Spring naar de content
bron: ANP/ARIE KIEVIT

Autonomie Antillen sterft een langzame dood

Deze week op onze zeepkist: Ray Bodok (expert samenwerkings- en organisatievraagstukken) en Gerhard Hoogers (hoogleraar staatsrecht) betogen dat Nederland momenteel een ondemocratische staatkundige verandering doorzet. In ruil voor een coronalening wil de Nederlandse overheid een aantal wettelijke aanpassingen doorvoeren die de autonomie van de Antillen nóg verder zouden inperken.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door De Redactie

“Het Koninkrijk is dood, leve het nieuwe Koninkrijk!” Dat waren de woorden van Tweede Kamerlid Ronald van Raak. En hij heeft gelijk: het Koninkrijk zoals ooit bedoeld is overleden. We zijn – as we speak – in het midden van een staatkundige verandering en het lijkt alsof bijna niemand in Nederland dat door heeft.

Laten we wel wezen, het bestuur op de eilanden in het Caribische deel van het Koninkrijk verdient aandacht. En dat krijgt het ook: aan beide kanten zijn kritische geluiden te horen. Daarom gaan we het hier niet daarover hebben. De realiteit is dat we gezamenlijk een Koninkrijk vormen met een ingewikkelde geschiedenis, gevoelige verhoudingen en uiteenlopende belangen, wat het besturen niet eenvoudiger maakt. Juist daarom is het onze plicht om inzicht te geven in perspectieven die onderbelicht blijven.

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Word abonnee

Stel je eens voor…

Dat Nederland EU-lid is zonder vertegenwoordiging in het Europees Parlement. En dat de EU vervolgens Nederland instrueert om haar wetgeving aan te passen, ook al druist deze aanpassing in tegen de Nederlandse grondwet. Of dat Nederland geen zeggenschap heeft in Europese besluiten die Nederlanders direct raken. Stel je voor dat de EU het handelen van Nederland steeds meer inperkt en Nederland geen instrumenten heeft om dit te stoppen. Of dat de EU beleid bepaalt dat hoofdzakelijk Nederland aangaat, zonder dat Europese bestuurders verantwoording af hoeven te leggen aan de Nederlandse kiezer.

Gelukkig is dit niet zo. De groten hebben wellicht wel de macht in de EU, maar een relatief klein land als Nederland kan altijd beroep doen op het recht. Hoera, we halen opgelucht adem.

Ook hoera voor het Koninkrijk?

De geschetste situaties lijken anno 2020 onwerkelijk, maar zijn wel de realiteit voor de Caribische delen van het Koninkrijk. Binnen het Koninkrijk heeft Nederland de macht, maar hebben Aruba, Curaçao en Sint Maarten niet veel aan het recht. Dat Koninkrijk bestaat wel uit vier landen: Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Nederland. Let wel, het Koninkrijk en Nederland zijn twee verschillende entiteiten. De relatie tussen de vier landen is vastgelegd in het Statuut, dat boven de Nederlandse grondwet staat. Het Koninkrijk heeft een beperkt aantal taken (vooral defensie, de Nederlandse nationaliteit en buitenlandse zaken) en vervult ze vooral via de Rijksministerraad. Die bestaat uit alle Nederlandse ministers, aangevuld met één vertegenwoordiger per eiland. Verder kenmerkt het Koninkrijk zich door Nederlandse organen waarin de drie eilanden soms mogen meepraten. Of helemaal niet, zoals bij de Staten-Generaal. Daar wordt wel van alles over de eilanden gezegd en besloten, zonder dat hun inwoners in het Nederlandse parlement zijn vertegenwoordigd. Zelfs bij de departementen en directies die zich (nagenoeg) volledig met een Koninkrijksaangelegenheid bezighouden – zoals Buitenlandse zaken, Defensie of de directie Koninkrijksrelaties – werken geen ambtenaren namens de eilanden. Kennelijk is besturen goed te doen vanaf 8.000 km; de Nederlandse overheid is een betrouwbare partner. De Zeeuwen zullen dit wel beamen op basis van hun recente ervaringen met de toegezegde militaire basis.

