Spring naar de content

De verzwegen dochter Alicia

Na zijn dood werd bekend dat prins Bernhard nóg een dochter had. Ze woont in de VS, en heeft interviews altijd afgewezen. Tot eind 2006. In de heuvels van Californië vertelde Alicia de Bielefeld over Juliana, de koninklijke halfzussen, haar moeder en over de vader die ze geen vader mocht noemen. ‘Ik mis hem.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

‘Ik heb mijn leven lang contact met hem gehad. Ik zocht hem op in paleis Soestdijk en ging ‘s zomers naar zijn villa in Italië, maar met anderen erbij mocht ik hem geen dad noemen. Hij is ook hier in Fairfax geweest; hij zat daar in die stoel. Ik moest wel lang bedelen voor hij kwam. Mijn vader had een hekel aan Amerika omdat hij hier geen vip-behandeling kreeg. Ook een prins moet hier bij de douane op de luchthaven achter in de rij aansluiten. Hihi!”

Fairfax, Californië. Vanaf de hoofdstraat in het Amerikaanse dorp kruipt een weg de heuvels in. De houten woning wordt vanaf de straat aan het oog onttrokken door een lang steile oprit, die is omringd met cactussen, autovelgen en borden met dreigende hondekoppen en ‘armed alarm’. Aan het einde van het pad staat een blauwe roestbak geparkeerd, rechts daarvan leidt een trap naar de voordeur, zonder bel. Op het geklop verschijnt onverwacht snel een kleine, tanige vrouw met springerig haar, op sloffen en in een gebreid roze vest. Zo halverwege de vijftig moet ze zijn, volgens de summiere informatie die over haar beschikbaar is. Al heeft de veerkracht van haar huid zichtbaar geleden onder de Californische zon, ze is nog steeds een schoonheid. En ondanks haar alternatieve voorkomen is in één oogopslag duidelijk: in de deuropening staat de vijfde dochter van wijlen prins Bernhard, Alicia de Bielefeld.

Tot twee jaar geleden wist Nederland nauwelijks van haar bestaan. Nooit had Bernhard van Lippe-Biesterfeld publiekelijk over Alicia gesproken. Wel was bekend dat de prins naast zijn vier kinderen Beatrix, Irene, Margriet en Christina in Frankrijk nog een dochter had bij een andere dame dan zijn vrouw Juliana. Die dochter is in 1967 geboren uit het Franse fotomodel Hélène Grinda, heet Alexia en woonde lange tijd in Parijs.


Dat Bernhard nog een tweede buitenechtelijke dochter had, die ook ouder is, was veel minder bekend. Dat werd pas echt duidelijk na zijn dood op 1 december 2004. In een postuum gepubliceerd interview met de Volkskrant meldde de prins plompverloren dat er sprake is van twee buitenechtelijke dochters, en niet van één, zoals de interviewers dachten. Sprekend over Alexia: “Wacht even. Ik heb de indruk dat u niet weet dat ik nog een andere onwettige dochter heb.” Als de heren deze uitspraak onderschrijven: “Ik dacht het al. Toch wel zielig voor u.”

Bernhard vertelde dat deze dochter ‘ongewild’ en ‘bij toeval’ is geboren, en dat hij niet meer bevriend is met haar moeder. “Ze is tuinarchitecte. Die dochter is al bijna vijftig. Het is gebeurd na de Hofmans-zaak.” Dat laatste klopt niet, zo zal blijken.

De prins zei in de Volkskrant voorts dat zijn vrouw en dochters wisten van het bestaan van Alicia. “Natuurlijk. Waarom zou ik voor mijn eigen familie een geheim hebben? Dat zou toch flauwekul zijn?” Soms, zo zei hij, zag hij haar. “Ze is drie keer bij ons in Italië geweest, samen met een vriendin, en ook hier op Soestdijk.” Heel veel meer zei hij niet over Alicia. “De prins wil haar nationaliteit niet vermeld hebben,” noteerde de Volkskrant. “Ze moet met rust worden gelaten.”

Of dat háár wens was of die van de prins, bleef onduidelijk. Feit is dat Alicia’s houten huis goed verstopt ligt, op een uur rijden van San Francisco, in de tienduizend inwoners tellende gemeente Fairfax waar ook Sean Penn, Robert Redford jr. en bandleden van Janis Joplin hun rust hebben gezocht.


