Spring naar de content

Rood licht aan de horizon

Wordt het door de PvdA gewonnen debat over het rapport van de commissie-Davids het begin van een sociaal-democratisch reveil? Het zou zomaar kunnen.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Roelof Bouwman

PvdA-leden van gevorderde leeftijd zullen zich het lied wellicht nog herinneren, want het werd in vroeger tijden op partijbijeenkomsten steevast uit volle borst gezongen: “Eens komt een klare schone dag als ‘t volk zijn boeien breekt. Als door de traan de blijde lach, der vreugde krachtig breekt. Als na de droefheid en de smart, de vreugde woont in ‘t mensenhart, dan komt een schone dag.”

De Nederlandse sociaal-democraten beschikten in grootmoeders tijd over een heel arsenaal van dergelijke liederen. Tekstuele of muzikale hoogstandjes waren het doorgaans niet, maar zo waren ze ook niet bedoeld. De belangrijkste functie van deze ‘rode psalmen’ was om de moed erin te houden. De weg naar een socialistisch Nederland mocht dan geplaveid zijn met nederlagen, aan de eindoverwinning diende door niemand te worden getwijfeld.

Anno 2010 heeft deze heroïek vooral iets belachelijks. Want kijk eens hoe de PvdA er momenteel voorstaat. Bij de Europese verkiezingen, zomer vorig jaar, kreeg de partij welgeteld twaalf procent van de stemmen. Het was de slechtste score voor de sociaal-democraten sinds de invoering – in 1917 – van het algemeen (mannen)kiesrecht. Op 3 maart zijn er opnieuw verkiezingen, nu voor de gemeenteraden. Er bestaat een levengrote kans dat de PvdA bij die gelegenheid zal worden weggevaagd uit het lokaal bestuur. Meer concreet: van de ruim tweeduizend raadszetels die de PvdA nu nog heeft, dreigt de helft verloren te gaan.

Zelfs in het rode bolwerk Amsterdam – waar de sociaal-democraten al bijna honderd jaar onafgebroken deel uitmaken van het college van B en W – wordt al volop gespeculeerd over een gemeentebestuur zónder wethouders van de PvdA.


Zeker, in Den Haag zit de PvdA sinds februari 2007 op het regeringspluche. Maar wel samen met het CDA, en de geschiedenis leert dat kabinetten van die samenstelling maar zelden de rit uitzitten.

Ter opfrissing van het geheugen: het tweede kabinet-Drees (1952-1956) was de laatste uit christen-democraten en sociaal- democraten samengestelde regeringsploeg die ongeschonden over de eindstreep kwam. Daarna ging het iedere keer weer mis: met het derde kabinet-Drees (1956-1958), met het kabinet-Cals (1965-1966), met het kabinet-Den Uyl (1973-1977), met het tweede kabinet-Van Agt (1981-1982) en feitelijk ook met het derde kabinet-Lubbers (1989-1994), dat weliswaar niet voortijdig viel, maar wel in demissionaire staat twee sleutelfiguren – de ministers Ed van Thijn en Ernst Hirsch Ballin – zag struikelen over de IRT-affaire. Anders gezegd: wie denkt dat de huidige regeringscoalitie van CDA en PvdA wél overeind zal blijven, kan zich op van alles beroepen, maar niet op de al vijftig jaar oude traditie die wil dat beide partijen altijd weer ruziënd afscheid van elkaar nemen.

Maar toch: er vallen over de toekomst van de PvdA ook opbeurende voorspellingen te doen. En we hoeven daarbij niet eens terug te vallen op tegeltjeswijsheden van het kaliber ‘Na regen komt zonneschijn’.

