Spring naar de content

De wortel van alle kwaad

Er gaat geen dag voorbij of ergens vindt geweld plaats. Gebrek aan assertiviteit is de oorzaak van al die ellende. Ook de hoofdpersoon in de mooie kleine roman Bericht uit Berlijn ondervindt dat.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Max Pam

Vorige week had ik een vreemde ervaring. Ik ging naar de Amsterdamse Balie om Breivik ontmoet Wilders te zien, het toneelstuk van Theodor Holman. Ik zag het stuk, en het was een keurig nette opvoering. Geen onvertogen woord, geen naakte acteurs op het toneel, geen rechtse reactionaire praat. Alles was heel verantwoord en politiek correct. In het stuk wijst Wilders de agressieve denkbeelden van Breivik af. Wilders toont zich een democraat, die niets ziet in geweld en die langs parlementaire weg zijn doel wil bereiken. Breivik wordt afgeserveerd, zoals dat tegenwoordig heet. Na afloop was er een beschaafd applaus, zoals een krant – duidelijk teleurgesteld – schreef. Kennelijk vond men het jammer dat niet een of andere gek eieren had gegooid.

Waarom was er vooraf dan toch zo’n hype?

Inderdaad, er was vooraf een interview geweest met de auteur, waarin hij zei dat hij ‘zich meer verwant voelde met Breivik dan met Wilders’. Boe! Maar dat begrijp ik wel als je over zo iemand als Breivik nadenkt en een stuk over hem schrijft. En ik begreep het nog beter toen ik in De Groene Amsterdammer de tekst van het stuk las. Vermoedelijk hebben al die verontwaardigde mediastemmen wel het uittreksel uit het interview met Holman gelezen, maar het toneelstuk zelf niet.

Het moet te maken hebben met de figuur Theodor Holman. Meestal schrijft de pers negatief over hem. ‘Aandachttrekker’ is nog de aardigste kwalificatie. Gek genoeg worden andere aandachttrekkers altijd met gulheid ontvangen. Neem de Ramsey Nasr. Die had laatst in NRC Handelsblad een stuk over de Nederlandse botheid dat vol banaliteiten en clichés stond. Een Nederlander die zo over Belgen spreekt, zou op hard gelach kunnen rekenen. Maar van Ramsey Nasr kan men veel hebben: een gevoelig mens, een worstelaar met zichzelf. Van aandachttrekker Holman accepteert men zoiets niet.


Onlangs schreef Tim Krabbé een fascinerend boek over de twee jonge moordenaars die van plan waren hun school in Columbine op te blazen; zeker vijfhonderd leerlingen en leraren zouden dan om het leven komen. De bommen gingen niet af, en om toch nog een bloedbad aan te richten, moesten de jongens het met hun schietwapens doen, maar dat ging minder snel. Sneu, maar wat uit het boek van Krabbé (Wij zijn maar wij zijn niet geschift) ook blijkt, is dat Eric Harris (18) en Dylan Klebold (17) op veel internetsites worden geëerd als helden die de klachten van hun generatie begrepen.

Vreemd: Krabbé kreeg nergens het verwijt te horen dat hij geprobeerd had zich in te leven in de gedachtegang van de twee jonge moordenaars. Toch is dat precies wat hij doet, en wat Holman ook met Breivik ontmoet Wilders heeft geprobeerd. Als Tim Krabbé had gezegd dat hij dichter bij Eric Harris en Dylan Klebold staat dan bij de gebroeders Anker, had iedereen hem begrepen.

Vorige week waren terreur en oorlog elk moment van de dag aanwezig. In zijn boek Vuur en beschaving (1992) schreef de socioloog Joop Goudsblom dat er in het leven van de moderne mens geen dag meer voorbijgaat zonder dat we in aanraking komen met vuur. Kijk naar het Journaal, het vuur spat eraf aan alle kanten. Vorige week schoot een moslim op een joodse school in Toulouse een paar leerlingen en een leerkracht dood. Eigenlijk had hij liever een stelletje soldaten omgelegd, maar die waren even niet voorhanden. Toen reed hij met zijn scooter een blokje verder.