Uitdagend leunt Alicia tegen de deurpost. Ze weet van de aanwezigheid van een Nederlandse journaliste vanwege het telefoontje dat daags tevoren tot een misverstand had geleid. Toen nam haar vriend op, en gevraagd naar Alicia tetterde deze enthousiast op de achtergrond: “Gefeliciteerd! Ik bel je zo terug!” Haar blijdschap was meteen over toen bleek dat ze niet met de jarige buurvrouw Elsa van doen had, maar met iemand van de pers.

“Slim,” klinkt het nu sceptisch. “Het is tot het journaille doorgedrongen dat mannen bij mij geen kans maken, dus sturen ze vrouwen.” Lachend: “Zo, journalist… Van een opinieblad? Laatst was hier nog een vrouw die beweerde dat ze een biografie over mijn vader schreef. Vooraf zei ze over de telefoon dat ze in San Francisco moest zijn voor een feest. Of ze dan ook bij mij mocht langskomen? Vanaf het vliegveld liet ze weten dat er geen feest was en dat ze speciaal voor mij was gekomen. Ik heb de hoorn op de haak gegooid.”

Ze bedoelt te zeggen dat zich sinds de dood van haar vader voortdurend oneerlijke lieden aan haar opdringen. “Die biografe of zogenaamde biografe heeft twee flessen wijn bij de deur achtergelaten. Van het huis waar mijn vader zijn wijn kocht, schreef ze. Maar wie tegen mij liegt, laat ik niet binnen. Daarvoor was er een man die beweerde een goede vriend van mijn vader te zijn geweest. Bleek ook onwaar. En dan die Marc van der Linden.” Ze spreekt de naam van de royalty-verslaggever op z’n Nederlands uit, de intonatie is honend. “Hij heeft me laten volgen door een fotograaf die in het geheim foto’s nam.” Weekend publiceerde ze kort na het overlijden van Bernhard.

Ze mompelt iets, en zegt dan: “O nee. Ik moet niet schelden. Dat is niet ladylike – ik heb me mijn hele leven keurig gedragen.” In het gareel gelopen, bedoelt ze. “Ik heb altijd moeten zwijgen en héb gezwegen over mijn afkomst. En het is vreselijk om niet over je vader te kunnen praten. Maar ik ga nu geen kwaad spreken over hem.”


Stilte. Dan geëmotioneerd: “Ik mis hem.” Grinnikend: “Hoe hij tijdens de vakanties in Italië steevast kreeftepoten in zijn oren en neusgaten stopte.” Na een weggeveegde traan: “Ik ben ziek. Daarom zie ik er zo verschrikkelijk uit.” Wrijvend door haar haar: “Ik werk al een jaar niet meer. Ik ben bezig met een chemokuur. Ik heb kanker.” Cynisch: “Weet heel Nederland nu dat ik kanker heb?”

Tegen de verwachting in neemt ze geen stap naar achteren om de deur te sluiten. Haar wantrouwen maakt plots plaats voor nieuwsgierigheid. Ze bekijkt de steen om mijn hals. Al keuvelend over Amsterdam en mannen toont ze zich ongegeneerd en open over haar liefdesleven en de lichamelijke ongemakken die met haar ziekte gepaard gaan. Ze trekt haar shirt opzij bij de hals. Vlak bij haar oksel is een onderhuids rondje te zien. “Via dat ding wordt de chemo mijn lichaam in gevoerd,” zegt ze. “Daarna moet ik nog twee operaties ondergaan. Dan wil ik naar Italië. Tot hoe lang blijf je hier? Wat doe je in die tijd? Wachten op een interview met mij?!” Ze zucht. “Ik wil niet in de krant. Ik heb je niet gevraagd om hierheen te komen. Wat doe ik nou met jou?” Ze zucht opnieuw. “Bel me morgen.”

“Hallo!” Haar stem komt van boven. Alicia hangt uit het raam op de eerste verdieping. Het is twee dagen na onze eerste ontmoeting. Gisterochtend had ze door de telefoon nerveus geklonken en gevraagd om later terug te bellen. Ze wachtte op een bericht van haar arts. Vervolgens stond het antwoordapparaat aan, en het geklop op haar voordeur werd slechts beantwoord met het geblaf van een hond. Een golden retriever, zo blijkt als Alicia de deur opent. “Dit is Paco,” zegt ze. “Kom binnen.”


