Spring naar de content

Bij onze jongens

Nu Nederlandse militairen op missie zijn in Uruzgan, is het leger helemaal in. De Landmachtdagen bieden vertier voor jong en oud. ‘Ik zie dat de vijand zich uitstekend vermaakt.’ door Michiel Blijboom, foto’s Peter Blok

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Redactie

Ik ben van de lichting 83-5. Dat was er niet een waarvoor de Russen het in hun broek deden. Zelden zo’n ongemotiveerd zooitje gezien. Wat ik me van mijn diensttijd herinner? Niet veel bijzonders. Ik weet nog dat alle sergeants voor hun snor kennelijk dezelfde feestartikelenwinkel bezochten en dat ze het leger ‘de firma’ noemden. ‘De slaapzak opzoeken’ heette ‘de meurbaal in pleuren’. Gesport werd er op gympen die de soepelheid hadden van een surfplank. Elke donderdagavond serveerde men in ‘de vreetschuur’ een gezellige ‘blauwe hap’, een politiek incorrecte, maar door de korpsleiding zélf in stand gehouden term voor Indisch eten, wat in dit geval neerkwam op massa-nasi met eieren (de zogeheten ‘neukpatronen’) en kroepoek uit een grote kartonnen doos.

In tegenstelling tot de meeste sukkels die de keuring goed hadden doorstaan, kwam ik niet bij de Landmacht, maar bij de Luchtmacht terecht. De Koninklijke Luchtmacht, schalks afgekort tot Kluchtmacht. Niet dat het veel verschil maakte trouwens. Je had een iets mooier uniform, in een kleur blauw die gezag uitstraalde. Als ik er tijdens het weekendverlof de tram mee in stapte, stoven de zwartrijders er aan alle kanten uit.

Desondanks kon het me niet bijster bekoren, de krijgsmacht. En gezag was in die door punk gedomineerde dagen ook een besmet begrip, dus toen sergeant Brand op de eerste dag ten overstaan van de hele groep riep ‘Wie mij een lul vindt, moet nú zijn vinger opsteken!’ beschouwde ik dat als een inkoppertje. Daarna is het tussen deze op zichzelf goede man (“Als ik een begrafenisstoet passeer, neem ik áltijd mijn hoed af!”) en mijzelf best in orde gekomen, want eerlijkheid beschouwde hij begrijpelijkerwijs als een grotere deugd dan achterbaksheid. Al was het bepaald leuk om hem af en toe te testen, bijvoorbeeld als hij tijdens de zaalinspectie met veel misbaar op mijn schuurpapieren kin wees.


“Hoelang hebben wij ons niet geschoren?”

“Dat is een kwestie van uren, sergeant.”

Even een paar tellen om het kwartje te laten vallen. Dan, met stemverheffing: “Ja maar twee dagen is óók een kwestie van uren!!” Toen hij een keer met zijn vinger over de plint achter de plunjekast streek, daar demonstratief een laag stof vandaan haalde en van mij – terecht – de vraag kreeg of dit een manier was om de oorlog te winnen, moest hij het antwoord echter schuldig blijven. Hij had dan ook maar drie strepen.

Al met al heeft het leger me nooit echt kunnen boeien. Voor MiG-straaljagers en FAL-geweren heb ik nimmer enig enthousiasme kunnen opbrengen. Het enige legertuig dat me interesseerde was de KADI-wagen – de wagen van de KAntineDIenst, die éénmaal daags met flesjes cola en roze koeken het slagveld op kwam scheuren. Toen ik medio ’84 afzwaaide, nam ik dat dan ook zeer letterlijk. Dag snorren van de firma, tot nooit weer!!

En dan toch op een mooie zondagmiddag in 2009 vrijwillig aan de poort rammelen van de Prins Bernhard-kazerne in Amersfoort. Ach ja, we zijn wat toleran-ter geworden. Het Nederlandse leger (hier- na te noemen ‘onze jongens’) is in een heuse oorlog verwikkeld met bloeddor- stige baardapen, en de voortdurende berichtgeving daarover heeft de belangstelling voor de krijgsmacht hoe dan ook aangewakkerd. En niet alleen bij bovengetekende, maar bij tienduizenden landgenoten. De twee open dagen van de Koninklijke Landmacht, want daar hebben we het hier over, zijn goed voor een bezoekersaantal van boven de honderd- duizend, dus érgens moet de firma toch iets te bieden hebben. En dan doel ik niet alleen op de gratis T-shirts waarvoor ook ik braaf in de rij ga staan. De open dagen van de zandhazen bieden een hoop vertier voor jong en oud. Vooral voor jong, want de hoeveelheid kinderen die aan de hand van papa en/of mama naar Amersfoort is opgerukt is enorm. De ballenbakken van Ikea moeten vandaag akelig leeg zijn.


“Welkom op de Landmachtdagen!” buldert luitenant-generaal Bertholee vanuit het programmaboekje. Gedrukte tekst, maar je voelt het papier als het ware trillen. Je gaat er spontaan van in de houding staan. “De Landmacht neemt deel aan tal van missies: alleen al in Uruzgan zijn zo’n 1400 Nederlandse militairen gestationeerd, waarvan het merendeel van de Koninklijke Landmacht. Vrede en stabiliteit, waar ook ter wereld, bereiken we door de inzet van grondtroepen die zorgen voor een veilige toekomst voor de bevolking in conflictgebieden. Het opereren in een dergelijke complexe omgeving vraagt veel van onze mensen: zij moeten in een split second beslissingen nemen, zelfs over leven en dood.”

