Spring naar de content

De 100 beste boeken die u nooit heeft gelezen (8)

Wat is het beste boek dat niemand heeft gelezen? Net als voorgaande jaren vraagt HP/De Tijd aan in totaal honderd literatoren welk boek zij willen toevoegen aan deze bescheiden canon van het vergeten boek.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Nick Muller

58. Het Geuzenboek (1979)
Louis Paul Boon (1912 – 1979)

Tom Lanoye: In genadeloze en korte hoofdstukken tekent ‘Boontje’ zowel de levenswandel van de machtigen als het lot en het weerwerk van ontelbare kleine zielen. Te weten: de water- en bosgeuzen van de zestiende eeuw, in hun strijd tegen de Spaanse bezetter en zijn vele collaborateurs. Het is een overweldigend en bijwijlen weerbarstig monument, door de hoeveelheid van de informatie en de onontkoombaar sterke stem van Boon — een verteller die maar nauwelijks zijn woede beheerst en die zijn misprijzen voor de toenmalige elites niet onder stoelen of banken steekt. (Waarom noemde men Willem ‘de Zwijger’? Boon pepert het ons met sardonisch genoegen in.)

Waarom is dit boek zo weinig bekend, zeker in Nederland? Ik was teleurgesteld, nee: verbolgen, dat in de mooie serie 80 Jaar Oorlog (NPO 2) niet minstens een paar fragmenten werden voorgelezen door presentator Hans Goedkoop. En zeker in deze tijden van hernieuwde godsdienstconflicten — die zoals altijd economische en geo-politieke belangen maskeren — zou dit meesterwerk de basis kunnen vormen van een onthutsende, spannende en leerrijke dramaserie.

Tot slot geef ik graag het motto van de meester zelf mee: “Zo wil dit Geuzenboek dan een soort bijbel zijn, waarin vastgelegd werd hoe de vromen en rechtzinnigen konden worden uitgeroeid door heerszuchtigen die het woord van Christus tot een godslasterlijk woord maakten, en in zijn naam duizenden en duizenden ombrachten door vuur en water, door strop en zwaard.”

59. Het Leven op Aarde (1934)
J. Slauerhoff (1898 – 1936)

Nelleke Noordervliet: Slauerhoff is vooral bekend als dichter. Zijn zwervend leven als scheepsarts en zijn vroege dood aan tuberculose weeft een waas van romantiek om zijn persoon. ‘Alleen in mijn gedichten kan ik wonen. Nooit vond ik ergens anders onderdak.’ Tijdens dat betrekkelijk korte bestaan vond hij toch tijd om een paar romans te schrijven die als de pendant van het levensgevoel in zijn gedichten kunnen worden beschouwd. Het Leven op Aarde is daarvan een geweldig voorbeeld. Cameron, een Engelse marconist, heeft genoeg van het leven op zee en drost in China. Het is een geheimzinnig, moeilijk toegankelijk land. De sfeer is duister en chaotisch. Na wat vage pogingen te settelen neemt hij deel aan een louche expeditie met een onbekend doel naar een legendarische stad in het binnenland. Het reisgezelschap bestaat uit verschillende enigmatische figuren. Cameron is een buitenstaander die af en toe een verbond met een van de andere expeditieleden sluit. Wat er gebeurt, hoe lang ze onderweg zijn  het blijft allemaal raadselachtig. Eindelijk in de grote stad in het binnenland gearriveerd wordt het doe; van de expeditie duidelijk, wordt het gezelschap vastgezet, elk van de leden op een eigen plaats en ontstaat er conflict met de leiders van de gemeenschap. Cameron stelt executie uit door te beloven een toestel te ontwerpen dat het geluid van de wereld binnen zal brengen. Hij bouwt een radio-ontvanger. In een apotheose als in een rampenfilm wordt de stad overstroomd door kolkende rivieren. Cameron vlucht naar het ijzige hooggebergte en verder. De sfeer van Het Leven op Aarde grijpt je vast, de stijl is soms slordig soms hallucinant. Een Nederlandse roman van grote, internationale allure.

60. Zondagsrust (1902)
Frans Coenen (1866 – 1936)

Rob van Essen: Een volksbuurt, eind oktober, Amsterdam, omstreeks 1900. Een gezin wordt wakker. Vader, moeder en het dochtertje (van de moeder, niet van de vader) slaan zich binnenskamers de taaie zondag door. Een dag vol verveling, verwijten, kleine chantages, tijdelijke overwinningen, dierlijk gescharrel, hoogoplopende emoties, doffe berusting – uiteindelijk eindigt alles, altijd, in teleurstelling en frustratie. Iedereen loert op elkaar op die kleine etage, iedereen is uit op eigen gewin, in een decor van goedkope prullen en opflakkerende lusten, die niet zomaar worden bevredigd – want alles heeft zijn prijs. Tegen de avond komt dan ook nog de benepen en chronisch ontevreden grootmoeder langs, om te klagen en jenever te drinken. Hier en daar geeft Coenen zich over aan op de Tachtigers geïnspireerde woordknutselarij, daar moet je tegen kunnen, maar dan heb je ook wat: een boek van totale uitzichtloosheid. Bij Coenen geen verlichtende ironie, geen mededogen. Wurgender en genadelozer is er zelden geschreven.

