Spring naar de content

Het kleine gelijk van de niet-stemmer

Doorgaans laat veertig procent van de Nederlandse kiezers het bij gemeenteraadsverkiezingen afweten. Hoe terecht is dat? De tien meest gehoorde smoezen, excuses en uitvluchten op een rijtje – en waarom ze soms nog kloppen ook.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Roelof Bouwman

1 – In mijn gemeente zijn op 3 maart geen verkiezingen
Tegen dit argument is geen kruid gewassen. Want inderdaad: in 37 van de 431 Nederlandse gemeenten wordt op 3 maart niet gestemd. Het gaat daarbij om acht gemeenten die recent met een herindeling te maken hebben gekregen en waar in november 2008 of november 2009 vervroegde raadsverkiezingen zijn gehouden, en om 29 gemeenten waar de raadsverkiezingen zijn uitgesteld tot eind 2010 omdat de herindelingsprocedure nog in volle gang is. Tot die laatste groep behoren onder meer de gemeenten Bussum, Oss, Medemblik, Weesp en Sneek. Vanwege de vele herindelingen is het de laatste jaren in Nederland gebruikelijk geworden dat niet meer in het hele land tegelijkertijd gemeenteraden worden gekozen. Om die reden wordt het op 3 maart ook extra moeilijk om een landelijke vergelijking te maken met de uitslag van vier jaar geleden.

3 – Gemeenteraadsleden zijn zakkenvullers
Dat is véél te kort door de bocht. Het lidmaatschap van een gemeenteraad wordt geacht een nevenfunctie te zijn. Daarom ontvangen raadsleden geen loon of salaris, maar een zogenoemde ‘vergoeding voor de werkzaamheden’. De hoogte van deze vergoeding is gekoppeld aan de inwonersklasse van de gemeente en wordt jaarlijks herzien aan de hand van de consumentenprijsindex van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In de kleinste gemeenten (minder dan achtduizend inwoners) bedraagt de raadsvergoeding momenteel € 223,32 per maand; in de allergrootste (lees: Amsterdam, Rotterdam en Den Haag) € 2094,35. Voor onkostenvergoedingen geldt een soortgelijk systeem: maximaal € 41,34 per maand in de kleinste gemeenten; maximaal € 235,54 in de grootste. Fractievoorzitters hebben daarnaast recht op een toelage. Die is afhankelijk van het aantal fractieleden, maar mag niet hoger zijn dan 6,4 procent van de raadsvergoeding. Is dat veel? Raadswerk, zo leert de ervaring, kost al gauw twintig uur in de week en in de grote steden vaak aanzienlijk meer. Zo bezien zijn de vergoedingen eerder aan de lage dan aan de hoge kant. Een vetpot is het alleen voor raadsleden die de kantjes er vanaf lopen. Het is gemeenten namelijk niet toegestaan te korten op de vergoeding van raadsleden die minder vaak of nooit op vergaderingen komen opdagen.

Lees het hele artikel in de HP/De Tijd van deze week.