Spring naar de content

Achter de rookgordijnen

Hoeveel respect verdient een rechtsstaat die drugsgebruik gedoogt en rokers het vuur aan de schenen legt? Laat roken zich makkelijker verbieden omdat het brave burgers treft?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Dirk-Jan van Baar

Sinds 1 januari is Nederland een land waarin rokers niet langer op de werkplek mogen roken, maar waarin nog wel naar hartelust geblowd, geslikt en gesnoven kan worden. Politiek gezien kun je van een trend naar gelijkberechtiging spreken, waarbij rokers hun gewoonterechten zien verdampen en blowers semi-legaal zijn geworden. Elke regeling is een inperking van de menselijke vrijheid, en de door de overheid afgedwongen ‘gelijkheid’ zou je maatschappelijke vooruitgang kunnen noemen. Rokers moeten dus niet zeuren – hun disciplinering dient een hoger doel.

Maar blowers kunnen nog altijd over achterstelling klagen, waardoor drugsgebruik een anti-autoritair en progressief aureool blijft houden. De tabakshandel hoeft niet via de achterdeur te worden bevoorraad en je kunt nog steeds in elk café of restaurant in gereserveerde ruimten een sigaret opsteken zonder dat iemand daarbij gek opkijkt. Dat hoef je met een jointje niet te proberen. Daarvoor zijn de coffeeshops, die in Nederland een aparte status – onzuivere koffie – genieten. Dat is vanuit elk standpunt bezien hypocriet. 

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Word abonnee

Blowers hebben gelijk als ze het in Nederland een burgerlijk zooitje vinden. D66 en GroenLinks, beide ontsproten uit een ‘niet-bevoogdende’ protestcultuur, hebben zich het sterkst voor het rookverbod ingezet. Dat het drugsklimaat elders benauwender is, doet daar niets aan af.

Intellectuelen en kunstenaars moeten mijns inziens blij zijn met de nieuwe wet. In deze kringen tref je gemiddeld de meeste gebruikers van roesmiddelen aan. Zij zijn ook het minst geneigd onderscheid te maken tussen allerlei soorten genotmiddelen. Het genot van alcohol en sigaretten versterkt elkaar en het verschil tussen soft- en harddrugs geldt er als een typische kunstgreep van beleidsmakers (wat het ook is). Omdat roken op de werkplek en in publieke ruimten wordt verboden, zijn intellectuelen en kunstenaars weer als vanouds op de vrije beroepen aangewezen. Een vaste aanstelling bij een universiteit of overheidsinstelling – de dood in de pot voor iedere dissident – houdt geen kettingroker uit. Voor vrije geesten, die in de beslotenheid van de privésfeer aan hun zelfgekozen verslaving kunnen blijven toegeven, lijkt me dat een verademing.

Nog mooier is dat een andere species, de vergaderaar, alleen rookvrij kan blijven meepraten. Ik weet niet hoe het op moderne vergaderplaatsen toegaat (ik vergader nooit meer), maar uit mijn studententijd in de jaren zeventig herinner ik me dat de actiefste vergaderaars steevast waren voorzien van zware shag van Van Nelle.

Zelf rookte ik Samson, halfzwaar en gematigd. Ik betwijfel of er nu minder wordt vergaderd, maar zeker is dat niet-rokers het hoogste woord zijn gaan voeren. Een triomf voor de milieu- en gezondheidslobby, onder wie ook stiekeme paffers (type Femke Halsema).

Sociologisch gezien is dit beschavingswinst en bemoedigend voor moralisten. We danken de nieuwe tabakswet aan Els Borst, gezondheidsminister van D66, en aan de inzet van GroenLinks, politiek correcte krachten waarvoor de rest van de Kamer – de echte kudde – gedwee door de knieën is gegaan. Ik accepteer dat er geen regimewisseling mogelijk is zonder drogredeneringen en spookbeelden van massavernietiging. Maar hier waren de rookgordijnen wel erg dik.

Natuurlijk is roken slecht voor de individuele gezondheid, al heeft het lang geduurd voordat dit onomstotelijk is aangetoond. Nu beoordeelt de medische wetenschap, die moeite heeft met monocausaliteit, ineens ook het meeroken als zéér schadelijk. Dat riekt naar propaganda, nodig om het roken als asociaal te stigmatiseren. Mijn gezonde verstand zegt eerder dat de onderzoekers die een paar jaar geleden vaststelden dat roken goed is voor de volksgezondheid, gelijk hebben. Rokers zorgen via accijnzen voor extra overheidsinkomsten, en drukken door vroeger te sterven (minder ouderen) ook de stijgende gezondheidskosten en pensioenpremies.

De zaak wordt er niet beter op als we bedenken dat D66 en GroenLinks, ontsproten uit een ‘niet-bevoogdende’ protestcultuur en voorstanders van het legaliseren van softdrugs, zich het sterkst voor het rookverbod hebben ingezet. Laat roken zich makkelijker verbieden omdat het brave burgers treft? Diezelfde partijen vertellen dat een war on drugs de misdaad in de kaart speelt en een te zware last op politie en justitie legt. Als er een vraag bestaat, heet drugsbestrijding zinloos en telt het marktargument ineens wel. Maar hoeveel respect verdient een rechtsstaat die drugsgebruikers laat begaan en rokers het vuur na aan de schenen legt?

Je zou denken dat met het rookverbod ook de absurditeit van het nationale drugsbeleid in het oog springt. Een overheid die vier miljoen rokers aanpakt, moet ook iets tegen drugs kunnen doen.

Maar de ene ongerijmdheid is de andere niet, en juist rokers weten hoeveel zelfbedrog een mens verdraagt. Wat ooit ‘Amerikaanse toestanden’ waren, kan hier dus ook. Eén ding verandert niet: Nederland blijft een hypocriet land. Verder vermoed ik dat veel rokers alsnog gaan stoppen en dat als hun eigen verdienste zullen zien (wat ook zo is). Kortom, een mooi succes voor de overheid.

Onderwerpen