Spring naar de content

Stiekem werkloos

Ze doen net of ze een baan hebben, maar slijten de dag in het park of in de bibliotheek. Zelfs hun directe omgeving weet niet dat ze zonder werk zitten. Welkom in de schimmige wereld van de schijnwerker.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

‘Onderneem iets of houd je mond,” riep zijn vriendin al maanden. Met groeiende weerzin vertrok de Amsterdamse dokter naar zijn werk bij de Arbodienst. Hij kon niet meer tegen dat gezeur van de arbeidsongeschikten, elke dag weer. Zijn vriendin kon niet langer tegen zijn geklaag over die klotebaan, elke week weer. “Je bent geen kleuter.” Ze had gelijk. Hij moest een andere baan zoeken; alleen, hij had dermatoloog willen worden maar het was hem niet gelukt een opleidingsplek te bemachtigen. Dus zat hij al een jaar te balen bij de Arbodienst.

Tot hij op de werkvloer hoorde van de roman Ik ben omringd door debielen en ik voel me goed, van Stefan Nieuwenhuis. Het verhaal ging over een Arbo-arts die werd ontslagen en dat geheim hield voor zijn vrouw. Verrek, dacht de dokter. Hij nam ontslag, maar wist zeker dat zijn vriendin het daar niet mee eens zou zijn. Om gezeur te voorkomen, besloot hij zijn mond te houden. De dokter bleef de wekker op zeven uur zetten en stapte zoals gebruikelijk met zijn tas de deur uit, om in een internetcafé te wachten totdat zij hun huis had verlaten.

Ze gooien de eigenhandig besmeurde doktersjas in de wasmand, ze sjouwen met dossiermappen, ze trekken zich ‘s avonds terug in hun werkkamer om dat dringende schrijven uit te draaien op papier van de firma. Ze zijn werklozen die tegenover hun omgeving de schijn ophouden dat ze werken terwijl ze de dag slijten in het park, het internetcafé en de bibliotheek.

Want de schijnwerkende dokter is lang niet de enige, weet Peter Tielenius Kruyt-hoff, directeur van NOBOL, het overkoepelend orgaan van outplacementbureaus die ontslagen werknemers begeleiden naar een andere baan. Met name in economisch slechte tijden steekt dit fenomeen volgens hem de kop op. “Tijdens de grote reorganisaties in de jaren tachtig kwam het frequent voor dat mensen thuis niet vertelden dat ze waren ontslagen.”


Dat beaamt Evert Hummelen, loopbaanadviseur bij Schouten & Nelissen. “Indertijd beschikte nog niet iedereen over fax en internet, en konden ontslagen werknemers gebruikmaken van onze kantoorfaciliteiten. Sommige cliënten arriveerden elke dag om negen uur met hun broodtrommel, om pas tegen vijven weer te vertrekken. ‘Ik wil mijn werkritme aanhouden,’ zeiden ze, maar geheid dat ze thuis niet over hun ontslag hadden verteld.”

Een rondgang langs outplacementbureaus leert dat schijnwerkers nog steeds geen zeldzaamheid zijn. Maar hoevéél het er zijn, is niet te achterhalen. “Want schijnwerkers, zoals jij ze noemt, proberen te allen tijde te verdoezelen dat ze thuis de boel belazeren.”

In het grachtenpand in Leiden ging om kwart voor zeven de wekker. Dan sprong communicatiemedewerkster Marieke onder de douche en draaide Kees zich nog eens om. Wanneer zijn vriendin drie kwartier later naar haar werkgever in Den Haag reed, draaide Kees zich nog nogmaals om, maar nu minder ontspannen. Stel dat Marieke iets was vergeten en onverwacht zou terugkeren. Wat zou hij dan zeggen? Als Marieke hem moest geloven, zat Kees direct na haar vertrek aan de koffie. In haar beleving begon zijn dag om negen uur als administratief medewerker. In werkelijkheid fietste Kees om negen uur naar zijn eigen huis, keek dan video’s of ging vissen of poolen. Om vijf uur toog hij naar de supermarkt, en als Marieke om half zeven thuiskwam, had hij het avondmaal klaar.

