Spring naar de content

‘MIJN GOD WAT HAAL IK ME OP DE HALS?’

Ze beweert dat ze niet zit te wachten op voortdurende media-aandacht. Tegelijkertijd brengt ze alles in stelling om haar boeken te verkopen, tot haar eigen lichaam aan toe. 51 vrijpostige vragen aan Heleen van Royen. ‘Aandacht is geen garantie voor succes.’ door Roos Schlikker, foto’s Ilvy Njiokiktjien

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

“Hoeveel mensen wonen er in dit land? En hoeveel kunnen er daarvan lezen? Ik ben natuurlijk pas echt tevreden als zij het boek allemaal tot zich nemen. Het zijn er nooit genoeg. Ik heb geen target in mijn hoofd, maar hoe meer hoe beter.”

“Natuurlijk. Het stomme is dat ik niet eens kan uitleggen waarom ik dat zo graag wil. Als je een kind hebt gekregen, wil je ook dat iedereen het ziet. Ik ben gewoon heel trots.”

“Ja, er wordt hard gewerkt. Niet zo gek als je weet dat de eerste oplage al 130.000 exemplaren is. De eerste oplage van mijn vorige boek, De ontsnapping, was geloof ik 65.000. Er wordt hoog ingezet.”

“Nee, bij dit boek niet zo, omdat ik het gevoel heb dat ik steeds beter word.”

“Ik heb mezelf echt verrast. Ik heb er bijvoorbeeld bewust een thrillerelement in gestopt, gewoon om te kijken of ik dat genre ook in de vingers heb. Ik denk dat ik met dit boek een heel nieuw lezerspubliek aanspreek.”

“Nee, totaal niet. Ik wil iets nieuws doen.”

“Dit is een heel ander verhaal. Daarnaast laat ik mijn personages steeds beter uit de verf komen. Ik durf meer, met name in het formuleren. Ik schrijf nu ook lange zinnen, terwijl ik daar vroeger niet aan begon.”

“Ja, haha, ik denk nu: Ze doen hun best maar om deze zin eens helemaal uit te lezen. Ik schreef altijd erg kort en bondig, vooral omdat ik zelf wars ben van moeilijk doen. Maar daardoor ontzegde ik het mezelf ook om heel mooie zinnen te maken. Ook mijn taalgebruik is veranderd.”

“Ik ben wel minder grof geworden. Voor ik mijn eerste boek schreef, werkte ik als journalist voor bladen als Libelle en Marie-Claire en dan mocht ik nooit grof in de mond zijn. Toen ik De gelukkige huisvrouw schreef, moest ik me daar echt even tegen afzetten. Ik heb zelfs een Bargoens woordenboek gekocht. Maar er zit nu veel minder gescheld in mijn boeken, want eigenlijk hou ik er niet zo van. Ik ben ook helemaal niet zo grof in de mond. Dat denken mensen alleen maar van mij.”


“Tja, dat is gewoon een kwestie van fantaseren. Dit karakter, Victoria, laat zich inhuren om mannen te testen en te kijken of ze vreemdgaan. Met haar welteverstaan. Doen ze dat vervolgens, dan wil ze ze straffen. En als schrijver ga je dan filosoferen: wat is de ergste plek om iemand pijn te doen, en wat is dan het ergste wat je daar kunt doen? Heerlijk om te bedenken.”

“Nou nee, dit heeft niets met mij te maken. Er zitten in dit boek helemaal geen autobiografische elementen.”

“Jaaaaaa, dat is Jules! Oké, dat is wel een element uit mijn eigen leven. Victoria gelooft dat die robot echt een eigen karakter heeft, en ook ik ben erin getuind. Je hebt heel ontroerende filmpjes op internet waarin hij met zijn makers praat, maar dat bleek allemaal voorgeprogrammeerd.”

“Ik kon het niet goed inschatten. Ik wilde Jules ook werkelijk ontmoeten, ik heb een e-mail gestuurd naar het lab in Engeland waar er met hem wordt gewerkt. Ik schreef dat ik een bestsellerauteur ben en dat ik graag iets met Jules in mijn roman wilde. Helaas, ik mocht hem niet zien. Ik heb op Google Earth opgezocht waar hij precies zat, op welke universiteit ze met hem bezig waren ik wilde alles van hem weten.”

“Ja, ik had een Jules-obsessie. Het is toch fantastisch dat er iets wordt gemaakt dat zo dicht bij de mens komt?”

“Mensen zijn veel minder voorspelbaar en grijpbaar dan robots. En een robot kun je uitzetten. Ook fijn.”

“Vind je? Ik vind het echt enorm meevallen. En het is toevallig allemaal functioneel. Maar zo veel is het toch niet?”

“Nee, maar het gaat niet om de seks zelf. Mijn hoofdpersonage geniet ook helemaal niet van seks, ze gebruikt het alleen als middel.”


“Ja. Des te leuker om nu eens een boek te schrijven zonder werkelijke erotiek. Er zit maar één echt romantische kus in.”

“Dat is net zoiets als vragen of ik een boek kan schrijven waarin geen koffie wordt gedronken.”