Ik ruik patat.

“Niet voor niets vormen onze mensen ons belangrijkste kapitaal, en dus zorgen we als werkgever goed voor onze mensen. Daarom vinden we het als werkgever belangrijk om veel aandacht te besteden aan het opleiden en trainen van ons personeel, zodat onze mannen en vrouwen goed voorbereid de poort uit gaan.”

‘13.45 uur: Leopardtank ontmoet personenauto’ meldt een stuk papier aan het hek van het zogeheten ‘kleine demo- terrein’. Dat wordt blikschade, wat ik je brom. De firma is dol op afko’s, zo wordt hier eens te meer duidelijk. Een stand van de Natres wordt voluit bestierd door leden van de Nationale Reserve. Het Camo-punt is het punt waar (vooral) kinderen zich kunnen laten schminken (‘camoufleren’), waarna ze niet meer opvallen. Dat wil zeggen: rond 5 december, want met hun beschilderde snoetjes en veel te grote baretten ogen ze als politiek correcte hulpjes van de Goedheiligman. En dan zijn er de POPs, in goed Nederlands de Publieks Ondersteunings Punten, waar de burger terecht kan voor het laten omroepen van vermiste familieleden, het legen der blaas alsook het nuttigen van een hapje en een drankje (‘erwtensoep gratis’).


Het CIMIC Center is de tijdelijke toko van de Civil Military Co-operation. Geen idee wat dat inhoudt, maar ze geven sleutelhangers weg. Vlak daarbij heeft de afdeling HPG haar kampement opgeslagen. En daar word je toch een tikje bleek van. HPG staat voor Hygiëne en Preventieve Gezondheid en laat zien welke verborgen gevaren er zijn bij een missie in een vreemd gebied. Want wie denkt dat onze jongens in Uruzgan alleen van boze baardmannen hebben te vrezen, moet maar even in de vitrines kijken die hier in Amersfoort staan opgesteld. Wat te denken van de kamelenspin, een karamelkleurig monster dat gemeen bijt en daarna uw vlees laat wegrotten. In Engeland heeft een uit Afghanistan meegereisde kamelenspin – overigens geen volbloed spin maar een achterneefje van de schorpioen – bij een militair thuis de hond doodgebeten. En dan zijn er nog de nauwelijks waarneembare zandvliegjes die leishmaniasis overbrengen, een parasitaire infectie die in een bepaalde vorm dodelijk kan zijn.

Een stuk gezelliger is het op het grote demoterrein van De Vlasakkers, waar het 103 ISTAR-bataljon (van Intelligence.

Surveillance, Target Acquisition and Reconnaissance) een, eh, demo gaat ver- zorgen. De volgepakte tribunes zijn het vijandelijke doel, aldus de spreekstalmeester, die een beetje de stem heeft van Herman Finkers en een groot deel van zijn woorden inslikt. Zo heeft hij het over ‘atjeristen’, waar dat vrijwel zeker ‘artilleristen’ moet zijn. De atjeristen zijn in aantocht en de vijand moet z’n oordopjes indoen, dat zijn in het kort de gegevens vooraf. Zorgvuldig bouwt luitenant Finkers de spanning op.

“Zo dadelijk komt onze vechttank de Leopard A2, een zeer geducht wapen met een 122 millimeter kanon, het terrein op gereden, waar mogelijk bommen liggen van de vijand…”


“Lekker, dat zonnetje,” hoor ik naast me.

“En denk eraan: waar wij hier straks met munitie schieten, daar kunnen we de atjerie in Uruzgan vragen om licht te schieten, wanneer we in het donker verdachte bewegingen waarnemen…”

“Hé, ga zitten, ik zie niets!” roept de ene vijand tegen de andere.

Er rijdt een pantserrups uit de jaren zeventig (‘prachtig materiaal!’) het terrein op en vanaf dat moment gaat het snel. De atjerie geeft rugdekking aan de infanterie, het grondpersoneel van de firma dat de beide flanken bezet. Er wordt een rookgordijn opgetrokken. De infanterie loert op de aanval, rukt op naar het beoogde doel, trotseert de vijandelijke defensie en daar komt dat schóóóóót!!!

“Ik zie dat de vijand zich uitstekend vermaakt,” aldus luitenant Finkers.

Een immense rij ouders en kinderen heeft zich inmiddels, Efteling-style, opgesteld voor de schietbaan, waar ze mogen vuren in de geest van de meeste Nederlandse politici: met losse flodders. “Volgens mij raakte ik helemaal niks!” roept een verbouwereerde hulppiet als hij na zijn salvo de baan moet verlaten. Uitstekend gezien van deze jongeman, we krassen voor hem het vakje ‘geschikt’ dicht. En zo levert deze dag de Landmacht duizenden potentiële nieuwe rekruten op. Jammer alleen dat de meesten eerst hun Citotoets moeten afwachten.

Op het kleine demoterrein verplettert een Leopardtank voor de derde keer die dag een personenauto, als was het een leeg colablikje. En bij de uitgang krijgt iedereen een pen van de Landmacht, gratis en voor niets.

Die avond pleur ik tevreden de meurbaal in.

Onderwerpen