Spring naar de content
bron: Texas Schiffmacher

Pepijn Lanen: ‘Het stoere imago van schrijvers is verschoven naar rappers’

Dinsdag verscheen Het wapen van Sjeng, de nieuwe roman van één van de weinige schrijvers met een gouden tand: Pepijn Lanen (Utrecht, 1982), beter bekend als Faberyayo – rapper en tekstschrijver van De Jeugd van Tegenwoordig.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Robbert van Rijswijk

Zeg, waar gaat deze roman over?
“Liefde, mijn enige boodschap is liefde. De rest is vorm. Het verhaal gaat over hoofdpersoon Chef. Hij wordt op pad gestuurd om de Blauw Ridder te vinden. Die zoektocht wordt zijn houvast binnen het vacuüm waarin hij terechtgekomen is, want hij is ook zichzelf een beetje kwijt.”

Een vriend van me heeft ooit op het Boekenbal de neus van Harry Mulisch aangeraakt. Dat was legendarisch.

Net als de verhalenbundel Sjeumig, waarmee u debuteerde, is deze roman tamelijk surrealistisch.
“De vrijheid die het surrealisme met zich meebrengt vind ik fijn en heb ik ook nodig. Mijn vorige boek, Naamloos (2016), speelde zich wel af in reality, maar voorlopig wil ik doorgaan met dit surrealisme en van alles proberen en overal schijt aan hebben. Ik ben nog niet op het niveau van bijvoorbeeld Herman Koch die vanuit een klein idee een waanzinnig psychische pageturner typt met allemaal verhaallijnen die door elkaar lopen.”

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Word abonnee

Op welk niveau bevindt u zich wel?
“Muziek maken, rapmuziek in het bijzonder, voelt inmiddels vaak als een young man’s game. Alhoewel, ik vind dat ik daarin nog steeds goed ben en floreer. Als schrijver bén ik nog jong. Ik denk dat ik verhalen schrijf die niemand anders in Nederland schrijft, maar ik heb ook het idee dat ik nog heel veel kan doen.”

U gebruikt in uw roman veel Engelse woorden, nu ook. Waarom is dat?
“Ik praat in het dagelijks leven ook zo en ik probeer zo veel mogelijk te schrijven zoals het in mijn hoofd zit.
“Toen ik de eerste versie had opgestuurd naar de uitgeverij kreeg ik het terug met alle Engelse woorden schuingedrukt. Ik heb meerdere malen moeten zeggen dat die woorden niet cursief horen, want dan lijkt het alsof er nadruk op gelegd moet worden. We gebruiken toch überhaupt veel Engelse leenwoorden in onze taal? We zijn allemaal verziekt door de universele Amerikaanse cultuur die als een deken over ons heen ligt. Ik vind dat wel leuk.”

Hoe snel schrijft u zo’n boek?
“Ik heb hier twee à drie maanden aan gewerkt.”

En hoeveel verdient u hier mee?
“Voor dit boek en Hotel Dorado, de graphic novel die ik samen met Floor van het Nederend maakte, kreeg ik een voorschot van in totaal 17.000 euro.”

Waar schrijft u mee?
“Mijn Mac. Aantekeningen maak ik in mijn telefoon. Laatst was ik op een literaire avond waar Mensje van Keulen vertelde dat ze haar eerste boek helemaal met de hand had geschreven – in drie schoolschriften. Dat vond ik super sick. Ik wou dat ik dat geduld kon opbrengen.”

Hoe ziet een gemiddelde schrijfdag eruit?
“Ik sta om zes uur ’s ochtends op. Daarna zet ik een kopje thee, ga ik even mediteren, en schrijf ik tot mijn kinderen wakker worden, dat is rond een uur of acht. ’s Middags ben ik met andere dingen bezig en ’s avonds kan ik het meestal niet meer opbrengen om te schrijven.”

Vestdijk is heel sick.

Welke schrijvers beschouwt u als uw vrienden?
“Herman Koch. Toen de Jeugd van Tegenwoordig tien jaar bestond reikte hij ons het jubileumboek Ook maar mensen uit. Sindsdien spreken we elkaar eens in de tweede maanden.
“Met Arnon Grunberg heb ik een paar keer geluncht in New York, waar ik een tijdje woonde. We schreven destijds allebei een column in Het Parool. Herman Brusselmans zie ik zo nu en dan. En Mick Johan ken ik.”

Wie zijn uw favoriete Nederlandstalige schrijvers?
“Herman Koch. Ik vind het knap hoe hij personages op een heel nare manier kan neerzetten, terwijl het verhaal vermakelijk en spannend blijft.
“Vestdijk is heel sick. Zijn beste boek is De kellner en de levenden – heel magisch realistisch. En Wim de Bie vind ik ook heel goed. In zijn verhalenbundel Meneer Foppe en het gedoe staat een kortverhaal waarin meneer Foppe onder tafel gaat zitten nadat er is aangebeld. Toen ik veertien was vond ik het grappig, maar naarmate ik ouder werd, ben ik het ontsnappen aan de rest van de wereld gaan begrijpen.”

Tot slot: op het huis van welke schrijver zou u wel een precisiebombardement willen laten uitvoeren?
“Er zijn veel schrijvers die eigenlijk niet hoeven te schrijven, die boeken schrijven die al zo vaak zijn geschreven. Maar daarom hoeven ze niet dood. Heb jij het idee dat het schrijverschap überhaupt nog een beetje leeft? Ik vind het jammer dat de levendige scene van twintig, dertig jaar geleden niet meer aanwezig is. Het stoere imago van de schrijver is verschoven naar rappers, dj’s, en fotografen.
“Het Boekenbal is bijvoorbeeld ook zo saai, een soort Noodlanding! (dansnacht op donderdagen in Paradiso, toegang 3 euro – RvR) met schrijvers; als je er bent is het oké, maar achteraf heb je altijd spijt. Ik heb met De Jeugd van Tegenwoordig een keer opgetreden op het Boekenbal. Een vriend van me, die toen mee was, heeft die avond de neus van Harry Mulisch aangeraakt. Dat was wel legendarisch. Hoe Mulisch reageerde?” Denkt. “Gelaten, haha.”

Pepijn Lanen

Het wapen van Sjeng van Pepijn Lanen is nu verkrijgbaar bij uitgeverij Ambo|Anthos.