Kees was toen 24 en heeft een jaar lang zijn geweten ‘schoongekookt’. Nu, zestien jaar later, schaamt hij zich nog steeds voor deze langdurige leugen. En voor de lamlendigheid waaruit die leugen werd geboren. “Ik was een gesjeesde student rechten en geschiedenis, waardoor ik het leger in moest. Marieke kende ik van de studentenvereniging. Toen ik uit dienst was, kwam ik haar weer tegen. Zij was inmiddels afgestudeerd als neerlandicus en had na een buitenlandse stage een voorname baan gekregen bij een internationaal bedrijf. Ik wist na mijn dienstplicht nog steeds niet wat ik wilde met mijn leven. Ik wilde in die tijd eigenlijk niets, maar ik was verliefd op Marieke en ik zou me bij dit ambitieuze meisje niet geliefd maken met mijn gelanterfant. Dus verzon ik dat ik administratief uitzendwerk deed en vroeg ik stiekem een uitkering aan.”


Ik wil mijn gezin niet belasten met een onzekere situatie, is een veelgehoord excuus van schijnwerkers. Maar schaamte is de voornaamste reden om het werkloze leven te verzwijgen, weten outplacementconsultants. Door te doen alsof ze naar hun werk gaan, pogen ze hun imago tegenover hun omgeving hoog te houden. Veelal in de irreële hoop dat het ontslag wordt teruggedraaid of dat ze snel een andere baan vinden. En het mag idioot lijken dat volwassen mensen doelloos rondjes door Nederland rijden om de dag door te komen, maar de doorsnee-schijnwerker is zeker niet gek, benadrukken de outplacementconsultants. Het zijn veelal hogeropgeleiden, en zonder uitzondering mannen.

Meer dan vrouwen ontlenen mannen hun identiteit aan hun werk, verklaart arbeidspsychologe Jolet Plomp, werkzaam bij Arbeids Psychologie Amsterdam. “Mannen zijn zwaarder belast met de boodschap dat zij maatschappelijk moeten slagen, omdat zij verantwoordelijk zijn voor het gezin.” En mannen zijn statusgevoeliger. Waar vrouwen geneigd zijn een stapje terug te doen wanneer een functie hun zwaar valt, houden mannen de schijn op dat ze hun werk prima aankunnen, stelt Plomp. “Mannen hangen een burn-out of ontslag liever niet aan de grote klok. Ze beschouwen dat als een afgang.”

Bij Esther in Amsterdam rinkelde de wekker om half zeven, want de werkdag van vriend Hans begon om acht uur met een vergadering in Utrecht. Als zij hem eens vroeg om voor één keer weg te blijven, klonk het resoluut: “Nee, ik kan niet gemist worden. Dan loopt alles in de soep.”

De tv-redactrice was 28 toen ze in maart 2002 via internet in contact kwam met de ambitieuze dertiger uit Utrecht. Hans was senior accountmanager bij PricewaterhouseCoopers, vertelde hij tegen Esther. “Hij deed gewichtig over zijn carrière, maar over zijn werk of collega’s wilde hij nooit praten. Omdat hij baalde van zijn baan vanwege zijn vervelende baas. Hij was vooral nieuwsgierig naar mijn wereld. We waren ook altijd bij mij in Amsterdam.”


Hans was veel onderweg, dus Esther kon hem alleen mobiel bereiken, en hij leek zeer belangrijk. “Heel vaak ging zijn telefoon. Althans, heel vaak nam hij de telefoon op, want zijn mobiele ging nooit over. Die stond volgens hem op de trilstand, omdat hij onrustig werd van dat gerinkel.”

