Spring naar de content

Het monster heeft een socialer gezicht

Het kapitaal is ongetwijfeld een van de meest besproken boeken ter wereld. En tegelijkertijd waarschijnlijk ook een van de minst (uit)gelezen werken. Zelfs wijlen Harold Wilson, oud-voorman van de Britse Labour Party en premier in de jaren zestig en zeventig, gaf toe al op pagina 2 te zijn gestrand, ‘waar de voetnoot bijna een pagina lang is’.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Wie toch een poging wil wagen, kan zich dus verheugen op een herziene Nederlandse uitgave. Althans het eerste deel van het standaardwerk: Het productieproces van het kapitaal. Het is het enige deel dat nog bij leven van Marx is uitgekomen. De andere verschenen postuum, na zijn dood in 1883, verzorgd door vriend en meedenker Friedrich Engels. Ik las delen van de drukproeven van de nieuwe uitgave, en stukken over Das Kapital op internet.

Het productieproces van het kapitaal is een gedetailleerde uiteenzetting van de kapitalistische productiewijze en de daaruit volgens Marx voortvloeiende ongelijkheid tussen de bourgeoisie en het proletariaat. Een traktaat over hoe de kapitalist zichzelf over de rug van zijn arbeiders verrijkt, meer geld vergaart.

Dat geld wordt door Marx kapitaal genoemd, waarbij hij onderscheid maakt tussen geld als geld en geld als kapitaal. Geld als geld doet louter dienst als ruilmiddel, wanneer iemand een waar verkoopt om een ander waar aan te kopen. Wanneer niet de waar het begin- en eindstadium is, maar geld – dus als geld ergens in geïnvesteerd wordt met het doel het later weer met winst terug te verdienen – dan noemt Marx dat geld kapitaal.

Met de opbrengst start doorgaans weer een nieuwe cyclus, waardoor het kapitaal zich concentreert bij een rijke bovenlaag. Geld maakt geld, zogezegd.

Het is een taaie, bewerkelijke analyse die Marx neerzet. Werkelijk geen detail laat hij onbesproken, waardoor het lastig is het overzicht te bewaren. En dan zijn er natuurlijk de voetnoten. Die beslaan inderdaad soms bijna een pagina, alleen niet, zoals Wilson beweerde, op pagina 2 – en maken het lezen van het boek nog meer tot een worsteling.


Tegelijkertijd laat Het productieproces van het kapitaal, hoe tegenstrijdig het misschien ook klinkt, bij vlagen zien dat er in Marx, die van literatuur hield, een begenadigd schrijver huisde. Hij kon een tekst tot de verbeelding laten spreken. Als hij het in zijn nawoord bijvoorbeeld heeft over de ontwikkeling van de kapitalistische productie op Duitse bodem, heeft hij het over haar ‘bedrieglijke bloesem’. Tevens schrijft hij zinnen als: “Dit zijn tekenen des tijds, die zich niet laten verhullen door purperen mantels of zwarte pijen”, en “Deze onteigening (-) wordt met een nietsontziend vandalisme en onder druk van de schandelijkste, smerigste, enghartigste en gemeenste hartstochten voltooid.” Ook zijn typeringen van de uitgebuite proletariër en de kapitalist als inhalige vrek wekken gevoelens van respectievelijk empathie en antipathie op.

De gretigheid die Marx de kapitalist toedicht, zagen velen bevestigd bij het uitbreken van de huidige financiële crisis. Het is dan ook niet gek dat Het kapitaal daarna een herwaardering doormaakte. Bij Karl Dietz Verlag, de Duitse uitgever van Das Kapital, zoals het werk oorspronkelijk heet, verdrievoudigde in 2008 de verkoop ten opzichte van 2005. Ook kwam er een Duitse verfilming uit en verscheen het werk in Japan in mangavorm, waar het razend populair werd.

Marx mag dan misschien nog steeds een gevoelige snaar raken, waarschijnlijk herkennen steeds minder arbeiders zich in de uitgeknepen proletariër van Het productieproces van het kapitaal. ‘Het monster’ – zoals Marx de kapitalistische productiewijze in zijn boek typeert – heeft veelal een socialer gezicht gekregen en is zo kwaadaardig niet meer.