Spring naar de content

‘We staan aan de vooravond van de chaos’

Senator Hans Hillen (62) maakt zich ernstige zorgen over ons politieke bestel. Een gesprek over leiderschap, idealen en lege buurthuizen. ‘Juist in het gebrek aan idealen zit de kloof tussen politicus en burger.’ door Jenny Velthuys, foto’s Elsbeth Tijssen

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

“Waar ik me ongeruster over maak, is de manier waarop wij de Algemene Beschouwingen tegenwoordig organiseren. Toen ik nog in de Tweede Kamer zat, was er een pauze na Prinsjesdag. Dan daalde er een stilte neer op het Binnenhof en gingen alle politieke partijen praten met de andere vertegenwoordigers van het volk. De politie, werkgevers, vakbonden – iedereen die de samenleving iets te melden heeft, kreeg de gelegenheid om aan ons te vertellen wat ze aan de plannen van de regering niet goed vonden. Het gevolg was dat al die clubs de kans hadden aan de bevolking uit te leggen wat hun visie was, terwijl de Tweede Kamerfracties rustig de tijd hadden om kennis te nemen van de geluiden uit de samenleving. Dat duurde zo’n twee weken. Nu de Algemene Beschouwingen direct op Prinsjesdag volgen, laat de Tweede Kamer een fundamenteel punt liggen wat betreft het contact met de samenleving. Want al dat gekakel tijdens de Algemene Beschouwingen was niet het antwoord op de troonrede van de maatschappij, maar enkel van de politieke kaste. We hebben daarmee een zeer kostbaar moment in de democratie verloren laten gaan.”

“In de politiek wordt tegenwoordig gedacht dat het halen van de publiciteit een van de meest wezenlijke onderdelen van het vak is. Dat idee is onder andere gegroeid door de aandacht van de media. Elke Nederlander heeft op het ogenblik als hoogste ideaal om Bekende Nederlander te worden. Politici ook. Dus in hun hijgerigheid om maar vooraan te staan, nemen ze niet meer de rust om een dialoog te voeren met de samenleving. Nee, op televisie komen, willen ze! De krant halen!”

“Het is vooral veel lawaai maken. Ook de samenleving maakt trouwens te veel lawaai. Er heerst in Nederland een fundamenteel wantrouwen in de politiek, dus wil de kiezer iedere dag laten weten wat-ie overal van vindt.”


“Na Prinsjesdag, ja. Dat is één keer per jaar. Dan is het aan de regering om te vragen: wat vinden jullie ervan? Daarna moet er geregeerd worden. Het grappige is dat iedereen denkt dat we steeds democratischer zijn geworden omdat iedere burger tegenwoordig kan mee blèren. Maar dat is vooral herrie. We zijn doorgedemocratiseerd.”

“De politiek kijkt bijna alleen nog naar onderen. En van onder komt er wel veel geluid, maar die geluiden zijn allemaal in tegenspraak met elkaar. Die sluiten elkaar uit. Dus wat ik als politicus hoor, is een kakofonie van geluiden. Daar kan ik geen chocola van maken.”

“Politici moeten niet zo nadrukkelijk de indruk geven dat ze het zelf ook allemaal niet weten. Dat ze vooral luisteren. Zij worden toch betaald om de route uit te zetten? “Het is als met een tambour-maître: als die met z’n gezicht naar z’n volgers staat, ziet de braverik niet meer hoe de weg loopt. Dan ziet hij niet meer of ze nou naar links of naar rechts moeten, waar de stoep is… Dus een goede tambour-maître staat met zijn rug naar z’n volgers. Enkel dan kan hij zijn blik op de weg richten.”

“Ja, dat is zo. Maar Balkenende heeft de vríjheid helemaal niet meer om de leiding te nemen. Als hij morgen zegt dat hij de crisis op zus en zo’n manier wil aanpakken, roept de rest: dacht het niet!”

“Op het ogenblik weinig. Dit kabinet is begonnen met honderd dagen nadenken. De meeste kabinetten hebben hun regeerakkoord gewoon al meteen klaar. Met andere woorden: de coalitiepartners moesten erg aan elkaar wennen. Politieke partijen moeten in de democratie weer positie durven innemen. Dat gaat alleen als er mensen zijn met gezag. Ook de partijen zijn doorgedemocratiseerd. De top van de partij is niet meer de top van de maatschappij. Als je op een zaterdag naar de Gamma gaat, zie je precies dezelfde mensen als in de Kamer. Allemaal hardwerkende, uiterst fatsoenlijke lui, hoor, maar geen mensen van wie je als burger vochtige ogen krijgt.”


“Waarom heeft Barack Obama de verkiezingen gewonnen? Omdat de mensen die met tranen in hun ogen luisterden naar zijn speeches over change in hem geen lange man met een hondje zagen, maar een idealist. Iemand die de leiding over hun vaderland kon nemen. “Een ander voorbeeld. Bij de Amerikaanse presidentsverkiezingen begínnen alle kandidaten met het werven van vrijwilligers. Massaal. Het land gaat dan werkelijk vibreren van de politiek. Moet je bij ons komen kijken wanneer er campagne wordt gevoerd. Als je geluk hebt, kom je een keer een politicus tegen op de markt. Die staat dan in de regen foldertjes uit te delen. Maar ‘t land vibreert er toch niet van? “Onze politiek is op dat punt echt heel erg ziek. Het is een afgescheiden grootheid geworden, ze maakt veel te weinig onderdeel uit van de samenleving. De burgers stemmen wel braaf, maar als de PvdA morgen een afdelingsvergadering uitschrijft in een of andere plaats, met als onderwerp de afsluiting van een weg of zo, dan komen daar twee bejaarden op af en iemand die toevallig net in de buurt was. Geen hond die het boeit.”