En, wat doe jij? Het ‘Ik ben werkloos’ heeft de laatste jaren plaatsgemaakt voor de eufemistische uitdrukking ‘Ik ben in between jobs’, maar de veelvuldig gestelde openingsvraag op feestjes is er voor werklozen niet minder pijnlijk op geworden.

Dat geldt zeker onder de generatie dertigers die na hun afstuderen in de jaren negentig direct aan de slag konden en vorstelijke salarissen verdienden. “In die tijd van economische welvaart, die tot 2000 duurde, vonden sollicitatiegesprekken in showrooms plaats, zodat kandidaten na afloop meteen een lease-auto konden meenemen,” zegt loopbaanadviseur Hummelen van Schouten & Nelissen. “Dertigers hebben daardoor het idee dat ze geboren zijn voor succes, en verwachten een vanzelfsprekende groei van hun salaris en status. Als ze dan volgens het principe last in first out worden ontslagen, komt de klap hard aan, omdat ze niet hebben geleerd met tegenslagen om te gaan. Wat doe je dan? Dan hou je je ontslag voor je, in de hoop dat het nog goed komt.”

Twee maanden na hun ontmoeting vertelde Hans tegen Esther dat hij een andere baan kreeg. Hij moest zijn lease-auto inleveren. De nieuwe bedrijfswagen liet op zich wachten. Eerst was er iets mis met de papieren, toen was er een verkeerde bestelling gedaan. Na enkele weken zei Hans dat hij afzag van die auto omdat hij, milieubewust als hij was, een voorbeeld wilde zijn voor andere werknemers in Nederland. Hij nam voortaan het openbaar vervoer. Esther vond dat vreemd. “Hans was erg op status. Hij droeg merkkleding, kocht dure gadgets en had altijd met zijn leasebak gepronkt. Maar als trouw treinreiziger vond ik het allang best. En tja, ik was stapelverliefd.”


Ze besloten om te gaan samenwonen, maar tot drie keer toe had Hans op de dag dat ze huizen zouden bekijken plots een belangrijke afspraak. En elke keer dat Esther eindelijk zijn vrienden zou ontmoeten, gingen die bezoekjes op het laatste moment niet door. “Dan was er een ziek kind, dan weer waren zijn vrienden de afspraak vergeten. Ik begon te vermoeden dat Hans iets achterhield, maar als ik hem zag, was hij zo enthousiast, dat mijn vermoeden prompt verdween. En je bedenkt toch niet dat je vriend tegen je liegt?!”

Een personeelsfunctionaris van Capability in Amersfoort herinnert zich de ontsteltenis van twee partners van schijnwerkers nog goed. Het was vijf jaar geleden, na de fusie van de arbeidsbureaus tot de huidige Dienst Werk en Inkomen. “In het ene geval belde de vrouw van een ambtenaar naar zijn werk en hoorde ze toen dat haar man daar niet meer werkte; ze werd doorverwezen naar mij. In het andere geval belde ik een man die in aanmerking kwam voor een sociaal plan. Zijn vrouw nam op en zei: ‘Dat kan niet. Mijn man heeft werk, hij is naar zijn werk.’ Er was toen al een tweede schrijven naar het huisadres gestuurd.” Met een extra brief over het ontslag proberen outplacementbureaus deze pijnlijke confrontaties te voorkomen, maar daarmee kan toch niet altijd worden vermeden dat mensen de schijn ophouden. Vandaar dat de consultants van BMC Talent in Driebergen tijdens loopbaangesprekken altijd bedacht zijn op schijnwerkers. Directeur Wil Kleuver: “Vermoeden we dat iemand zijn ontslag thuis verzwijgt, dan stellen we voor om zijn partner uit te nodigen voor een gesprek, want het is niet alleen een pijnlijke situatie voor de partner, maar ook voor de ontslagene zelf.”


