Spring naar de content

De redder van Newark

Veertien jaar geleden werd de stad Newark nog gezien als de ellendigste stad van de VS. Maar toen kwam Cory Booker. Portret van een burgemeester die het meest geslaagde project van stadsvernieuwing ooit op zijn naam wil zetten.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

door Floor Bremer De boel platgooien en opnieuw opbouwen, zeiden deskundigen tien jaar geleden wanhopig over Newark, de grootste gemeente van New Jersey. Er was inderdaad weinig hoopgevends te vinden in de stad die door het tijdschrift Time in 1996 was uitgeroepen tot de armste en meest criminele plek van Amerika. Geen weldenkend mens ging ‘s avonds de deur uit zonder gepantserde auto, want de straten waren in handen van drugsdealers en andere boeven. De statistieken gaven aan dat er gemiddeld elk uur een misdrijf werd gepleegd. Daarnaast kampte de stad met torenhoge werkloosheid, een corrupt bestuur en verpauperde woningen. Meer dan een kwart van de ruim 280.000 inwoners leefde onder de armoedegrens.

Niet direct de omgeving voor een succesvolle twintiger om zijn carrière te beginnen. Toch meldde Cory Booker zich eind jaren negentig als maatschappelijk werker in deze stad op slechts vijftien kilometer van het bruisende Manhattan, waar hij makkelijk een dik betaalde baan had kunnen krijgen. Want hij had zojuist zijn studie aan de gerenommeerde universiteiten Stanford en Yale afgerond en bovendien een graad gehaald in Oxford, waar hij – net als eerder Bill Clinton – met een prestigieuze Rhodes Scholarship had gestudeerd. Waarom hij er dan toch voor koos om in een van de armste en meest criminele steden van Amerika te gaan werken? “Iets teruggeven aan de maatschappij,” luidde het nobele antwoord. Het hoongelach dat hem ten deel viel, schudde hij moeiteloos van zich af. Hij begon aan de ambitieuze taak die hij zichzelf had opgelegd: Newark weer op de kaart zetten. Om zijn goodwill te tonen aan de bevolking betrok hij een afbraakpand in een van de achterbuurten van de stad. Midden tussen de drugsdealers en criminelen.


Het lijkt op een coming of age-verhaal uit een politieserie als The Wire: ambitieuze jongeman gaat ten onder aan harde realiteit. Maar dat is niet wat er gebeurde. Cory Booker beschikt namelijk over twee kwaliteiten die hem redden van dit doemscenario: politiek talent en ongebreideld optimisme. Hij vertrouwt daarbij op een betrekkelijk eenvoudige levensfilosofie: focus. “Je moet weten wat je wilt, want dan trek je de middelen naar je toe om het te bereiken.” Elk nieuw kalenderjaar schrijft hij zijn doelstellingen op een papier, dat hij op de muur van zijn slaapkamer prikt, zodat hij er elke ochtend aan wordt herinnerd. “

Ik ben van de Gandhi-school. Wees de verandering die je wilt zijn in de wereld. Iedereen moet zijn eigen verantwoordelijkheid nemen.”

Een van de doelen die hij zichzelf stelde, was burgemeester worden. Maar Newark is op z’n zachtst gezegd niet dol op nieuwkomers; Booker groeide op in het welvarende Harrington in het noorden van New Jersey. Geleidelijk overwon hij de scepsis toen hij op z’n 29ste gemeenteraadslid werd, daarmee het jongste uit de geschiedenis van de stad. Booker bivakkeerde tien dagen zonder te eten in een tent om de toenmalige burgemeester zover te krijgen dat die iets deed aan de verpaupering van een huizenblok. Uiteindelijk kreeg zijn spontane actie zoveel bijval van de bewoners dat de burgemeester niet anders kon dan hun eisen inwilligen. Booker werd gesterkt in zijn idee dat de enige manier om Newark om te vormen was vanuit de bewoners zelf.

Toch zou het nog tien jaar duren voor hij zich het burgemeesterschap zou toe-eigenen. De weg ernaartoe was er een van vallen en opstaan. Tijdens de verkiezingsrace van 2002 verloor Booker van de al vier termijnen zittende Republikein Sharpe James. De strijd werd vastgelegd in de documentaire Street Fight (2005), die voor een Oscar werd genomineerd. Een belangrijk element in het verhaal vormden de argusogen waarmee de stad de betrekkelijke buitenstaander bekeek. Die houding werd nog eens aangewakkerd door zijn opponent James, die een vuil gevecht niet schuwde. Zo noemde de havik, zelf eveneens van Afro-Amerikaanse afkomst, zijn jonge rivaal ‘niet zwart genoeg’, een homo, een jood en zelfs een afgezant van de Ku-Klux-Klan. De groeiende frustratie van Booker, die met een bijna kinderlijk enthousiasme zijn campagne voerde, werd in deze anderhalf uur durende film pijnlijk duidelijk.