“Niet voor mij, grappig genoeg. Ik let er echt op dat mijn hoofdpersonages niet de hele tijd koffie zitten te drinken. Doe nu maar eens een kopje verse muntthee, denk ik dan.”

“Ik vind dat ik de seks in mijn boeken wel degelijk doseer.”

“Ja, maar dat zou de laatste reden zijn om het niet in te doen. Als ik schrijf, ga ik niet denken: ik schrijf maar niet over seks, omdat anderen anders zeggen dat er weer seks in de nieuwste Van Royen zit. Zo werkt het niet. Als je schrijft, moet je dergelijke meningen loslaten. Anders krijg je geen letter meer op papier.”

“Zo simpel is het niet. Alleen seks verkoopt niet. Het gaat om het verhaal, om de manier waarop je het opschrijft, om de karakters.”

“Nou ja, het valt op. En vrouwen en seks, dat is natuurlijk ook een thema dat me erg aan het hart ligt. Dat kan ik niet ontkennen.”

“Ja, dat is toch opmerkelijk. Als ik zou schrijven dat ik alleen maar negers met grote pikken wil, is de wereld te klein.”

“Dat is niet zuur, écht niet. Dat is een constatering. Van vrouwen wordt seksualiteit veel minder geaccepteerd dan van mannen. Dat blijft iets moeilijks, ook voor mezelf trouwens. Als mijn dochter morgen zegt: ‘Mam, ik wil in de porno-industrie werken’, ben ik echt niet blij. En tegelijkertijd vind ik dat mijn dochter vooral moet kunnen doen wat ze wil.”

“Ja. En dat is hetzelfde als het feit dat ik geen prijs krijg als ik een boek schrijf met alleen maar negers, negers, negers, neuken, neuken, neuken.”


“Mmmm, misschien ja.”

“Het geeft natuurlijk wel wat aandacht. Maar die aandacht krijg ik ook omdat ik me makkelijker in de media begeef dan een stille, schuchtere dame. Dat heeft niet eens met schoonheid te maken, maar gewoon met je expressie, in hoeverre je zo nadrukkelijk aanwezig durft te zijn. Je moet het allemaal maar durven. Je moet het allemaal maar doen.”

“Het feit dat ik mezelf schaamteloos adverteer en voor het voetlicht breng, heeft inderdaad geholpen. Maar dan nog, het is niet genoeg. Als ik shit schrijf, houdt het echt op. Ik heb vier bestsellers geschreven. Dat komt echt niet alleen door de belangstelling die ik krijg. Neem die film van Thijs Römer en Katja Schuurman, Het wapen van Geldrop. Katja is een beeldschone vrouw, ze kregen overal aandacht. Maar er is geen kip naartoe geweest. Aandacht is geen garantie voor succes.”

“Best wel. Ik neem me altijd voor wat bedachtzamer te zijn. Niet alleen voor de microfoon maar ook in columns, en dan doel ik niet alleen op die éne column. Je zit altijd met het probleem dat je de privacy van je naasten schendt.”

“Ik heb er heel lang over getwijfeld maar in de aanloop naar het boek leek het me toch wel fantastisch.”

“Het kwam goed uit, natuurlijk. En daarnaast is het in Magazine Vrouw. Ik schrijf graag voor en over vrouwen. Het hoeft niet zo nodig over politiek en actualiteit te gaan.”

“Nou, daar heb ik echt geen zin meer in. Ik heb over Rob Oudkerk in Het Parool geschreven omdat ik toen veel meer journalist was dan nu. Maar ik zou het niet meer doen vanwege de heisa die het op zou leveren. Al die commentaren, al dat gedoe; het heeft me echt behoorlijk geraakt.”

“Hier was ik nooit op uit, en zo’n rel wil ik ook niet meer. Overigens ben ik ervan overtuigd dat als een mannelijke journalist dit had opgeschreven, hij als een held was behandeld.”


“Ik meen het! Als ik Peter R. de Vries was geweest, was ik op de schouders genomen. Toen hij die shit opduikelde over Mabel, werd hij gezien als de grote man.”

“Dat vind ik niet. Ik denk oprecht dat veel van de toestanden die er rond mij ontstaan, te maken hebben met het feit dat ik een vrouw ben. En dat ik me niet gedraag zoals een vrouw zich hoort te gedragen. Mijn tegendraadsheid wordt veel minder geaccepteerd dan die van mannen. Harry Mulisch had op een gegeven moment duizend vrouwen versleten. Dat zette hij zelfs in Amerika in de krant. Duízend vrouwen. Niemand die het over de slet Mulisch had. Maar ik geloof dat ik er toch beter geen krantenbericht uit kan sturen als ik de duizendste man heb bereikt.”

“Ja. Ik heb er heel lang last van gehad. Het was overigens nooit het idee van die columns om allerlei misstanden boven tafel te krijgen. Dat was niet de insteek.”

“Afijn, van mij hoeft het niet meer. In de ideale wereld zou ik een boek schrijven, dat per e-mail naar de uitgever sturen en het zou gedrukt worden zonder dat ik er iets over zou hoeven zeggen.”

