Spring naar de content
bron: IFFR

IFFR straalt weer zelfvertrouwen, energie en bravoure uit

“Dankzij film weet ik hoe het is een zwarte homoseksuele man te zijn.” Deze zin sprak Ingrid van Engelshoven, D66 minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen woensdagavond uit in De Doelen op de openingsavond van het 48e International Film Festival Rotterdam (IFFR). Ze doelde daarbij op de film Moonlight van een paar jaar geleden. En benadrukte vervolgens hoe belangrijk het is dat film grenzen tussen gender en rassen weg kan nemen. En dat de samenleving in dat opzicht wel wat van film kan leren. Ze zei alleen niet of dit ook zou moeten gelden voor de huidige coalitiepartijen als de ChristenUnie en de VVD waar D66 nu mee opgescheept zit.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Nico van den Berg

Festivaldirecteur Bero Beyer opende de avond met een minuut stilte. Niet om stil te staan bij vervolgde filmmakers – alhoewel het samen met het IDFA hier tijdens het festival uitgebreid aandacht aan besteedt – maar om even je gedachten de vrije loop te laten. Na de stilte pakte Beyer de hele zaal in met een gepassioneerd betoog over de waarde van de filmkunst anno 2019. Geen politiek statement, maar juist een pleidooi voor de vrije emotie. Niet voor niets is het thema op het IFFR dit jaar ‘feel’.

Hoe anders was dat een paar jaar geleden, toen het IFFR – vooral door filmcritici – als een probleemgeval werd gezien. Een festival dat richtingloos was, dat de slag om de grote filmmakers had gemist en dat met de rug naar de Nederlandse filmwereld stond. Maar met de energieke wind die sinds 2015 met de komst van festivalbaas Bero Beyer door het Rotterdamse IFFR-kantoor waait, bouwt het festival met zelfvertrouwen aan het imago van vernieuwer, met veel aandacht voor Nederlandse filmmakers.

Het Rotterdamse motto ‘geen woorden maar daden’ is kenmerkend voor het festival dit jaar. Geen holle woorden gebruiken, maar gewoon sterke films laten zien. Want zeker de Nederlandse (co)producties op het festival zijn sterker dan ooit. Alleen al de openingsfilm Dirty God van de Nederlandse regisseur Sacha Polak laat zien dat er hier genoeg filmtalent rondloopt, al lijkt het Nederlandse bioscooppubliek er nog weinig van te moeten hebben.

“De Nederlandse film is meer dan een marktaandeel,” orakelde directeur van EYE Filmmuseum Sandra den Hamer een paar weken geleden op de nieuwjaarsreceptie van de Nederlandse filmsector toen ze het over het lage marktaandeel van de Nederlandse bioscoopfilm had. Maar als diezelfde Nederlandse film nauwelijks publiek weet te bereiken – op plat vermaak als Bon Bini Holland en All You Need Is Love na – dan wordt het pas echt een elitaire bezigheid. Het IFFR laat zien dat het na de ‘herbronning’ het ideale podium is om deze kloof tussen publiek en bevlogen filmmakers te kunnen overbruggen. Zeker door het draaien van een sterke Nederlandse film op de prestigieuze openingsavond.

Dirty God is de derde speelfilm van Sacha Polak die eerder indruk maakte met films als Hemel en Zurich (het acteerdebuut van zangeres Wende Snijders). De film gaat over Jade, een vrouw die na een zoutzuuraanval moet leren leven met haar verminkte gezicht. De eerste minuten glijdt de camera in close-up langs de verbrande huid. Eerst moet de kijker dit beeld hebben geaccepteerd, moet Polak hebben gedacht, daarna kan ik de worsteling van Jade met zichzelf laten zien.

Dirty God is in al zijn rauwheid een poëtische film over zelfacceptatie, over hoe gevoelig we als mensen voor ons uiterlijk zijn, en over het taboe op virtuele seks. Met als achtergrond een zinderende opzwepende soundtrack zien we hoe Jade haar leven weer als vanouds wil oppakken, maar hoe dat tegelijk ook een illusie is. De littekens zijn blijvend, al zijn de emotionele littekens misschien nog wel ingrijpender dan de fysieke. Het is na het kijken van deze film moeilijk voorstelbaar dat hoofdrolspeelster Vicky Knight nog nooit eerder geacteerd heeft. Polak bewijst zich in elk geval als een topregisseur. Niet voor niets draait Dirty God vlak na het IFFR ook als eerste Nederlandse film ooit in de competitie op het Amerikaanse Sundance Filmfestival.

De littekens zijn blijvend, al zijn de emotionele littekens misschien nog wel ingrijpender dan de fysieke

Zoals gezegd is behalve deze film het totale Nederlands aanbod op het IFFR zeer sterk. Van Mijke de Jong draait God only Knows, over de driehoeksverhouding tussen een depressieve man en zijn zus en moeder, van beginnend filmmaker Victor van de Valk draait de veelbelovende muzikale ‘film noir’ Nocturne, en in de Tiger Competitie – de belangrijkste selectie van het festival – is de prettig absurdistische Nederlandse film Take Me Somewhere Nice te zien. Opvallend: een flink deel van de Nederlandse oogst is van vrouwelijke regisseurs die stuk voor stuk zeer persoonlijke films maken.

Een deel van het publiek dat de komende 10 dagen het IFFR zal bezoeken, komt af op de bekende arthousefilms die eerder al met succes op festivals als Cannes en Venetië draaiden, en die de komende maanden hun weg naar de filmtheaters zullen vinden. Films als Climax van Gaspar Noë, de Libanese voor een Oscar genomineerde film Capharnaüm, en Sunset, de nieuwe film van László Nemes die voor het holocaustdrama Son of Saul een Oscar won.

Prima films, maar het festival legt terecht steeds meer de nadruk op de eigen bijzondere programmering. Zo is de Tiger Award competitie verrassend sterk dit jaar en zijn er interessante onderdelen als Rabbit Hole over de wonderlijke wereld van de internetmeme, Soul in the EYE over een nieuwe generatie zwarte Braziliaanse filmmakers en een filminstallatie van de beroemde Franse filmmaker Jean-Luc Godard.

Het motto ‘Feel IFFR’ slaat zo niet alleen op het publiek, maar ook op het festival zelf, dat met bravoure, energie en een eigen eclectische kijk op cinema een hernieuwd zelfvertrouwen uitstraalt.

Onderwerpen