Toch legde het verlies hem geen wind-eieren. Door het succes van de documentaire – die tijdens het Oscargala nipt verloor van The March of the Penguins, een ironisch toeval waarnaar Booker nog steeds gniffelend mag verwijzen – werd hij een snel rijzende ster binnen de Democratische Partij. Vier jaar later, in 2006, won hij alsnog in Newark. Met een overweldigende 72 procent werd hij tot burgemeester gekozen, met als belangrijkste campagnebelofte dat hij de veiligheid zou vergroten. Met zijn voorganger liep het overigens slecht af. Sharpe James zit op dit moment een gevangenisstraf uit wegens fraude tijdens zijn burgemeesterschap.

Booker voegt zich in de rij van jonge talentvolle zwarte politici die een sterke opmars maken binnen de Democratische Partij, zoals de gouverneur van Massachusetts, Deval Patrick, de burgemeester van Washington, Adrian Fenty, en natuurlijk de president, Barack Obama. Het zijn allemaal hoogopgeleide, ambitieuze politici die het glazen plafond van de blanke politiek wisten te doorbreken. Booker en Obama delen een vergelijkbare achtergrond. Beiden begonnen hun loopbaan als maatschappelijk werker in de achterstandswijken (Obama in Chicago), zijn uitmuntende sprekers en wisten zich met grassroots-campagnes naar de top te werken. Toen Booker aantrad in Newark, werd hem door criticasters opportunisme verweten. Hij zou de stad alleen gebruiken als een opstapje naar de landelijke politiek in Washington. Hij bewees hun ongelijk toen hij een positie in het kabinet van Obama afwees. De vrijwel altijd vrolijke Booker reageert wat kribbig op de vele vergelijkingen tussen hem en de president. Hij noemt het ‘luie journalistiek’ om iedereen maar in hokjes te willen indelen. “Newark heeft mij nodig op dit moment. Ik ben de juiste man in de juiste tijd op de juiste plek. Ik ga hier voorlopig niet weg.”


Dat Newark niet meer het afvoerputje is dat het ooit was, blijkt op een feestelijke dag, afgelopen zomer. Het is tropisch warm als burgemeester Cory Booker zijn lange benen uit de zwarte SUV zwengelt in de hoofdstraat van Newark. Zijn voeten landen op de rode loper die het grijze asfalt bedekt tussen de verlopen Papa John’s Pizza en een lokale hamburgertent. Als ook de Oscar-winnende acteur Forest Whitaker en zijn vriendin uit de auto tevoorschijn komen, grijpt de toevallige passant Jeremy – scheve honkbalpet, gouden tanden en gevaarlijk laag hangende broek – naar zijn telefoon. Terwijl het verzamelde journaille zich op zijn prooi stort, gilt Jeremy zijn eigen verslag in de hoorn: “Fucking Hollywood in da hood.”

De rode loper ligt er vanwege de première van een vijfdelige documentairereeks over het nieuwe Newark onder de titel Brick City, de bijnaam van de stad die inderdaad veel bakstenen gebouwen heeft. De serie wordt uitgezonden door het landelijke Sundance Channel. Booker gaf de makers toestemming bijna een jaar zo’n beetje alles te filmen wat er in de stad gebeurde. Een unicum, omdat hij graag controle houdt over wat er in de pers verschijnt. Deze premièreavond is het sluitstuk van het jaar. Naast Whitaker, die de serie produceerde, hebben ook de ‘gewone’ Newarkers zich in hun beste outfits gehesen. Witte pakken met paarse schoenen, strakke panter- en zebrajurkjes, glimmende jasjes en veel blingbling schuiven in een opgewonden rij de Symphony Hall binnen. Het is de grandeur die Booker de afgelopen jaren terug wist te brengen in de stad met behulp van vrienden als Jon Bon Jovi, Oprah Winfrey en Brad Pitt.