De belegering van de flat van de dader was aan de gang terwijl ik Soldaten – Over Vechten, doden en sterven las, van de historicus Sönke Neitzel en de sociaal-psycholoog Harald Welzer. Dat boek, eerder in dit blad besproken, gaat over soldaten van de Wehrmacht en de Waffen-SS, die het met elkaar hadden over hun rol bij oorlogsmisdaden. Die gesprekken voerden ze in krijgsgevangenschap, en ze werden afgeluisterd door Amerikaanse en Britse veiligheidsdiensten. Neitzel en Welzer hebben de transcripties van die gesprekken gebruikt voor hun boek.


Het boek begint met een klein overzicht van wat er uit sociologisch onderzoek bekend is over machtsstructuren, en met name over het bevel. We stuiten daarbij uiteraard op het Milgram-experiment, dat laat zien hoezeer mensen bereid zijn een autoriteit te gehoorzamen. Meer nog was ik getroffen door het experiment van de Barmhartige Samaritaan. Dat werd in 1973 uitgevoerd op Princeton. Proefpersonen werd verteld dat ze een belangrijke radiotoespraak moesten houden. Terwijl ze daar op zaten te wachten, kwam er iemand binnenrennen, die riep: “Snel, we zijn laat. Ze zitten op ons te wachten, we moeten onmiddellijk gaan!” Dan gingen ze hollend op weg, maar daar bij de deur van de studio lag een man (een acteur) op de grond te kronkelen van de pijn. Hij was er duidelijk slecht aan toe. Weinig proefpersonen hielden halt om te helpen. Sommigen aarzelden nog even alvorens verder te hollen, maar er was ook iemand bij ‘die niet eens had opgemerkt dat er iemand in nood verkeerde, hoewel ze praktisch over hem waren gestruikeld’.

Erg leerzaam, vooral voor mij, want ook ik kom weleens in een radiostudio.

Gebrek aan assertiviteit, daar gaat het om. Dat is de wortel van alle kwaad. Zo was aan het Oostfront het neerknallen van joden een aangenaam tijdverdrijf. Op feestjes en andere verstrooiende gebeurtenissen werden relaties uitgenodigd geweren en andere wapens uit te zoeken, alsof men op hertenjacht ging. Een gezelschap kon er in één keer zo’n vijftienhonderd joden doorheen draaien. Veel wroeging leek daarover niet te bestaan.

Na Soldaten – Over vechten, doden en sterven las ik de kleine roman Bericht uit Berlijn van Otto de Kat, een pseudoniem achter wie de uitgever/schrijver Jan Geurt Gaarlandt schuilgaat. De Kat lijkt in het buitenland meer succes te oogsten dan in eigen land, wat Gaarlandt wel zo aangenaam – en zo rustig – vindt. Bericht uit Berlijn kreeg in Duitsland in een mum van tijd een tweede druk.


Het verhaal speelt zich niet af in de oorlogsmodder, maar in de diplomatieke wereld. Een Nederlandse diplomaat krijgt in 1941 via zijn in Berlijn wonende dochter – zij is getrouwd met een Duitser – geheime informatie over Operatie Barbarossa. Dat is de codenaam voor het plan van de nazi’s om Rusland binnen te vallen. De diplomaat, Oscar Verschuur, twijfelt of hij de informatie door zal geven. Ten eerste omdat hij daarmee zijn eigen dochter in gevaar brengt en ten tweede omdat de Britse geheime dienst alle informatie uit Duitse bron wantrouwt.

Verschuur staat dus voor een duivels dilemma, dat zich – naarmate de tijd verstrijkt – vanzelf dreigt op te lossen. Een met veel gevoel opgeschreven verhaal, waarvan ik de plot niet zal verraden. Maar ik schreef het al: assertiviteit, daar gaat het om.

Otto de Kat: ‘Bericht uit berlijn.’ Van Oorschot, €17,50. Tim Krabbé: ‘Wij zijn maar wij zijn niet geschift – De schietpartij van Columbine.’ Prometheus, €19,95.

Sönke Neitzel en Harald Welzer: ‘Soldaten – Over vechten, doden en sterven.’ Ambo|Anthos, €29,95.

Alle boeken ook via ako.nl.