Een trap omhoog voert naar de woonkamer en het aangrenzende terras met een overweldigend uitzicht op de beboste bergen in de wijde omtrek. “Hierom werd ik op slag verliefd op dit huis.” Dertig jaar geleden alweer. Ze kocht het met haar toenmalige vriend, een bouwval was het, en binnen een jaar liep hun relatie op de klippen. “Ik sliep hier voor de open haard, de enige plek waar het dak niet lekte. Ik heb het eigenhandig opgeknapt. Stoer? Ik had geen keuze.” Als ze uit de keuken terugkomt met flesjes water: “Na mijn vaders dood publiceerde de Marin Independent Journal, de plaatselijke krant, dat in Fairfax een koninklijk geheim leefde en dat ik 45 miljoen zou erven. Daar had een Nederlandse krant, ja, De Telegraaf, hen attent op gemaakt. Nou, ik heb nooit een rooie cent gehad. Inderdaad, ik krijg een zesde van zijn erfenis, maar vooralsnog heb ik geen dollar gezien. Ik heb mijn huis helemaal zelf afbetaald.”

Ze haalt haar schouders op. Geld doet haar weinig. Ze is blij met haar huisje, maar verontschuldigt zich voor de rotzooi. “We zullen maar zeggen dat je kunt zien dat hier wordt geleefd,” zegt ze. De salontafel is bezaaid met paperassen, medicijnflesjes, potten met pennen die niet schrijven en andersoortige prullaria. Op een tafel voor het raam staan mineralen uitgestald, en talloze flesjes van gekleurd glas. “Toen ik voor het eerst mijn vaders werkkamer zag, stond ik perplex. Hij had eenzelfde verzameling dingetjes. Alleen heb ik geen personeel om het schoon te houden. En sinds mijn ziekte heb ik zelf geen puf meer.”

Ze blaast. Grote stofwolken dansen in het zonlicht. Lachend: “Tot stof zullen we wederkeren, zei mijn vader.” Ze tilt een paarsroze olifant op, die onopvallend tussen de frutsels staat. “Die is van hem. En dat schilderij heeft hij gemaakt.” Ze wijst op het besneeuwde berglandschap dat weerspiegeld wordt in een meer. “Hij bakte er in elk geval meer van dan ik,” zegt ze terwijl ze op de bank ploft. “Mijn vader.”


Haar vader. Nogmaals zegt ze zijn naam niet te willen bezoedelen, de koninklijke familie niet voor het hoofd te willen stoten, maar langzamerhand is duidelijk dat ze haar hart wil luchten. Spontaan verhaalt Alicia over mooie herinneringen en wrange situaties. Ze mist Bernhard, al was het geen feest om zijn dochter te zijn.

Gehuil en gelach wisselen elkaar net zo snel af als de twijfels omtrent een interview. Pas de volgende dag stemt Alicia ermee in dat haar woorden gepubliceerd worden. Uit eigen beweging overhandigt ze dan ook twee foto’s van haar en prins Bernhard. “Ik heb erover nagedacht,” zegt ze. “En ik geloof niet dat het verkeerd is om samen met mijn vader in een blad te staan. Ik denk niet dat ik er iemand kwaad mee doe.” Niet eerder zijn kiekjes van de prins en zijn Amerikaanse dochter gepubliceerd. Voor het eerst wordt Bernhard voor de buitenwereld ook háár vader. Na 54 jaar. “Hij heeft er lang over gedaan om mij te erkennen.”

Alicia vertelt. Ze is van 1952. Op 21 juni werd ze in San Francisco geboren, en ze groeide op in het zuiden van Californië, en in Azië. “Mijn moeder moest en zou ineens in Azië wonen,” zegt ze. Over de identiteit van haar moeder heeft Bernhard zich nooit uitgelaten. Alicia zelf is ook zuinig met informatie. “Ze was een Duitse pilote.” Alicia beaamt dat dat indertijd een ongewoon beroep was. “Het is ook een ongewone vrouw,” voegt ze er zuchtend aan toe. Ze heeft tien, vijftien jaar geleden het contact met haar moeder verbroken. Over het waarom zegt ze slechts: “Wees maar blij dat het de jouwe niet is.”

