Spring naar de content

Intermediair: een goudmijn gaat dicht

Slechts weinig Nederlandse weekbladen waren ooit zo lucratief als Intermediair. Maar nu is dan toch het einde gekomen.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Roelof Bouwman

De Persgroep en VNU Media maakten maandag bekend dat weekblad Intermediair gaat verdwijnen en zal worden vervangen door een digitaal magazine met dezelfde naam. Na ruim 47 jaar komt zo een einde aan het bestaan van het grootste gratis weekblad voor hoogopgeleiden én aan een zeer opvallend stukje vaderlandse persgeschiedenis.

Tien miljoen
Intermediair werd in 1965 op poten gezet door de dertiger Lo de Gruyter, wiens ooms de leiding hadden over de De Gruyter-supermarktketen. Met niet meer dan een bescheiden startkapitaal (veertigduizend gulden) en een lumineus idee (een gratis maandblad, verspreid via controlled circulation, met uitsluitend personeelsadvertenties voor hoger opgeleiden) ging hij aan de slag. Bij universiteiten en hogescholen sprokkelde De Gruyter de benodigde adressen van afgestudeerden bij elkaar. In hetzelfde academische Umfeld zocht en vond hij ook de scribenten die zouden kunnen helpen bij het vullen van ‘de achterkant van de advertenties’, de redactionele pagina’s. Want, zo had De Gruyter bedacht, omdat het blad gratis was, bestond het gevaar dat de ontvangers het minder zouden appreciëren: “Ik wilde dat men zich niet zou schamen om op een advertentie uit dit blad te reflecteren. Dus moesten er goede artikelen in komen.”

Intermediair, dat in maart 1965 van start ging met een oplage van 52.500 exemplaren, sloeg onmiddellijk aan. In april 1967 werd de verschijningsfrequentie opgevoerd tot tweewekelijks, in september 1969 tot wekelijks en in 1974 – de oplage bedroeg inmiddels 111.000 – besloot de De Gruyter het blad te verkopen aan uitgeverij VNU. Voor tien miljoen gulden.

Laatste feestje
Maar ook zonder De Gruyter bleef Intermediair renderen. Begin jaren tachtig en begin jaren negentig had het blad weliswaar last van dalende advertentie-inkomsten vanwege slapte op de arbeidsmarkt, maar van rode cijfers was ook toen geen sprake. In 2000 vierde Intermediair in opperbeste stemming het 35-jarig bestaan en vergeleek journalist Marcel Metze het blad met de gasbel van Slochteren: “Er komt steeds méér uit”. Hoeveel precies, daar kwam ook Metze niet achter, maar een voormalige adjunct-hoofdredacteur bleek niet te beroerd om een klein rekensommetje te maken. “Neem honderd advertentiepagina’s per week van rond de dertigduizend gulden. Dat is een omzet van drie miljoen gulden per week. Trek daar één miljoen kosten af. Resteert twee miljoen winst.” De conclusie dat Intermediair rond de eeuwwisseling goed was voor honderd miljoen gulden winst per jaar liet zich toen snel trekken.

Het 35-jarig bestaan was, zo weten we nu, het laatste feestje van de goudmijn Intermediair. Personeelsadvertenties verdwenen in de jaren na 2000 en masse naar internet en inmiddels zijn ze ook daar, dankzij de recessie, schaars geworden.

Journalistieke transformatie
Laten we trouwens niet vergeten óók in verwondering om te zien naar de journalistieke transformatie die Intermediair heeft ondergaan, met name de afgelopen twintig jaar.

Van een moddervette krant op tabloidformaat die niet terugschrok voor het publiceren van (geannoteerde!) artikelen van rond de tienduizend woorden over taaie thema’s als de Franse betrekkingen met het Midden-Oosten, werd Intermediair een magazine dat ‘de negen beste sollicitatievragen’ op een rijtje zette en waarin de Zakenvrouw van het jaar vertelde wat ze wilde worden toen ze tien was (‘Beroemd en miljonair’). Hoogopgeleide lezers waren kennelijk ook niet meer wat ze ooit waren geweest.