61. Een nagelaten bekentenis (1894)
Marcellus Emants (1848 – 1923)

Tessa de Loo: Het is me een raadsel waarom de roman Een nagelaten bekentenis van Marcellus Emants, die in 1894 verscheen, tot in onze tijd niet minstens even bekend is gebleven als bijvoorbeeld Eline Vere van Couperus. Schildert de laatste voor het eerst in onze literatuur de melancholie en depressiviteit van een jonge vrouw, die zoals de meesten van haar seksegenoten gevangen zit in een wereld van voorschriften, gedragscodes en verboden, Emants tekent met een nietsontziende pen het lege, liefdeloze huwelijk van zijn hoofdpersoon Willem Termeer met diens vrouw Anne. Met een fileermesje legt hij hun relatie bloot, even scherp als een moderne therapeut tegenover een echtpaar wier huwelijk niets meer is dan een lege huls.

De roman begint met de bedaarde mededeling van Termeer dat hij daarnet zijn vrouw heeft vermoord. Was het de logische consequentie van een uitzichtloze kwelling of heeft hij zijn verstand verloren? Met deze vraag zal hij, hoewel niemand vermoedt wat hij heeft gedaan, de rest van zijn leven blijven kampen. Dat een romanschrijver een dergelijke problematiek behandelde was in die tijd, waarin het zelfgenoegzame burgerdom de toon aangaf, revolutionair. Het boek stuitte dan ook voornamelijk op afkeuring en Emants ging erg gebukt onder dit gebrek aan begrip en erkenning. Wel vertelde hij in een interview dat hij overstelpt werd met brieven vol herkenning van lezers, die schreven: ‘Ik ben net zo…’ of ‘Mijn man is ook zo…’
Over de manier waarop zijn hoofdpersonen tot stand kwamen schreef hij: ‘Al mijn personages heb ik uit de werkelijkheid en daar ga ik zo ver in dat ik zelfs hun taalfouten in mijn taal opneem’.
Hij was een bewonderaar van het naturalisme van Emile Zola, maar deelde ook de kritische kijk op het fenomeen vrouw waar we Schopenhauer zo goed van kennen. Ook het feit dat hij vrijelijk over seksualiteit schreef schokte de brave burgerij en werd gezien als hoogst verwerpelijk.

Emants was zijn tijd ver vooruit en daarom voor ons, na ruim een eeuw vol politieke, maatschappelijke en culturele omwentelingen die inmiddels hun neerslag in de literatuur hebben gekregen, veel toegankelijker en boeiender dan voor zijn tijdgenoten. Zijn taal is vrij van overbodige stilistische hoogdraverij, nuchter en modern, maar met een onderliggende, sterk emotionele laag. Fascinerend om te lezen, nog steeds – opnieuw!

62. Veren (1994)
Veronica Hazelhoff (1947 – 2009)

Jaap Robben: Een van de boeken die direct mee verhuisde naar het plankje in mijn eerste studentenkamer was Veren van Veronica Hazelhoff. Voorin staat geschreven: ‘Voor onze lieve Jaap die nu naar de middelbare school gaat. Liefs, papa en mama.’ Dat was zes jaar voordien. Het was zo’n cadeau geweest waarbij ik vaak benadrukte dat ik er echt-heel-erg-blij mee was. Juist omdat het niet zo was.

Alle boeken die ik tot dan toe kende waren spannend of grappig. Maar dit was iets anders. Er zat iets onbegrijpelijks in dit boek. Terwijl het zo makkelijk las. Veronica Hazelhoff schreef boeken die fluisteren, tussen haar handen die ze als kommetjes tegen elkaar hield, verborg ze iets geheimzinnigs. Je mocht wel even kijken tussen de naden van haar vingers door. Haar geheimzinnigheid is niet zozeer spannend. Het is die van het niet helemaal begrijpen. De geheimzinnigheid die je op je hoede maakt, zoals stilte dat kan doen. Steeds las ik het opnieuw.

Dat was het boek waar uiteindelijk de rest van mijn boekenverzameling omheen groeide.

De tekst gaat onder de foto verder.

Een selectie van de boeken die dit jaar zijn gekozen. Beeldbewerking: Laura Muller

63. Het Revolverschot (1911)
Virginie Loveling (1836 – 1923)

Annelies Verbeke: Ik las dit boek onlangs. En schreef volgende passage over in een schriftje: ‘Wat wij met onze oogen zien, maakt ons niet blind voor het tweede gezichtsvermogen, den scherpzinnige en diepvoelende door een helsche macht verleend. Dat onverklaarbare doet ons raden wat niet gezegd wordt, gissen wat verborgen blijft, ontdekken wat onuitgedrukt of moedwillig verkeerd uitgedrukt, in ‘t brein en ‘t gemoed van de ons omgevenden opgesloten ligt. Het fluistert wantrouwen in, daar waar berusting natuurlijk schijnt.’