Hoe haar moeder heet, wil Alicia niet zeggen. Over de ontmoeting tussen haar ouders is ze kort. “Ze hebben elkaar in 1951 leren kennen in Mexico City. Daar woonde mijn moeder destijds. Zij was knap en jong. Hij was een prins. Zij was 22 toen ze me kreeg, hij was veertig.” Meer weet ze niet, behalve dat ze jarenlang een affaire hadden. “Mijn vader kwam wanneer hij kon en stuurde altijd verjaardags- en kerstkaarten. Als kind vond ik het normaal dat ik hem weinig zag. Mijn moeder zei dat hij hard aan het werk was. Pas op mijn zeventiende hoorde ik dat hij was getrouwd met de Nederlandse koningin. Mijn vader was een prins… Prins. Zei mij niets, maar mijn moeder dwong me altijd om te fluisteren over hem. Vreselijk vond ik dat. Wat zeg je tegen klasgenoten die naar je vader vragen?” Ze graait tussen de troep op de salontafel en gooit een doosje lucifers met een foto van paleis Soestdijk naar me toe. “Ik kon moeilijk zeggen: kijk, daar woont-ie.”


Prins Bernhard stelde in het Volkskrant-interview dat de geboorte van Alicia verband hield met de beschuldiging aan zijn adres (vanuit Hofmans-kringen) dat hij geld van zijn vrouw Juliana achterover had gedrukt. “De beschuldiging geld te stelen van je eigen vrouw… Dat heeft iets kapot gemaakt. Ik heb (tegen Juliana – red.) gezegd: dat is de verklaring waarom ik deze dochter heb.” Bernhard vertelde het zijn vrouw midden jaren zeventig, toen hun relatie na de Hofmans-affaire weer genormaliseerd was.

Duidelijk is inmiddels dat Bernhard in het interview niet de volledige waarheid sprak. De prins stelde dat Alicia is geboren na de Hofmans-affaire (1956). Zijn dochter meldt nu haar werkelijke geboortedatum: 21 juni 1952. Die datum staat ook vermeld in een kadasterdocument waarover HP/De Tijd beschikt. Voor de geschiedschrijving van het Nederlandse koningshuis kan het van belang blijken dat Alicia ruim voor de Hofmans-crisis is geboren. Haar geboorte zou zelfs een belangrijke reden kunnen zijn voor de crisis die het Koninklijk Huis op zijn grondvesten deed schudden.

Tot nu toe gaan veel historici ervan uit dat de huwelijkscrisis van Juliana en Bernhard in 1956 een gevolg was van een conflict over de positie van de gebedsgenezeres Greet Hofmans; Juliana was zozeer in de ban van deze spirituele dame dat Bernhard aan haar geestelijke vermogens begon te twijfelen en het vertrek eiste van Hofmans. Er zijn echter ook aanwijzingen dat Juliana in werkelijkheid wilde scheiden omdat ze was geïnformeerd over Bernhards actieve buitenechtelijke liefdesleven.

Alicia zegt haar vaders verklaring voor haar bestaan niet te kennen. Ze heeft wel het boekje met het Volkskrant-interview, is in het bezit van stapels boeken over het Nederlandse koningshuis, maar kan die niet lezen. En er is zo veel dat ze niet weet, zo veel dat ze zich afvraagt over haar eigen verleden. Waarom zweeg haar vader over haar? Ze heeft het hem nooit gevraagd. “Ik had ‘t gevoel dat ik van zowel mijn vader als mijn moeder nooit eerlijke antwoorden kreeg.”


Ze is ook niet verbaasd als ze hoort dat Bernhard stelde dat zij, Alicia, drie keer in zijn Italiaanse vakantieverblijf was en één keer op Soestdijk. “Vanaf 1994 ging ik bijna elk jaar naar zijn villa in Italië,” corrigeert ze. “Op Soestdijk was ik meermaals.” Ze heeft Juliana voor het eerst ontmoet toen ze een jaar of dertig was, schat ze. “Een aardige, lieve vrouw. Heel gewoon ook. Ze hield ervan om met de fiets naar de markt te gaan in Italië. Ik ben weleens met haar meegegaan.” Haar halfzussen – inclusief koningin Beatrix – heeft ze één keer gezien. “We hebben eens met z’n allen iets gedronken, heel kort. Een kwartier of zo.” Met prinses Christina was er iets van een klik. “Samen hebben we nog in de tuin gewerkt in Porto Ercole.”

