, die houvast bieden, en op goedkeuring van coaches die naar je trainingsgegevens kijken zoals Panoramix naar Asterix keek wanneer die met één hand een boom uit de grond trok, maar daar gaat het niet om. Je moet wel, want het niveau stijgt, en de macht van het cijfer wint het van de kracht van de fantasie: toen ze Taco van der Hoorn vroegen waarom hij niet eens probeerde om ver te komen in de Ronde van Vlaanderen, volgde er een zeer specifiek antwoord waaruit bleek dat zijn cijfers zó veel verschilden van die van de vaste klanten in de voorhoede van die wedstrijd dat het zinloos was om er überhaupt aan te beginnen. Er zijn natuurlijk wel scenario’s denkbaar waarbinnen Van der Hoorn de Ronde van Vlaanderen wint (een gesloten overweg, een kopgroep die per ongeluk lang wegblijft, gecombineerd met een wonderlijk goeie dag), maar die scenario’s zijn zo weinig plausibel dat je je tijd als Taco van der Hoorn beter anders kan besteden. Zo penetreren cijfers het domein van de droom, en sturen ze de werkelijkheid zachtjes bij.

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Kies een abonnement

Wie het plezier wil behouden, dient zijn cijfers op orde te hebben. Dus is de logica: eerst de cijfers, dan komt het plezier vanzelf

In cijfers zit iets dictatoriaals. Ze gunnen je je pleziertje, zolang je maar aan hun voorwaarden blijft voldoen. Ze zijn onwrikbaar, onbediscussieerbaar, nauwelijks voor rede vatbaar. Ze hebben altijd gelijk, ook als ze het niet krijgen. In de strijd met cijfers delft plezier vaak het onderspit. Plezier is niet kwantificeerbaar. Op plezier kun je niet rekenen, en ermee ook niet. Het is niet te vertrouwen, en bovendien: het betekent voor iedereen wat anders. En toch vormt plezier veel méér dan cijfers het fundament onder de sport. Het is uiteindelijk allemaal daar om te doen, om de lol van het fietsen, en het voor niet-wielrenners nauwelijks voorstelbare plezier van het in je eentje over de finish rijden. Om een plaatsnaambordsprintje, om het moment dat je voelt dat je op beklimmingen sterker bent dan een ander. Dat klinkt klef, nee, dat ís klef. Maar soms is klef ook waar.

Het paradoxale is: zonder de nadruk op die cijfers is er voor de meeste wielrenners weinig plezier meer uit hun sport te halen. Wie het plezier wil behouden, dient zijn cijfers op orde te hebben. Dus is de logica: eerst de cijfers, dan komt het plezier vanzelf.

In feite is wielrennen gewoon een wat uit de kluiten gegroeide subcategorie van fietsen. Fietsen, buiten zijn, lol hebben, de muizenissen uit je hoofd trappen. Iedereen die wel eens gefietst heeft, weet dat de wereld net een beetje minder grijs is wanneer je hem bekijkt vanaf een zadel en hoe na een rondje fietsen ogenschijnlijk onoverkomelijke problemen in elkaar krimpen tot behapbare proporties. Elis Ligtlee stopte jong met wielrennen en stopte in een moeite door met fietsen. Vorige week was ze plots te horen bij Radio 538. Ze deed mee aan een wedstrijd waarbij het radiostation je rekening betaalt als je een goed argument kunt aanvoeren waarom ze dat moeten doen. Ligtlee vertelde dat ze haar fietstrainer wilde bekostigen. Om weer een beetje lol in haar leven te fietsen.

Iedereen die wel eens gefietst heeft, weet dat de wereld net een beetje minder grijs is wanneer je hem bekijkt vanaf een zadel en hoe na een rondje fietsen ogenschijnlijk onoverkomelijke problemen in elkaar krimpen tot behapbare proporties

Heel af en toe echter is het leven naast de fiets zo onvergelijkbaar veel zwaarder dan erop dat het nauwelijks voorstelbaar is dat een renner ooit nog vooruit zal komen, dat hij zich ooit nog iets aan cijfertjes gelegen laat liggen, dat het plezier ooit nog een kier in het verdriet vindt om doorheen te glippen. Nathan van Hooydonck verloor eind december zijn pasgeboren zoon Thiago. Van Hooydonck fietste in die periode weinig, zijn leed liet er geen ruimte voor. De dag na Thiago’s begrafenis ging hij voor het eerst weer trainen. Hij bleef vier uur weg. Wat moet er die uren door zijn hoofd zijn gegaan? Hoe kun je de weg blijven vinden in een onveranderde buitenwereld als van binnen alles is ingestort?

Vorige week werd Van Hooydonck geïnterviewd door Ruben Van Gucht van Sporza. Het gesprek vond plaats in Alicante, op het trainingskamp van Jumbo-Visma. Met een verbijsterende helderheid vertelde Van Hooydonck hoe hij zich voelde, hoe zijn zoontje iedere seconde van de dag in zijn gedachten was, hoe zijn hart bij iedere kinderwagen die hij passeerde in duizend stukken brak.

Het is nauwelijks voor te stellen, maar vermoedelijk komt er een moment waarop van Hooydonck zich weer druk maakt om cijfers, om calorieën, wattages en ‘blokjes’. Op die dag lijkt het onbelangrijke kortstondig belangrijk, en verdringt het het belangrijkste van de voorgrond, al is het maar voor even.