Als de eerste leugen begaan is, raken schijnwerkers verstrikt in een ingewikkeld bestaan, weet Kees uit zijn tijd als zogenaamde uitzendkracht. “Als Marieke naar mijn dag vroeg, vertelde ik soms iets grappigs over een chagrijnige collega Janssen, maar doorgaans zei ik dat ik niet over werk wilde praten omdat ik die baan verschrikkelijk vond. Toch moest ik voortdurend op mijn qui-vive zijn. ‘Ik heb je kantoor gebeld,’ zei Marieke eens. ‘Ze kennen je niet.’ Ik kreeg zowat een hartstilstand. ‘Dat heb je met uitzendkrachten,’ verzon ik. ‘Die kennen ze niet bij naam.’ Toen ben ik wel snel van werkgever veranderd. Zogenaamd dan.”

Kort na hun besluit om te gaan samenwonen, vertelde Esthers vriend Hans dat hem een geweldige baan was aangeboden in Amerika. Tonnen zou hij gaan verdienen. Esther vond dat niks, maar Hans besloot om te gaan praten over dit job offer en vloog daarvoor naar Londen en twee keer naar de VS. “Zijn vliegtuig vertrok steeds zo vroeg dat ik me makkelijk liet overtuigen om Hans niet naar Schiphol te brengen. Afgehaald worden vond hij onzin, maar die derde keer stond ik erop. Per e-mail vroeg ik hoe laat hij zou landen. Hij reageerde niet. Na een tweede mail gaf Hans zijn vluchtgegevens door. Maar toen ik voor vertrek checkte of de vlucht was vertraagd, bleek er rond die tijd helemaal geen vliegtuig uit New York te landen. ‘O,’ mompelde Hans na thuiskomst. ‘Had ik niet gezegd dat ik op Brussel vloog?’ Toen geloofde ik hem niet meer. Hij loog, en ik vermoedde dat hij over veel meer had gelogen.”

Esther belde zijn werk. “Hans wie?” klonk het. Ze hoopte dat de telefoniste nieuw was of niet goed in het medewerkersregister had gekeken. Maar er werd Esther verzekerd dat deze Hans nooit bij dit bedrijf had gewerkt. Ze belde de universiteit waar Hans had gestudeerd. “Hans wie?” klonk het opnieuw. Hans had nooit bij de universiteit ingeschreven gestaan. “Ik schrok me dood en belde in paniek zijn moeder. Zij vertelde dat Hans geen universitaire opleiding had gevolgd. Mijn wereld stortte in. Hans raakte volledig in paniek toen ik hem met zijn leugens confronteerde. Eerst ontkende hij alles boos, daarna bleef hij herhalen dat het hem speet.”


Er zijn mannen die hun vrouw gedag zoenen in een militair pak waarop elk jaar een nieuw balkje verschijnt, maar de eega’s van deze gewaardeerde officieren worden nooit geïnviteerd voor een kazernefeest. Er zijn mannen die voortdurend op zakenreis gaan, maar hun vrouwen mogen nooit mee. Er zijn mannen die zo behendig liegen dat ze hun familie jarenlang kunnen bedriegen.

Het roemruchtste voorbeeld van een doorgewinterde schijnwerker is de Fransman Jean-Claude Romand. In het boek De tegenstander is opgetekend hoe Romand dertig jaar lang zijn vrouw, kinderen en vriendenkring liet geloven dat hij een hoge functie had bij de VN in Genève. Onderwijl onderhield hij zijn gezin van de enorme geldbedragen die hij van zijn ouders en schoonouders kreeg om ze voor hen te beleggen in een voordelig VN-fonds.

Nu leed deze man aan pseudologica fantastica, maar de doorsnee-schijnwerker is niet geestesziek en houdt zijn leugens niet zo lang vol. De Arbo-dokter begreep na een maand dat hij geen geld kon blijven lenen van vrienden, en het liegen viel hem zwaar. Dus toen zijn vriendin hem in zijn zogenaamde werktijd thuis aantrof, heeft hij zijn zonde meteen opgebiecht.