Bernhard stelde dat Juliana het gegeven van zijn buitenechtelijke kinderen ‘helemaal had aanvaard’. Alicia concludeert dat haar bestaan voor Juliana heel pijnlijk moet zijn geweest, en ook voor zijn dochters. Maar die pijn, zegt ze, kunnen ze mij niet verwijten. “Ik heb er niet om gevraagd verwekt te worden.”

Dat haar vader de casanova uithing, ach, zoveel mannen maken buitenechtelijke kinderen. Andere zaken zaten haar wel dwars, maar daarover wil ze het dus niet hebben. Ze is allang blij dat ze de laatste jaren veel met hem heeft kunnen bespreken. Want ze heeft zich heel eenzaam gevoeld. Met het geheim, dat haar leven heeft bepaald. Kinderen heeft ze nooit gewild. En het is niet voor niets dat ze tuinarchitecte is geworden. “Ik koos al jong voor een beroep dat ver van een koninklijk bestaan af staat. Ik wroet met mijn handen in de grond. De natuur vraagt niet en oordeelt niet.”


Als ze opstaat, ziet ze dat er uren zijn verstreken. “Een vriendin komt zo een sandwich brengen en dan moet ik even liggen. Kom morgenochtend terug, als je wilt.” Ze slijt immers al een jaar haar dagen tussen bank en bed, met boek en tv. “Of je iets kunt meebrengen? Nou, heroïne bijvoorbeeld. Even geen zorgen, even geen pijn.” Ze schatert, beide handen op haar buik gedrukt. “Grapje!”

Ze oogt belabberd de volgende dag. Alicia bekent dat ze sinds het ochtendgloren met braakneigingen rondloopt. “Maar het kan altijd erger. Kijk eens, ik heb me voor je aangekleed.” De joggingbroek en de grauwe oversized polo met Jumbo 06, ‘de naam van mijn vaders boot’, zijn verruild voor een zwarte jeans en een shirt met een kantje. “Goed idee,” zegt ze als ze een biologische avocadosandwich in ontvangst neemt.

Het bezoek heeft herinneringen losgemaakt. Alicia is met foto’s aan de slag, stapeltjes liggen overal, en nog zoekt ze naar die ene mooie van hen beiden. Tussen sokken en shirts in de ladenkast van het logeerkamertje ploegt ze voort. Hé, daar is het doosje van haar Swarovski-verrekijkertje. “Hij had dat kijkertje eens bij zich en ik heb tien keer gezegd hoe indrukwekkend ik het zicht vond. Toen viel het kwartje. Met dit cadeau was ik echt blij.” Wat moet ze namelijk met juwelen terwijl ze niet eens make-up draagt? Ha, daar is Bernhard met een aap in Swaziland. Bernhard bij een olifant. “Heb je die zebrahuid op de grond van de logeerkamer gezien? Eerst de wilde dieren afschieten, dan om geld gaan bedelen voor het Wereld Natuur Fonds…”

Daar zien we Bernhard met een olijftak om zijn hoofd achter een bureau en Alicia vóór hem op de grond met olijftakken in de weer. “Dat is in Italië,” zegt ze. Zo ongedwongen als het tafereel lijkt, ging het er volgens Alicia niet aan toe. “Mijn vader nodigde altijd veel mensen uit in zijn villa, en iedereen moest een strikt schema volgen. Kwart voor zeven opstaan, dan een vast tijdstip voor het ontbijt, even tijd voor onszelf, verplicht zwemmen, en dan vertrokken we om 9.42 uur met een kleine boot, zodat we om 9.45 uur op zijn jacht waren. Elke dag. Van zo laat tot zo laat moesten we hem alleen laten met zijn kruiswoordpuzzel; van zo tot zo laat werd er toast met kaas gegeten. Hij zag er nog op toe ook dat ik at. ‘Je bent te mager,’ zei hij altijd, ‘eten jij!’ Dat deed ik dan keurig. Maar dat schema… dat trok ik niet.” Als Alicia in de pas moest lopen, maakte verzet zich van haar meester, kwam ze steevast net te laat. Tot woede van haar vaders bewakers. “Zij waren weer bang voor mijn vaders woede, kwamen me voortdurend overal ophalen.”