“Cory Booker is het soort leider dat dit land nodig heeft,” zegt Whitaker keer op keer tegen de aanwezige cameraploegen. “Deze serie gaat niet over hem, maar over de inspiratie die hij deze stad heeft gegeven om zichzelf te herontdekken.” Achter hem staat de politiechef van de stad wat onwennig met zijn ogen te knipperen in de felle lichten van de fotografen. De- ze voormalig New Yorkse no-nonsense politieman Garry McCarthy is Bookers steun en toeverlaat bij het terugdringen van de criminaliteit in de stad. Hij is een van de hoofdrolspelers in de documentairereeks. “Wij hebben niets te verbergen; volgens mij is dat de boodschap van de film,” zegt hij terwijl hij het zweet van zijn voorhoofd veegt. “Ik mag dan wel die rare blanke politieman uit de Bronx zijn, maar vanavond voel ik een hoop liefde,” lacht hij als een stel zwarte jongens om hem heen komt staan en hem op de schouders klopt.

Het is een vrolijke avond, die in het teken staat van de bewoners van Newark die een hoofdrol spelen in de film. Zoals een meisje dat ooit lid was van de Bloods-bende maar nu een kind krijgt met een jongen van de rivaliserende Crips. Er stijgt gejoel op uit de zaal als de cameraman door een omstander wordt weggestuurd uit een afgezette straat waar net iemand is doodgeschoten. “Rot op hier,” roept de man in de lens. “Gaan jullie van de media maar eens ergens een positief verhaal zoeken.” Booker is na afloop niet onverdeeld enthousiast over het eindresultaat. “Het is geen totaalbeeld,” zegt hij. “Het is maar één aspect van onze stad. Het is goed dat de kijkers zien hoeveel helden hier wonen die echt iets willen veranderen. Maar ik hoop niet dat ze denken dat wij hier alleen als cowboys achter criminelen aan rennen. Er hadden best wat meer succesverhalen in gekund.”


Wanneer de rode loper wordt opgerold en de avond valt, krijgt de stad een ander karakter. De net nog zo levendige hoofdstraat verandert in een verlaten niemandsland. De winkeliers hebben de ijzeren rolluiken neergelaten en met diverse sloten vastgemaakt. De wind blaast weggegooide McDonald’s-bekers over de stoep. Na half tien is dit een no-go-area. Weliswaar bewaakt door de ruim honderd camera’s die Booker in het centrum liet plaatsen, maar bepaald niet vrij van criminele activiteiten. Zo was er twee weken voor de filmpremière midden op straat nog een steekpartij met dodelijke afloop. En hoewel het steeds beter gaat met Newark, zoals de documentaire laat zien, gaat het nog lang niet goed. De werkloosheid is hoger dan ooit, het drugsprobleem hardnekkig en de armoede onverminderd groot.

De grilligheid van de stad laat zich moeilijk in cijfers vatten, bleek in 2007, amper een jaar na Bookers aantreden. Hij had nog maar net samen met zijn politiechef bekendgemaakt dat het aantal moorden met een derde was teruggebracht toen zich een horrorscenario voltrok dat het land en zelfs de wereld schokte. Vier studenten werden tegen een muur gezet en kregen één voor één de kogel, alsof het een executie was. Slechts een van hen overleefde het drama. Het was in één klap gedaan met het voorzichtige optimisme over de stad. Voor Booker betekende het een ommekeer in zijn denken. “Vóór deze schietpartij was ik zo arrogant om mezelf als een sterk en onafhankelijk mens te zien. Maar sinds deze afschuwelijke gebeurtenis besef ik dat ik gelijk ben aan ieder ander. Dat stemt me nederig.”

Maar blijven hangen in negativisme past niet in het Newark van Booker, waar geen problemen bestaan, alleen uitdagingen. Je kunt het de huidige burgemeester tenslotte niet kwalijk nemen dat hij de schade die de afgelopen veertig jaar is aangericht niet in een tiende van die tijd verhelpt. Want in vergelijking met vroeger gaan er ook veel dingen goed. De criminaliteit wordt hard aangepakt en vooral ‘s nachts rijden er voortdurend politiepatrouilles rond. Het stadscentrum wordt ingrijpend vernieuwd. Er komt een stadion met twintigduizend zitplaatsen, dat mensen uit heel New Jersey moet trekken om naar de ijshockeyende Devils en de basketballende Nets te komen kijken. Ook lijkt de middenklasse, die in de jaren zestig was weggetrokken, weer voorzichtig naar de stad terug te keren. Na Boston is Newark de snelst groeiende stad van het noordoosten van Amerika. En het vernieuwde Newark wordt aan de buitenwereld, en vooral aan mogelijke investeerders, gepresenteerd als een nieuw stedelijk paradijs.