“Nee echt. Promotie doe ik met verve, maar alleen omdat het moet. Het is werk. Mijn schoonmoeder zegt altijd: ‘Kind, wat haal je je op de hals.’ Ze heeft gelijk. Het liefst zou ik het niet doen. Het is niet mijn doel om op televisie te komen.”

“Ik had het geluk dat ik pas op mijn 34ste debuteerde. Daarvoor had niemand van mij gehoord. Ik was gewoon de vrouw van Ton (tv-presentator Ton van Royen, red.). Niemand keurde mij verder een blik waardig.”

“Ja, dat was vreemd. De overgang naar de fase erna, toen iedereen mij kende, was groot. En ik merk dat al die aandacht toch iets met je doet. Deze weken staan de spotlights voortdurend op mij gericht; voor mijn boekpresentatie is nota bene Tuschinski afgehuurd. Al die aandacht is eigenlijk niet zo gezond. Zeker niet voor artistieke mensen, die zijn vaak toch al lichtelijk labiel. Wij staan geestelijk wat anders in het leven dan de gemiddelde doodnuchtere Hollander. Je moet bijtijds beseffen dat al die belangstelling in wezen nep is.”


” Wat was je eerste reactie toen je het liedje Stoute Heleen van Dorine Wiersma hoorde?

“Het enige wat me stoorde, was dat ik wist dat me daar naargevraagd zou worden, zoals jij nu doet.”

“Tja, gekwetst… ik denk dat mijn verbazing groter is. Ik dacht eerder: Hè? Hoe kan het dat iemand me zo oprecht haat? Want het was geen kleine kwinkslag, het was haat.”

“Natuurlijk, maar dit was een liedje in de trant van: jij moet dood. Ze zingt letterlijk: sla haar dood met een schoen. Dat is een beetje eng. Ik denk weleens: dit was nog maar een liedje, maar misschien maak ik iemand ooit zo kwaad dat hij me letterlijk dood wil maken. Er hoeft maar één gek op te staan. Ik begrijp de grote ergernis niet zo goed.”

“Het is wonderlijk hoelang dat seksbomimago me blijft achtervolgen. Ik ben nota bene 44. Het gaat me uiteindelijk om de boeken, niet om mijn imago. Dat schrijven is een serieuze zaak voor me.”

“Dat statement is helemaal verkeerd begrepen. Ik zei: ik doe het alleen als mijn man ook naakt gaat. Ik vond dat het toppunt van emancipatie. Maar ik heb er niet de Joke Smitprijs voor gekregen, gek genoeg.”

Grijnst: “Precies, ik word niet begrepen. Dus ik moet wel een kunstenaar zijn. Die worden nooit begrepen.”

“Omdat ik het stoer vond, ik met mijn cup A in zo’n mannenblad. Ik had er best van tevoren nog een paar zakken siliconen in kunnen plempen, maar dat heb ik mooi niet gedaan. En ik deed het dus met mijn man. Hoeveel geëmancipeerde boodschappen kun je afgeven? Een andere reden was dat ik erover kon schrijven. Als schrijver moet je toch dingen meemaken? Je kunt niet de hele tijd alleen maar thuis zitten.”


“Jawel, maar je moet je af en toe ook even onderdompelen in de realiteit. En laten we wel wezen: ik vond het ook gewoon stoer.”

“Geen idee. Er komt een moment waarop je als vrouw onzichtbaar wordt. Dat lijkt me geen pretje. Maar ik ga deze tijd zo lang mogelijk oprekken. Ik zie wel hoever ik kom. En misschien word ik op mijn ouwe dag een excentrieke kunstenares, zodat ik nog steeds opval. Een soort Fabiola. Ja, dat lijkt me wel wat.”

Naam: Helena Margaretha van Royen-Kroon.

Geboren: Amsterdam, 9 maart 1965.

Loopbaan: Na haar studie aan de School voor Journalistiek belandt Van Royen in 1987 bij onder meer het Haarlems Dagblad en Radio Noord-Holland. In 2000 debuteert ze als romanschrijver met De gelukkige huisvrouw.

Het boek is een monsterhit en wordt vertaald in onder meer het Duits, Fins, Frans, Noors en Zweeds. Vervolgens schrijft Van Royen met Godin van de jacht (2003) en De ontsnapping (2006) nog twee bestsellers, en ook Stout, het boek dat ze samen met lingerieontwerpster Marlies Dekkers schrijft, scoort.

Begin 2004 baart Van Royen opzien door in haar Parool-column te schrijven dat toenmalig wethouder Rob Oudkerk haar heeft opgebiecht dat hij cocaïne heeft gebruikt en naar de hoeren gaat. Oudkerk geeft aan dat het om uitspraken in de privésfeer gaat, maar Van Royen schrijft ze toch op. De affaire lijdt tot de politieke val van Oudkerk.

Afgelopen week verscheen de nieuwste roman van Van Royen: De mannentester. Komend seizoen is De gelukkige huisvrouw op het toneel te zien met Isa Hoes in de hoofdrol. Ook wordt gewerkt aan een filmversie, met Carice van Houten.

Onderwerpen