De bewaking wist dat ze Bernhards dochter was, maar Alicia mocht haar vader niet met dad aanspreken. “Noem me PB, zoals iedereen doet, zei hij, maar ik kreeg dat piebie niet over mijn lippen. Ik ging stotteren, stamelen en raar doen alsof ik de ziekte van Gilles de la Tourette had. En veel mensen vonden mijn aanwezigheid al opmerkelijk. Ik, die in tuinen werkte, viel uit de toon bij de golfers en andere gasten van mijn vader. En dan had ik ook nog een vriendin bij me die in een ziekenhuis werkte. Mij werd altijd gevraagd hoe ik de prins dan kende. Dan moest ik van mijn vader zeggen dat ‘mijn vader’ en PB bevriend waren. Een onwaarschijnlijk verhaal, maar daar hielden de instructies op.”

Elk jaar was ze twee weken voor haar vertrek naar Italië al nerveus. “Het was altijd weer de vraag wat en wie ik die keer zou aantreffen. En wat moest ik aan? Toen ik eindelijk wist hoe ik me moest kleden, ging hij verdomme dood.” Ze giechelt. “Waarom ik toch meeging? Ik hou van wodka en kaviaar.” Het echte antwoord: ze wilde haar vader zien. “We hadden daar ook onze gesprekken, achter op het dek van de boot. Dan riep hij me bij zich en wilde hij weten hoe mijn leven ervoor stond. De ene dag zat hij daar met mij, de andere dag met Alexia. Ja, ik heb haar vaker in Italië getroffen.”

Die ene foto. Alicia zoekt nog even door. Een ander mapje gaat open. Bernhard in een bruine stoel. “Toen was het hier in huis nog een stuk opgeruimder,” zegt Alicia. “Ja, het is de stoel waar jij op zit. Mijn vader heeft me hier een keer opgezocht. Hoe lang zal het geleden zijn, een jaar of tien? We kwamen terug van een gezamenlijke reis naar Mexico. Hij, ik en een stuk of vier bewakers.


“Ik had Paco bij een vriend ondergebracht en ik belde om te zeggen dat ik op weg naar huis was. Die vertelde dat de hond was ontsnapt en over de snelweg was gaan zwerven. Ik reageerde nauwelijks. Hij begreep er niets van. Normaal gesproken had ik gegild: ‘Paco op de snelweg, nee toch!’ Maar het verhaal drong niet tot me door. Ik dacht alleen: het heeft hard geregend, wat tref ik thuis aan? Als er maar niets is ingestort.

“Ik had in elk geval zes dezelfde wijnglazen geregeld. En een goede fles witte wijn. Dacht ik. Die kostte namelijk 25 dollar. Ik schonk de glazen vol, mijn vader keek ernaar en riep een bewaker.” Alicia met geaffecteerde stem: “‘Jack!’ Jack wist genoeg. Hij dook in de achterbak van een van de limousines waar mijn vaders wijnkist stond.”

Bernhard had de gewoonte zijn wijnvoorraad overal mee naartoe te sjouwen; Alicia sleept overal autovelgen en miniatuurtrucks vandaan. Niet alleen de oprit, maar ook het terras staat er vol mee, de laadbak van de trucks gevuld met cactussen. “Ik was graag een jongen geweest, maar mijn vader verwekte nu eenmaal geen jongens.” Bernhard vond het grappig, haar verzameldrift. Daarin herkende hij zijn eigen genen.

“Ik heb rood bloed. Blauw bloed zegt me niets.” Haar vader stond zich erop voor prins te zijn. Mensen die tegen hem opkeken – ze heeft zich er altijd over verbaasd. “Zaten we met vijf man in een auto, stak hij een sigaar op, hield iedereen zijn mond. Ik zei: ‘Hé! Ik stik hier achterin zowat. Kan er een raam open?’ Dan ging er een raam open.”

Alicia ziet het verontwaardigde gezicht voor zich van Kokkie Gilles, bijna zestig jaar lang de persoonlijk assistente van Bernhard. Gilles was woest toen zij Alicia op een ochtend achter haar vaders bureau aantrof.