Een belangrijke rol daarin is weggelegd voor Stefan Pryor, het hoofd van de gemeentelijke dienst economie, een ietwat gezette man in een te ruim maatpak. Pryor gaat zo creatief mogelijk om met de feiten. Neem het werkloosheidscijfer in Newark, dat in vijftien jaar tijd niet zo hoog is geweest als nu: ruim veertien procent (tegenover een landelijk gemiddelde van rond de tien procent). Maar volgens Pryor is dat geen ramp. “Je moet het zo zien: wij hebben heel veel werknemers beschikbaar voor bedrijven die zich hier willen vestigen.” Het aantal huisuitzettingen van bewoners die de hypotheek niet meer kunnen opbrengen, neemt nog steeds toe. Het gevaar dreigt dat wijken verpauperen doordat er zoveel huizen leegstaan. Weliswaar heeft de gemeente ruim driehonderd huizen aangekocht om te verhuren aan mensen met een kleine beurs, maar daar staat tegenover dat de komende tijd waarschijnlijk nog eens zo’n 2500 mensen zullen worden ontruimd. Pryor ziet het uiteraard als een uitdaging. “We helpen de mensen waar we kunnen, en verder is het een goede markt voor koopjesjagers. Je kunt hier voor heel weinig geld een prachtig huis kopen.”

Tot slot wil hij graag even een pas verbouwde woontoren laten zien in het centrum. Die voldoet helemaal aan de eisen die New Yorkse yuppen aan hun leefomgeving stellen. Er is een bewaker, een sportschool, een loungeruimte en zelfs een bowlingbaan. “En Manhattan op nog geen twintig minuten met de trein,” zegt hij. “Had ik al gezegd dat er een Starbucks om de hoek zit?”

De behoefte van de stad aan een beter imago is misschien wel de belangrijkste reden dat Booker op dit moment de juiste man op de juiste plaats is. Hij weet heel goed hoe belangrijk de rol van de media is bij de beeldvorming. Hij schuift dan ook graag aan als gast in landelijke televisieshows en discussieprogramma’s. Daarbij schuwt hij de minder serieuze media niet. Onlangs had hij het aan de stok met talkshow-host Conan O’Brien, die naar aanleiding van Bookers nieuwe plannen voor de gezondheidszorg had gezegd dat de burgemeester zijn onderdanen beter een enkele reis de stad uit kon geven. Als reactie zette Booker prompt een filmpje op YouTube, waarin hij O’Brien gekscherend tot ongewenst persoon op de luchthaven van Newark verklaarde. Uiteindelijk kwam zelfs Hillary Clinton eraan te pas, die als opperdiplomaat een ‘bemiddelingspoging’ deed. Booker vond het uiteraard allemaal prima. Hij stond met zijn stad weer volop in de aandacht.


Maar ook de sociale netwerken zet hij handig in, vooral voor de communicatie met de kiezers. Op Twitter volgen zo’n negenhonderdduizend mensen zijn dagelijkse belevenissen in de stad. Dat zijn natuurlijk altijd positieve of inspirerende berichten. Ook legt hij zo rechtstreeks contact met mensen. Toen een vrouw laatst twitterde dat haar waterrekening met 1100 procent omhoog was gegaan, vroeg hij meteen haar telefoonnummer om haar te kunnen helpen. Mensen die minder handig zijn met het internet, kunnen met hun problemen terecht in een wekelijks inbelprogramma op de lokale radio.

Booker heeft nog altijd het inmiddels verfrommelde papiertje op zak waarop hij vlak na zijn benoeming zijn allesomvattende doel noteerde: Newark tot het grote voorbeeld te maken van geslaagde stadsvernieuwing in Amerika. Dit jaar worden er weer burgemeestersverkiezingen gehouden, en als de voorspellingen uitkomen, hoeft hij zich geen zorgen te maken. Waarschijnlijk krijgt hij nog eens vier jaar de tijd om zijn doel te bereiken.

Meer over de documentaire ‘Street Fight’ op de site van de maker: marshallcurry.com

Voor fragmenten van de documentaire ‘Brick City’ ga naar: sundancechannel.com/brick-city/video

Onderwerpen