Het gaat letterlijk over eten of niet eten: zonder lening geen eten, maar met eten geen autonomie

Als het eenmaal misgaat, is ageren volstrekt zinloos: de eilanden hebben geen enkele mogelijkheid om besluiten juridisch aan te vechten. Volgens het Statuut is protesteren in de Rijksministerraad de enige optie. De Nederlandse premier hakt dan uiteindelijk de knoop door of zijn eigen kabinet redelijk en rechtmatig handelt. Slager keurt zijn eigen vlees. Een onafhankelijke arbiter bestaat niet. Behoudens een aantal cosmetische wijzigingen, heeft ‘Den Haag’ vorig jaar besloten om dit systeem in de kern ongewijzigd te laten. Geen enkele rechter mag het Nederlandse kabinet in Koninkrijksverband controleren. In eigen land zou dit kabinet daar nooit mee wegkomen. Hoe ging het ook alweer met de stikstofcrisis? Of met Lelystad Airport? De eilanden zijn dus overgeleverd aan het humeur van de Nederlandse premier. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor besluiten om wet- en regelgeving te vernietigen die ‘overzee’ door een democratische wetgever is gemaakt. Een Nederlandse gemeente die iets dergelijks overkomt kan naar de rechter: Aruba, Curaçao en Sint Maarten kunnen dat niet.

Waarom zijn de eilanden hier ooit mee akkoord gegaan?

Vergeleken met de situatie vóór 1954 was het Statuut een enorme vooruitgang voor de eilanden. Hoewel het systeem geen checks and balances heeft om verdere scheefgroei te voorkomen, werkte dat aanvankelijk best aardig: ‘Den Haag’ bemoeide zich niet veel met de eilanden. Toen onafhankelijkheid begin jaren ’90 van de agenda verdween, veranderde dat. ‘De Cariben’ werd een terugkerend thema in politiek Den Haag. Ook Europa is sinds de jaren ’50 steeds belangrijker geworden. Maar de EU is meerdere malen grondig hervormd, om democratie en inspraak te vergroten. Of dat altijd goed gelukt is, is een andere kwestie. Dan nog heeft de EU met afstand meer democratische legitimiteit dan het Koninkrijk. In het Koninkrijk zijn vergelijkbare hervormingen ver te zoeken. Het Statuut staat op dat punt nog fier overeind zoals het in 1954 is opgesteld: de eilanden hebben in het Koninkrijk niet veel te zeggen. En dat terwijl het Koninkrijk via de achterdeur van deugdelijkheid van bestuur en afgedwongen ‘consensus’ wel steeds meer autonome aangelegenheden van de eilanden bepaalt.

En toen kwam het coronavirus

De al kwakkelende economieën van de eilanden liggen plat en de eilanden hebben acute geldnood. De voedselpakketteneconomie is een realiteit. Hoewel financiën een autonome zaak van de eilanden is, kunnen ze geen buitenlandse leningen aangaan zonder goedkeuring van ‘Den Haag’. De eilanden zijn dus gedwongen om bij de Nederlandse overheid aan te kloppen; van vrije wil is geen sprake. Dit geeft Nederland een onbegrensde machtspositie. “Never let a good crisis go to waste”, zei Winston Churchill. Premier Rutte heeft geluisterd en zijn kabinet gaat voortvarend aan de slag. Banken stellen voorwaarden om te verzekeren dat ze hun geld terugkrijgen. Echter: de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gaat in zijn brief aan de premier van Sint Maarten zo ver, dat hij in ruil voor een lening aandringt op het aanpassen van wetten. Hiermee is de staatssecretaris feitelijk de (ondemocratische) wetgever geworden van Sint Maarten.

Een willekeurige Nederlandse burger is juridisch beter opgewassen tegen de Nederlandse overheid dan het land Aruba.

Hetzelfde trucje herhaalt hij bij alle Caribische landen in het Koninkrijk: hij gebruikt deze coronacrisis met de juridische en financiële machtspositie van Nederland om de acceptatie van een consensus Rijkswet Caribische Hervormingsentiteit af te dwingen. En hij vermeldt met warmhartige woorden dat de eilanden een keus hebben om geholpen te worden. Ofschoon onder deze omstandigheden gekozen kan worden? Het gaat letterlijk over eten of niet eten: zonder lening geen eten, maar met eten geen autonomie, geen zeggenschap en geen gelijkwaardigheid.