Neem het hoogoplopende debat, vorige week, over het Irak-rapport van de commissie-Davids. De PvdA speelde daarbij hoog spel, maar wist te winnen: premier Balkenende gaf toe aan de eis om zijn reactie op het rapport aan te passen. Dat de minister-president op dit punt boog – sowieso geen karaktertrek van Balkenende, en al helemaal niet in situaties waarin ook zijn regiefunctie onderdeel is van de discussie – was zowel verrassend als veelzeggend. Er viel uit af te leiden dat de premier, zelfs in een kwestie die vooral hemzelf raakte, toch bereid is te zwichten voor de PvdA. Deed hij dat omdat hij zijn kabinet hoe dan ook de volle vier jaar wil laten volmaken, anders dan de kabinetten Balkenende I, II en III? Handelde de premier wellicht met het oog op het landsbelang, omdat hij een kabinetscrisis ongepast vindt in tijden van economische tegenspoed? Of was het misschien (ook) zo dat Balkenende zijn eigen partij onder de huidige omstandigheden – fors verlies in de peilingen – niet wil blootstellen aan vervroegde Kamerverkiezingen?


Allemaal interessante vragen, maar het antwoord erop is voor de PvdA van secundair belang. Voor de sociaal-democraten geldt nu eerst en vooral dat hun onderhandelingspositie in het kabinet aanzienlijk steviger lijkt geworden. De wetenschap dat Balkenende bereid is verder te gaan in het doen van concessies dan tot dusverre voor mogelijk werd gehouden, betekent dat de PvdA die ruimte kan gaan benutten. En dat komt goed van pas, want er zullen juist de komende weken en maanden een aantal loodzware dossiers voorbijkomen.

Om de belangrijkste te noemen: een definitieve kabinetsreactie op het rapport van de commissie-Davids, een beslissing over een mogelijke verlenging van de Nederlandse aanwezigheid in Afghanistan en – last but not least – de afronding, medio april, van de zogenoemde ‘Brede Heroverwegingsoperatie’, bedoeld om het door de kredietcrisis ontstane begrotingstekort terug te dringen.

In de eerste twee kwesties, die al in februari hun beslag moeten krijgen, gaat het over oorlog en vrede, in de derde over de vraag welke inkomensgroepen het hardst zullen worden getroffen door de recordbezuinigingen die nodig zijn om de overheidsfinanciën weer enigszins op orde te brengen. Voor de PvdA zijn dat zaken die direct raken aan het bestaansrecht van de partij, en die dus tevens bij uitstek geschikt zijn om het eigen profiel op te poetsen. Dat maakt het voor de partij wel erg aantrekkelijk om inzake ‘Davids’, Afghanistan en de heroverwegingsoperatie opnieuw – net als vorige week – voor een harde, offensieve lijn te kiezen, in een poging zo maximaal te profiteren van de gebleken buigzaamheid van Balkenende. Fout gaan kan er weinig: als de premier blijft meegeven, zal dat in de drie genoemde kwesties leiden tot kabinetsstandpunten- en beslissingen met een duidelijk PvdA-stempel. En als Balkenende plots toch weer onbuigzaam wordt? Inderdaad, dan valt het kabinet, maar heeft de PvdA – en dat was bij voorgaande ruzies met het CDA wel eens anders – wél een mooi, want honderd procent sociaal-democratisch verhaal (‘We laten ons geen oorlogen in rommelen’ of ‘Eerlijk delen, zeker in crisistijd’), waarmee ze de linkse kiezersmarkt op kan gaan. Op die markt zijn D66, SP en GroenLinks volgens de peilingen goed voor zo’n vijftig zetels, dus te halen valt er voldoende.


Dat zou dan moeten gebeuren onder aanvoering van een partijleider die vorige week in het Kamerdebat over het rapport van de commissie-Davids dermate vaak stond te glunderen en te lachen dat een gepikeerde Femke Halsema hem om uitleg vroeg – en die niet kreeg. Maar misschien was Wouter Bos wel zo goed gemutst omdat ook hij besefte dat er voor de PvdA licht gloort aan de horizon. Nog te weinig om de komst van een ‘klare schone dag’ te kunnen voorspellen, maar al wel genoeg om – we zouden er bijna van gaan zingen – enige vreugde te laten wonen in het ‘t mensenhart.

Onderwerpen