Uitzendkracht Kees woonde niet samen met Marieke. De post van de sociale dienst kon hij thuis verstoppen, maar de angst om betrapt te worden, nam gaandeweg toe. “Mijn vrienden wisten dat ik loog en ik voelde me steeds lulliger, wat uiteraard niet bevorderlijk was voor mijn relatie. En ik raakte zo verstrikt in mijn gekonkel dat ik er uiteindelijk wel een punt achter moest zetten.”

En voor Esther zijn de achtergronden van het gelieg van Hans nog altijd een raadsel. “Hans kon zijn gedrag niet verklaren, en na die confrontatie heb ik op advies van mijn ouders en mijn vrienden het contact met hem verbroken.” Ze vraagt zich af of Hans aan pseudologica fantastica lijdt, maar ze vermoedt dat zijn verzinsels slechts een beperkte periode uit zijn leven betroffen. “Ik denk dat Hans in de ontslagprocedure zat toen ik hem tegenkwam, en dat hij een nieuwe baan heeft verzonnen omdat hij dacht dat ik hem zonder werk niet leuk zou vinden, want als arbeidersjongen keek hij op tegen mij en mijn grachtengordelfamilie.”


Schijnwerkers kunnen hun ontslag niet relativeren en denken dat ze daardoor bij hun partners in aanzien dalen, zegt arbeidspsychologe Jolet Plomp. “Meestal verbeelden zij zich dat, maar niet altijd. Er zijn vrouwen die hun eigen status aan de status van hun man ontlenen en inderdaad respect voor hem verliezen op het moment dat hij zijn baan verliest.” De eerlijkheid gebiedt Esther te bekennen dat ze minder enthousiast in die relatie was gedoken als ze had geweten dat Hans werkloos was. “Het was een extra klap toen ik me realiseerde dat ik stiekem ontvankelijk was voor het luxe leventje dat hij me bood. Natuurlijk viel ik voor zijn persoonlijkheid, maar de randvoorwaarden waren ook heel prettig. Ik kreeg cadeaus, hij nam me mee naar restaurants, en wilde ik op vakantie dan gingen we op vakantie.” Aan zijn gevoelens voor haar twijfelt Esther niet. “We hebben tranen met tuiten gelachen. Dat kun je niet faken. Ik ben ook niet boos op hem. Ik vind het vooral erg sneu. Hans moet ontzettend in paniek zijn geweest. Hij wist dat hij de situatie niet meer kon terugdraaien, want dan ging zijn hele identiteit verloren.”

Schijnwerkers zien het verzwijgen van hun werkloosheid als een uitweg uit een probleem, maar ze hebben er in werkelijkheid juist een probleem bij gecreëerd. “Het dragen van zo’n geheim weegt heel zwaar,” zegt arbeidspsycholoog Plomp. “En zolang ze de schijn ophouden dat ze werk hebben, kunnen ze hun netwerk ook niet aanboren om een nieuwe baan te vinden.” Ze beveelt werklozen aan om lotgenoten te zoeken via internet. “Ikwilwerken.nl is een goede site. Die maakt zich sterk voor de emancipatie van werklozen.”


De dokter werkt sinds kort in een afkickkliniek en woont na een kort verblijf buitenshuis weer bij zijn vergevingsgezinde vriendin. Kees heeft de afgelopen vijftien jaar een succesvol verzekeringsbedrijf opgebouwd. Tv-redactrice Esther heeft een nieuwe relatie met een architect. Dat laatste weet ze zeker; dat heeft ze gecontroleerd.

De namen van de geïnterviewde schijnwerkers en hun partners zijn gefingeerd.

Tijdens de crisis geven mensen eerder toe dat ze werkloos zijn, zegt arbeidspsycholoog Jolet Plomp. “Nu kunnen ze zeggen dat het aan de economie ligt. Maar schijnwerkers heb je nog steeds, zij het in gradaties. Sommigen vertellen het wel hun vrouw, maar gaan niet overdag de tuin wieden omdat de buren het niet mogen weten.”

Onderwerpen