Spring naar de content
bron: screenshot 'de stig'

Stig Broeckx en het streven naar het hoogste

Frank Heinen over het Belgische wielertalent Stig Broekckx, die na een val in coma belandde en nu het leven weer oppakt, zoals te zien is in de ontroerende documentaire De Stig.

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

De scans van de hersenen van Stig Broeckx waren blauw. Blauw betekent: geen activiteit.

Wie het wilde, zag één rood puntje op die scan. Een drenkeling in een rood badpak, in een zee van blauw. Het zou ondoenlijk zijn om die drenkeling op het droge te krijgen.

Stig Broeckx was praktisch hersendood. Wanneer alles liep zoals de dingen nu eenmaal meestal lopen, zou hij nooit meer uit zijn coma ontwaken.

Dit is de derde keer dat ik op deze plek schrijf over Stig Broeckx. Er zijn maar een handvol sporters over wie ik vaker heb geschreven: Messi, Federer, Dumoulin en nog een paar. Stig Broeckx heeft van al die mensen de kleinste erelijst. Sterker nog: hij heeft nooit een wedstrijd bij de profs gewonnen. Vandaag is het op de kop af zes jaar geleden dat hij doorbrak in de Ronde van Vlaanderen, waarin hij praktisch de hele dag voorop reed. Na afloop zat hij in de tv-studio van Karl Vannieuwkerke. Hij was als 42ste geëindigd, zijn gezicht zag rozig van de zon en de inspanning en hij zei: ‘Ik heb nog nooit zoveel kilometer achter elkaar gereden.’

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Kies een abonnement

Er werd een belofte gedaan, die dag. Een belofte van nog talloze keren in de aanval, vele pogingen om in even zo vele koersen zijn beste beentje voor te zetten. Een belofte van goeie benen, sprints, ontsnappingen, zeges en vrolijke interviews voor erna.

Twee jaar later, na een rit in de Ronde van België waarin hij door een slingerende motor in de afdaling van de Redoute werd getorpedeerd en roerloos in de berm achterbleef, was van al die belofte nog slechts een puntje over, een rood puntje in een zee van blauw.

Donderdag, midden in wat in Vlaanderen in ieder ander jaar de Heilige Roetsjbaan richting de Ronde zou zijn geweest, op de Belg de documentaire De Stig van regisseur Eric Goens uitgezonden.

In een van de eerste scènes in die film komt Stig Broeckx de eetzaal binnen waar zijn Lotto-vrienden van vroeger bijeen zijn. Het is de zomer van 2019, de Tour is halverwege, de rennershoofden steken bleek en mager uit de witte sponsorshirts, de ogen liggen al wat dieper in de kassen dan normaal. 

Stig Broeckx maakt een rondje, noemt namen, geeft handen. Het is stil in de eetzaal, iedereen staart naar de jongen die er eigenlijk tussen hoort, maar nu als een kreupele van high five naar high five stommelt. Ze zien hem, ze zijn blij hem te zien, maar met Stig komt ook de angst de eetzaal binnen. Hoe hij daar loopt, hoe moeizaam hij spreekt, hoe zwaar hij afziet; dat hadden zij kunnen zijn. Het is hun grootste angst die daar loopt.

Hoe hij daar loopt, hoe moeizaam hij spreekt, hoe zwaar hij afziet; dat hadden zij kunnen zijn. Het is hun grootste angst die daar loopt.

De Stig is een film over iemand die strijdt tegen wat voor de hand ligt. Hij zou nooit ontwaken, maar ontwaakte wel. Hij zou nooit meer kunnen lopen, maar hij loopt, zij het moeizaam. Hij zou nooit meer kunnen fietsen, maar ook dat leert hij op een zeker moment. Stig fietst, op het erf van de boerderij van zijn ouders. Eerst op een oude damesfiets, in korte broek en met een klein helmpje op het hoofd. Later in zijn koerskleding, op zijn racefiets met de dunne banden.

Een prestatiewandeling van vier kilometer volbrengt hij met een uiterste inspanning. Zijn ouders, die er altijd zijn, zijn erbij. Als Stig de finish passeert, valt zijn moeder hem huilend in de armen. Stig huilt niet, hij kijkt voortdurend vooruit, weigert stil te staan bij waar hij is of was, maar staart onophoudelijk in de verte. Hoger, die lat, nog hoger, er zijn geen grenzen, willen is kunnen en pijn is fijn.

Als het pijn doet, zegt hij, moet je demarreren.

Hij kan het weten. Stig Broeckx komt van ver, van verder dan wie dan ook, van voorbij de dood lijkt het. Op sommige foto’s van maanden na het ongeluk lijkt Stig helemaal niet meer op Stig, maar op een opgezwollen pop in een ziekenhuisbed, met starende ogen die niets zagen. Het kopke is alles, zegt Stig Broeckx. En juist van dat kopke leek lang niets meer over.

Eenmaal bij kennis moest hij alles nog eens leren. De val had al zijn fysieke vermogens en vijf jaar van zijn geheugen weggenomen, het kolkende blauw had de brug tussen de jongen die hij ooit was en de man die hij bezig was te worden weggeslagen. Hij moest leren praten, lopen, tandenpoetsen, zijn ploegmaats waren plots weer zijn idolen, zijn vrienden van vroeger zijn beste maten en met zijn vriendin Tilly moest hij opnieuw kennismaken. 

De verkering overleeft het niet, ondanks de liefde, ondanks de ontroerende reeks berichtjes die zij hem stuurde terwijl hij in coma lag, ondanks al het andere. Stig wil dóór. Zélf doen, zélf leven, zélf weer een normaal mens worden – wat dat dan ook is. Aan wat had kunnen zijn, had moeten zijn, aan als dan, aan als niet dit dan misschien dat; aan al die dingen denkt hij niet. Zijn gedachten scheren erlangs, soms, tuurlijk, maar ze blijven er niet aan hangen. Verloren energie. Energie die hij beter kan gebruiken.

Sport is niet veel anders dan een enorme verzameling verhalen, en het verhaal van Stig Broeckx is het soort verhaal dat zo vaak mogelijk uitgelicht moet worden. Het is het soort verhaal waar je van kun leren, zowel van Stigs onvoorstelbare kracht als van zijn zwakte, die gek genoeg juist in die kracht schuilt. En van zijn vermogen om het beste te maken van de omstandigheden, van hoe je toch kunt winnen als het toeval je de slechtst denkbare kaarten geeft.

Een paar keer in de documentaire benadrukt Stig Broeckx dat het leven zo mooi is. ‘Te mooi om het te vergooien.’

Een paar keer in de documentaire benadrukt Stig Broeckx dat het leven zo mooi is. ‘Te mooi om het te vergooien.’ De laatste keer zegt hij het staande op de plek waar hij bijna dood viel.

‘Het leven is zo mooi.’

Je moet zijn stralende ogen erbij zien om te voelen hoezeer hij het meent. Dat zeggen, en het menen, moet zo’n beetje voor ieder normaal mens zijn als wat de Tour winnen voor iedere renner is. Je blijft naar hoger streven, altijd, terwijl je weet dat je het hoogste al hebt bereikt.

De documentaire De Stig is gratis te zien op vrt.be. De biografie Zeg nooit nooit over Stig (van Thijs Delrue) is overal verkrijgbaar.