Spring naar de content
bron: anp

‘De sok is ernst’

In de HP-rubriek ‘Human Interest’ vraagt Theun de Winter bekende Nederlanders naar hun kleine obsessies. In 1973 weidt Harry Mulisch uit over sokken en dameskousen. ‘De panty is een remedie tegen de liefde.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Theun de Winter

‘Je zou kunnen zeggen dat tot de helft van je scheenbeen het woord sok geldt en daaroverheen het woord kous. Dat zouden we kunnen afspreken. Natuurlijk heb je ook te korte sokken en te lange kousen. De meeste mensen die alleen maar sokken en nooit kousen dragen, kopen te korte sokken. Van die nylon dingen, die ook nog steeds korter worden naarmate ze meer gewassen worden. Die mensen slaan hun benen over elkaar en dan zie je een stukje bloot been. Dat is niet voornaam. ’t Is naakterig. De handen en het gezicht staan blootgesteld aan weer en wind, maar dat been niet en dat zie je. Het is een heel kwetsbaar, wittig, afstotelijk element aan zo iemand. Het is al bijna een ander mens, en daar kan je je ogen niet van afhouden. Als er op de televisie een vakbondsleider geïnterviewd wordt en ik zie dat stuk wit been, dan krijg ik toch ook een andere mening over zijn eisen. Dat mag natuurlijk niet en dat moet-ie voorkomen door mooie lange kousen te gaan kopen, of langere sokken. Draag je een sok, dan mag het been nooit zichtbaar worden.”

“Ik herinner me nog van vroeger die heel kleine, witte sokjes die je een keer omslaat. Toen was ik vier, of zo. Witte sokjes in gladde, ronde, licht- blauwe schoentjes met zo’n lipje met een klein spleetje erin, waar een knopje doorheen moet. Ik had ongetwijfeld sok- ken in allerlei kleuren, maar die witte herinner ik me. Ik weet niet waarom, misschien vond ik ze wel rot. Naderhand kwamen natuurlijk de kniekousen, want bij een korte broek hoorde je een kniekous te hebben. Een jongen met een korte broek en daaronder sokken, dat was een minderwaardig type. Die broek hoorde niet te lang te zijn en moest strak zitten. Er moest duidelijk knie zijn en de kous mocht ook niet vlak onder je knie zitten, maar la- ten we zeggen op driekwart van je been, dus op een kwart bij de knie vandaan gerekend. Daar moest de kous eindigen en het probleem was dat je die kous moest omslaan, want als je hem helemaal aantrok, kwam-ie tot over je knie. Er moest dus eerst een elastiek onder en dan moest hij omgeslagen worden op driekwart van het onderbeen, en voor mij was het altijd een grote zorg dat die kousen precies even hoog waren. En dat deed ik dan door in de houding te gaan staan voor de spiegel en een liniaal tegen de bovenkant van de kousen te leggen en in de spiegel te kijken of die liniaal precies horizontaal was. Daar bleef ik me de hele dag van bewust. Ik kon het ook voelen of ze op dezelfde plek zaten en ik voel het nog. Ik weet nog precies het punt tot waar die kous kwam.”

Paywall

Wilt u dit artikel lezen? Word abonnee, vanaf slechts 5 euro per maand.

Lees onbeperkt premium artikelen met een digitaal abonnement.

Kies een lidmaatschap