“‘Wat doe jij nou?’ riep ze. Ik vroeg wat ze bedoelde. ‘Je zit in je vaders stoel. Niemand zit in je vaders stoel.’ Ik wist niet wat ik hoorde. ‘I have a clean butt,’ zei ik. ‘Moet ik soms blijven staan tot mijn vader komt?’ Zelf maakte hij er geen punt van, kuste mij. ‘Goodmorning, darling.’ Kokkie wierp me dagenlang boze blikken toe.”

Alicia vermoedt dat Bernhard haar balorige gedrag wel leuk vond. Wellicht was het haar onafhankelijkheid. “Ik heb nooit een beroep op hem gedaan, hem nooit om geld of hulp gevraagd.” Lachend: “Maar ik heb ook nooit in de gevangenis gezeten.” Dan: “Hij waardeerde mijn baan, mijn zelfstandigheid. Hij geloofde in hard werken.” Haar vader was trots op haar, jawel, maar hij had een hekel aan Alicia’s overgevoeligheid. “Ik ben een emotioneel mens, zie in elk afscheid het laatste. Ik dacht op het einde van mijn vakanties in Porto Ercole steevast dat ik mijn oude vader nooit meer zou terugzien. Dan begon ik te huilen. Hij kon daar niet mee omgaan. Hij haatte dat.”

Die zomer van 2004 hield ze zichzelf voor niet te simmen, deze keer eens niet. Waarom ook. Haar vader had zo veel operaties en ziektes overwonnen, ze zou hem in december zeker weer zien. Ze hield het droog tot na de lunch. “Toen de tranen toch kwamen, riep hij geïrriteerd: ‘We nemen geen afscheid, Alicia! De vakantie is alleen afgelopen.’ Dat herhaalde hij even later ten overstaan van iedereen.” I got it, zei ze. Maar ze omhelsde haar vader die avond voor het laatst, zo zou blijken.

De geplande reis naar Nederland in december werd vervroegd. Het was de laatste dag van november toen Alicia midden in de nacht werd gebeld. Wilde ze afscheid nemen van Bernhard, dan moest ze onmiddellijk komen. “En ik ging onmiddellijk. Maar bij aankomst lag hij al opgebaard.” Het was haar schrikbeeld geweest dat hij zou heengaan zonder groet. Nu hij dood was en er mooi bij lag, overviel haar een gevoel van rust. “Voor het eerst in mijn leven kon ik afscheid van hem nemen zonder in paniek te raken.”


De vraag waarom ze niet bij de begrafenis was, beantwoordt ze met: “Gelukkig was ik er niet bij.” Prinses Christina heeft haar een video van de uitvaart gestuurd, maar die heeft ze nog niet bekeken. “Dat kan ik nog niet aan; de chemo maakt me nog emotioneler dan ik van nature al ben.” En daar zijn ze weer, de tranen. “Tijdens de laatste reis heb ik hem zelfs ongevraagd dad genoemd, en hij duldde het.”

Uit de logeerkamer haalt ze een groen kistje met een kroontje erop. Er zit een gouden sigarettendoosje in. Dat heeft ze geërfd. “Misschien omdat ik twee jaar geleden nog rookte.” Ze heeft er niets mee. Wel met het zilveren hart dat ook in het kistje zit. “Dat hart heb ik hem cadeau gedaan en na zijn overlijden teruggevraagd.” ‘Thanks dad’, staat erin gegraveerd, ‘for trying to do you’re best. Alicia & Paco’.

Ze aait hond Paco als ze vertelt dat Bernhard haar graag getrouwd zag. Het idee dat ze dan het paradijs zou betreden. Maar mannen… “Mijn vader plantte een zaadje en trok verder. Toen ik tegen hem zei dat ik hem mijn leven lang had gemist, zei hij dat hij dat verwijt van al zijn dochters had gekregen. Ik weet dat hij van me hield. Als ik zijn genen heb, zal ik de kanker overwinnen.” Met een lach: “Maar anders ook. En dan reis ik naar Italië, kom ik naar Amsterdam, geweldige stad. Als ik beter ben, ga ik plezier maken. Daar ben ik nooit zo goed in geweest.”

In 2008 sprak Alicia de Bielefeld opnieuw met HP/De Tijd. Ze vertelde dat ze genezen was van de kanker die twee jaar eerder bij haar werd ontdekt. Van haar deel van Bernhards erfenis kocht ze een huis in Californië, waar ze teruggetrokken leeft.

Onderwerpen