“Ik heb het zelf te vaak meegemaakt. Het CDA is de grootste politieke partij van Nederland en we hebben maar 65.000 leden. Dat is omgerekend één Kamerzetel; veel te weinig voor een partij met 41 zetels in de regering. De politiek is zo nietszeggend geworden dat de samenleving er niet eens meer bij wil horen. Tel de gevolgen van het doordemocratiseren daarbij op en je krijgt een hardwerkende, maar uiterst grijze massa aan de macht. Die overtuigt niet. In de samenleving groeien ondertussen het wantrouwen en het cynisme.”


“Onze politiek imponeert niet. Dat heb je wel nodig om vertrouwen te wekken.”

“Dan moet je de Politeia lezen, van Plato. Hij schetst daarin de volgende ontwikkeling: Eerst is er de legerstaat, dan komen de aristocraten. Daarna komt de democratie en daarop volgt de chaos. Als Plato nu zou leven, zou hij vinden dat we aan de vooravond van de chaos zitten. Want in onze samenleving telt niet meer het grote belang, maar ieders eigenbelang. Dat is geen democratie. Goede democratie impliceert gezamenlijkheid. Zo hebben we in Nederland 64.000 mensen nodig voor één kiesstem, en dan heb je pas één zetel in de Kamer. Dat betekent niet dat je stem waardeloos is, maar om ‘m gewicht te geven moet je je verenigen. Het feit dat je roept, is onvoldoende.”

“De kunst is nou om met z’n allen die diagnose te stellen. Te erkennen dat dit niet goed gaat. We moeten ervoor zorgen dat het algemeen belang het persoonlijk belang weer gaat overheersen.”

“Een heel belangrijk begin is dat politieke partijen topmensen in het bestuur halen. Er moet weer trekkracht komen van boven, niet alleen correctiekracht van onder. De trein moet weer een locomotief krijgen.”

“Ja (stilte). Een goede politieke partij heeft een uiterst duidelijke agenda. Weet je wat onze politieke partijen doen? Die schrijven netjes om de vier jaar al hun idealen op en lopen vervolgens naar het Centraal Planbureau. Daar gaan ze dan aan ámbtenaren vragen of het allemaal wel goed is wat ze hebben opgeschreven. Dat doe je toch niet? Je idealen zijn gewoon je idealen. Simpel als dat.”

“Nee! We hunkeren naar idealen. Denk maar weer aan die Obama. Juist in het gebrek aan idealen zit volgens mij de kloof tussen burger en politicus. “Wat de huidige partijen doen, is doelen communiceren. Targets. Doelen zijn voor bedrijven! Als ik mensen als politicus wil overtuigen, dan moet ik idealen kunnen overbrengen. Niet zeven ambtelijke werkgroepjes vragen om mijn standpunt te onderbouwen met cijfers. Het overheidstekort moet terug naar nul of driekwart, nee nee, toch min een half – moeten mensen daartussen het onderscheid kennen? Dat zegt toch helemaal niemand wat?”


“Ja, voor de regering. Die moet uiteindelijk óók zakelijk beslissen. Maar de samenleving overtuig je niet met tabelletjes. Bovendien, je kunt getallen prima manipuleren. Er zijn kleine leugens, grote leugens en statistieken. Maar belangrijker: de gewone man in de straat is niet in staat om door die cijfers en rapporten heen te kijken. Trouwens, hun vertegenwoordigers vaak ook niet.”

“Het gaat niet om extreem! Het gaat erom of je spreekt in doelen of idealen. Een doel is bijvoorbeeld: we schaffen de AWBZ-wet af. Een ideaal is: burgers moeten zelfstandiger zijn en meer voor elkaar zorgen.”

“Verantwoordelijkheid, fatsoen, degelijkheid en zorg voor elkaar.”

“Het gaat erom welke waarden je het méést belangrijk vindt. Iedere politieke partij moet haar kernwaarden terugvinden. Mensen willen op idealen stemmen, niet op externe adviezen en onderbouwde grafieken, gelijkgericht door het CPB. Afhankelijk van de vragen die de maatschappij bij de burger oproept, zal de samenleving zich soms weer meer in de ene waarde herkennen en dan weer meer in de andere. Dat leidt er volgens mij toe dat politieke partijen met meer zetels in de Kamer komen dan nu, wat hun daadkracht natuurlijk enorm vergroot. En dan regeren! Dat is iets anders dan de hele dag luisteren. Het betekent verantwoordelijkheid nemen. Niet ieder wissewasje met het volk bespreken. Je zit er niet voor niets.”

“Mensen zijn te veel bezig met de zorg van de dag. Dus niemand luistert. Bij ons niet, maar ook bij andere politieke partijen niet. Iedereen blijft voortmodderen. Dat baart mij grote zorgen. Nederland is nu, met de economische crisis en de mondialisering, vrij instabiel. Ons bestel moet als de donder solide worden, anders vrees ik voor de regeerbaarheid van het land. Maar ja, dat is erg moeilijk. We zijn als de baron van Münchhausen die zich aan de eigen haren uit het moeras moest trekken. “Ik hoop maar dat we daar uit komen.”

Onderwerpen