Caribische overheid in Den Haag

Met de geambieerde Rijkswet introduceert de ondemocratische wetgever van de eilanden – lees: de staatssecretaris – feitelijk een nieuwe Caribische overheid in Den Haag. Deze Rijkswet plaatst een belangrijk deel van autonome aangelegenheden onder verantwoordelijkheid van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, waardoor het autonome bestuur en parlement feitelijk op een zijspoor belanden. Dit voorstel werd onder embargo naar de regeringen van de eilanden gestuurd, inzage en instemming door de respectievelijke volksvertegenwoordigingen – een vereiste voor totstandkoming van een consensus Rijkswet – werd door de Rijksministerraad aanvankelijk verboden. Naar verluidt werd wel gevraagd om hiermee in te stemmen. Het is niet helemaal helder wat de agenda van de staatssecretaris is, wel is hij een hele effectieve bestuurder. Na diverse ingrepen in besturen – namelijk Sint Eustatius en Bonaire – zijn kennelijk de grotere eilanden aan de beurt.

Good governance

Bij het opzetten van een duurzame samenwerking moeten samenwerkende partijen minimaal de volgende vragen expliciet beantwoorden: Waarom werken we samen? Wat is onze gedeelde historie? Wat zijn de belangen van elke betrokken partij? Wat zijn de rollen, taken en verantwoordelijkheden? Wie houdt toezicht? Hoe vindt verantwoording plaats? Hoe gaan we om met geschillen? Kortom, structuren opzetten die recht doen aan de aard van de samenwerking, aan belangen van de betrokken partijen en met de juiste ‘checks and balances’. Pas dan zijn de voorwaarden gerealiseerd voor volledig en gelijkwaardig burgerschap in het Koninkrijk.

De grens is zoek: de staatkundige verandering is al realiteit.

De Verenigde Naties vatten dit in twee woorden samen: ‘good governance’. Het Statuut, de interpretatie hiervan en als gevolg de hedendaagse Koninkrijksverhoudingen voldoen bij lange na niet aan de principes van ‘good governance’. Mocht je dit te ver gegrepen vinden: de verhoudingen voldoen ook niet aan de geliefde Nederlandse algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Een willekeurige Nederlandse burger is juridisch en institutioneel beter opgewassen tegen de Nederlandse overheid dan het land Aruba, het land Curaçao of het land Sint Maarten. Het huwelijk tussen Nederland en de eilanden heeft een sterk morganatisch karakter.

Wat is het Statuut nog waard?

Het Statuut lijkt door het handelen van het huidige Nederlandse kabinet niet veel meer waard als beschermer van de Caribische autonomie. Het Statuut spreekt in haar preambule van gelijkwaardigheid en daarna over autonomie en zeggenschap. Deze mooie termen zijn in de praktijk allemaal zoekgeraakt. Let wel: dit wordt op de eerste plaats veroorzaakt door datzelfde Statuut, dat in wezen nog steeds hetzelfde is als in 1954. Nee, de afgelopen 66 jaar is het Statuut op dit vlak niet fundamenteel veranderd. Echter: de interpretatie ervan is wel dramatisch veranderd. En dan vooral door de partner die altijd de macht had om dat eenzijdig te kunnen doen: Nederland. Dit schept een precedent voor meer van hetzelfde en meer dan hetzelfde. De grens is zoek: de staatkundige verandering is al realiteit. Met oog op het juridische en praktische gebrek aan gelijkwaardigheid, autonomie en zeggenschap is het internationaal vastgelegde zelfbeschikkingsrecht van de eilanden een zinkend schip. Wat de toenmalige partners in 1954 niet voor mogelijk hielden lijkt in 2020 realiteit te worden. Welkom in het nieuwe Koninkrijk.

Heeft u ook een actueel opinieartikel geschreven dat u graag bij een groot publiek onder de aandacht wilt brengen? Mail het stuk (maximaal 500 woorden) dan o.v.v. Zeepkist naar [email protected]. De beste stukken plaatsen we op onze website.