Spring naar de content
bron: Bron: VPRO - YouTube

Waarom onbewuste vooroordelen speculatief zijn

Toen onlangs de Taskforce Diversiteit van de Universiteit Utrecht haar plan voor meer diversiteit presenteerde, was de ophef groot. Vooral de gebedsruimtes met gescheiden ingangen, één van de suggesties om de witheid van de universiteit tegen te gaan, zorgden voor verontwaardiging. Nauwelijks aandacht was er daarentegen voor de biastrainingen die de Taskforce ook opperde in de strijd tegen vooroordelen. Terwijl de test die biases moet aantonen helemaal niet zo solide is als gedachte.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Gastauteur

“Haal de bias uit de selectiecriteria,” staat er het in het diversiteitsplan. De aanname is dat discriminatie vele vormen aanneemt. Onderzoek – van Victor Asal en Amy Pate, twee politicologen – wijst weliswaar uit dat officiële discriminatie op zijn retour is. Maar dat mag ons nauwelijks hoopvol stemmen. Maatschappelijke verschillen kunnen ook op een sluipende manier ontstaan. Dan heet het dat ze het gevolg zijn van onbewuste voorkeuren of biases, zoals ze meestal genoemd staan in beleidsstukken.

Tot voor kort hadden de ijveraars voor speciale trainingen een sterke troef in handen. Ze konden zich beroepen op de Implicit Association Test (IAT). Bijna 20 jaar lang leverde deze test het bewijs voor stiekeme discriminatie. Ze gaf inzicht in de krochten van onze ziel waar troebele overwegingen het voor het zeggen hebben. Zo leek het tenminste, want toen kwam “psychology’s favorite tool for measuring racism” onder vuur te liggen.

Dit gebeurde al in 2017, maar heeft nauwelijks tot inkeer geleid. In plaats daarvan zijn beleidsmakers onbekommerd blijven pleiten voor speciale bewustwordingstrajecten, alsof er helemaal geen kritiek was geweest.

De Utrechtse Taskforce is slechts één stem in een aanzwellend koor. Eind vorig jaar organiseerde een UvA-historicus op eigen titel een cursus om de diversiteit binnen zijn faculteit te vergroten. In de cursusdoelen kwamen ze weer voorbij: de unconscious en implicit biases die de wereld uit moeten. Even later vermoedde minister Ingrid van Engelshoven de aanwezigheid van een genderbias: zou die ervoor kunnen zorgen dat vrouwen minder vaak cum laude promoveren? Ze liet weten in gesprek te gaan met universiteitenvereniging VSNU “over de positieve effecten die training kan bieden over impliciete associaties en genderbias voor promotiecommissies.”

Verdachte vertraging

De geopperde trainingen moeten een oplossing zijn voor een maatschappelijk probleem – maar welk probleem precies? Dat is onduidelijk aangezien de IAT niet langer de betrouwbare indicator is van discriminerend gedrag waarvoor velen haar hielden.

De test is opgedeeld in fasen. Eerst krijgen de proefpersonen verschillende gezichten te zien, zowel blank als zwart. Dan komen er negatieve woorden – pijn, slecht, verachting – en positieve woorden, zoals (vriendschap liefde, vrede) op het scherm. Tenslotte worden de gezichten en woorden door elkaar heen worden aangeboden. Het blijkt dat er een vertraging optreedt als de proefpersoon eerst een zwart gezicht heeft gezien en daarna een positief woord. Die vertraging was de indicator voor impliciet racisme. Kennelijk kost het de proefpersonen moeite om ‘zwart’ en ‘positief’ met elkaar te associëren.

De IAT had een geweldige aantrekkingskracht omdat het principe breder toepasbaar was. Welke vertraging treedt er op als je proefpersonen laat associëren met vrouwen, met ouderen, met mensen met overgewicht? Sociaalpsychologen konden eindeloos variëren op de test.

Ineens was er een verklaringsmodel met de multifunctionaliteit van een Zwitsers zakmes: bruikbaar in uiteenlopende situaties. Ook voormalig president Obama begon te verwijzen naar de kwalijke invloed van impliciete voorkeuren. Volgens presidentskandidaat Hillary Clinton verklaarden die de manier waarop de politie zwarte Amerikanen behandelde. In Nederland verwees onder meer Sunny Bergman naar de IAT in haar documentaire Zwart als roet. Ze liet een aantal mensen de test maken. Bijna allemaal vertoonden ze “een automatisch voorkeur voor blanke mensen”.

Bergman kan zich er tenminste nog op beroepen dat haar documentaire uit 2014 komt, terwijl de IAT zijn vanzelfsprekende status pas drie jaar later verloor. Het lot van de testresultaten was dat van veel sociaal-psychologisch onderzoek. Een tijdje terug bleek dat slechts 39 procent van de studies uit deze discipline de belangrijkste resultaten met succes werden gereproduceerd. Ook de IAT zorgt te vaak voor verschillende uitkomsten.

Schadelijker is dat de test niet bewijst wat hij zegt te bewijzen. Terwijl weinig zo incriminerend is als de beschuldiging dat je discrimineert. Des te belangrijker dat het verwijt een stevige onderbouwing heeft. Het omgekeerde is het geval. De test scoorde niet alleen slecht op betrouwbaarheid, maar ook op geldigheid. De labresultaten laten zich niet zomaar overhevelen naar de echte wereld. Een ‘foute’ IAT-uitslag wil nog niet zeggen dat iemand daadwerkelijk discrimineert, bijvoorbeeld bij het aannemen van personeel. Eén van de bedenkers van de test gaf het zelf toe in The Chronicle of Higher Education. “We do not regard the IAT as diagnosing something that inevitably results in racist or prejudicial behavior.”

Als iets niet wetenschappelijk is aangetoond, wil dat niet zeggen dat het niet bestaat. Maar dat het genuanceerder ligt dan de IAT suggereert, moet beleidsmakers tenminste aanzetten tot gepaste nederigheid van het type: verder onderzoek is nodig. Die nederigheid is ver te zoeken. De Utrechtse Taskforce doet haar aanbevelingen voor biastrainingen zelfs terwijl ze weet dat het schort aan een degelijke onderbouwing. Haar suggesties, staat er in het rapport, zijn “niet getoetst op (wetenschappelijke) juistheid”.

Mag je een zekere doorwrochtheid niet verwachten in een rapport met stevige claims en vergaande aanbevelingen, zeker als het is besproken met de rector én het College van Bestuur? Even leek de universiteit het boetekleed aan te trekken, maar dat was nadat er kritiek kwam op de gehanteerde cijfers. Het percentage VWO-leerlingen met een migratie-achtergrond zou rond de 20 procent ligt, terwijl dat percentage op de UU slechts rond de 10 procent zou was. Die 20 procent  lag in werkelijkheid veel lager, liet sociaal-geograaf Josse de Voogd zien. De universiteit paste de cijfers aan en het aangepaste rapport ging weer online.

Maar niets over biases met vergaande gevolgen die onterecht als voldongen feiten worden voorgesteld. Dat belooft weinig goeds voor de toekomst. In de Verenigde Staten moedigen universiteiten hun studenten al aan om de IAT te doen. Zo zouden ze leren hoezeer ze worden gehinderd door vooroordelen. Wacht Nederlandse studenten straks een vergelijkbaar scenario? Het valt te hopen van niet. Eerst de wetenschappelijke basis maar eens op orde brengen voordat de anti-biasmaatregelen in de volgende versnelling gaan.

Onderwerpen