Dat tweede gezichtsvermogen en de veronderstellingen van mensen over elkaar en de werkelijkheid komen mooi aan bod in een roman over de oudste van twee zussen, de zorgende, opofferende, die met de eigen verbittering en jaloezie wordt geconfronteerd als haar jongere zus iets met de overbuurman blijkt te hebben, die ze zelf al als haar verloofde was gaan zien. Een interessant hoofdpersonage. Geraffineerd neergezette onderzoekingen van haar psyche en de duistere kanten van het mysterie. Verder noteerde ik de woorden ‘bloohartig’ (lafhartig, schuchter) en ‘reeuw’ (de geur van de dood).

64. De vrienden van vroeger (1955)
Esteban Lopez (1931 – 1996)

Arjan Peters: Als jongeman zat Esteban Lopez (1931-1996) een tijdje op Nijenrode, en hij werkte in de reclame. Uit die periode stamt zijn eerste roman, De vrienden van vroeger, geschreven toen hij 23 jaar was. Mooi hoor, die eenzaamheid, de afgunst op de gozer met lef (in het personage David herkennen wij de immer zelfverzekerde Heere Heeresma), en de met angst gekleurde eerste verliefdheden – zoals op het vriendinnetje dat in de deuropening van haar huis klaar staat met pingpongbal en batje, en vraagt: ‘Heb je lust mee te spelen?’ En dan zomaar tegen haar roepen: ‘Het is uit, ik heb geen zin je nog een keer te ontmoeten.’ Het balletje valt haar uit de handen en huppelt weg. ‘Ik bedacht dat haar wangen hoogrood waren en ik vond dat zij nu een spitse neus had.’ Ze smijt de deur dicht. Hij begrijpt niet wat hij heeft gedaan, en gaat maar naar de bioscoop. Balletje nog in de hand. Wat is het leven vreemd!
O, radeloosheid van de jeugd. Ik geniet.

65. Het verrotte leven van Floortje Bloem (1982)
Yvonne Keuls (1931)

Eveline Aendekerk: Het verrotte leven van Floortje Bloem van Yvonne Keuls is natuurlijk geen onbekend of ongekend meesterwerk, maar ik merk dat de jongere generatie dit juweel van een boek vaak niet meer kent. Daarom deze ‘preventieve’ keuze. Alleen al de titel vind ik werkelijk briljant. Die doet je toch snakken naar de inhoud? Mij zo’n 32 jaar geleden in elk geval wel. Dit boek is een van de eerste sociale romans in Nederland en fictie en werkelijkheid vormen er een hechte eenheid. Mooi vind ik dat de zogenaamde slachtoffers geen zielige figuren zijn. Het zijn in feite sterke figuren die in een ellendige situatie terecht zijn gekomen. Thema’s als leed en onmacht, angst, onwil en het grote gemis aan liefde, maar ook schuld en eigen verantwoordelijkheid worden met warmte behandeld. Heerlijk ook dat de tijdsgeest van de jaren 80 er zo in door klinkt; de net opgezette hulpontwikkeling, de softe vaktaal en de christelijke onderdrukking bij opvanghuizen.

66. Experimenten (1911)
Geerten Gossaert (1884 – 1958)

Martin Michael Driessen: Imponerend vormvaste en aangrijpende gedichten, door hemzelf en anderen getypeerd als ‘bezielde retoriek’. Sommige behoren al een halve eeuw tot mijn absolute favorieten, zoals Libera Nos, Domine (‘De wind woei om het eenzaam huis/In het laatste avonduur;/Toen lichtte een vreemde de klink der deur/En zat bij ’t open vuur.’)

Toen ik zestien was leek dichten als hij me het hoogst haalbare; dat veranderde, maar de bewondering en de dankbaarheid zijn altijd gebleven. Het kost misschien wat moeite hem vandaag de dag te lezen, maar dan heb je ook wat: hij staat bij  lange na niet zo ver van ons af als Bilderdijk of zelfs Boutens. Hij doet eerder aan Vasalis denken.

Intrigerend: op een gegeven moment gaf hij er gewoon de brui aan. Gerretson (dat was zijn burgerlijke naam) kreeg een goedgedoteerde baan bij de Shell en liet weten dat hij ‘geen tijd meer had voor een onmaatschappelijke activiteit als het dichten.’

Uit zijn enige bundel komt een man naar voren die zichzelf alleen kon of wilde prijsgeven in een uiterst beheerste en vaak archaïserende kunstvorm. Het effect is verpletterend. Hij laat zich nooit gaan. Hij weet wat hij doet. Het lijkt alsof hij zich niet wil laten kennen, maar na lezing van die formidabele verzen heb je er een vriend voor het leven bij.

Volgens mij is Geerten Gossaert is een van de grootste Nederlandse dichters.