Spring naar de content

Ruikt ú wel genoeg naar seks?

Het is zomer. Love is in the air. Naar het ultieme luchtje dat écht onweerstaanbaar maakt wordt al vele jaren gezocht. Of is het op internet intussen allang te koop? Goed, je bent vrouw. Stel jezelf de vraag: waaraan moet een aantrekkelijke man voldoen? 

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Mark Traa

Hij moet mooie ogen hebben, natuurlijk. Hij moet een stralende lach hebben. Hij moet iets jongensachtig hebben.

En hij moet lekker ruiken. Een stinkende man is veel erger dan een lelijke man. En dan hebben we het niet eens over stinkende kleren of een stinkende adem: iemands lichaamsgeur kan een showstopper van de eerste orde zijn. Voor vrouwen in elk geval, maar die ruiken nu eenmaal veel beter dan mannen. Die vinden geur ook wel belangrijk, zo laat onderzoek zien, maar zij letten toch echt meer op uiterlijkheden. Ze weten echter heel goed dat een lekker luchtje wonderen kan doen. Geen wonder dat er miljarden omgaan in de wereld van de deodorants en de parfums.

Maar daarmee is niet het hele verhaal verteld. Als we iemand tegenkomen, en daar is het nu wel bij uitstek het seizoen voor, nemen we veel meer in ons op dan de geur die ons tegemoet komt. We laten ons gedrag onbewust sturen door subtiele chemische signalen die niemand kan ruiken, zien of proeven. Het zijn stofjes die in lichaamsvloeistoffen zitten, vooral in zweetdruppeltjes. Er zijn er die bijna onweerstaanbaar zijn voor de andere sekse. Tenminste, als het bij mensen allemaal net zo werkt als bij dieren.

In het dierenrijk is het zo simpel: daar kun je ongegeneerd laten weten dat je dringend behoefte hebt aan seks. En wel aan iedereen die maar in de buurt is. Je scheidt een stof af die soortgenoten van de andere kunne aantrekt. En hùp, daar komen ze. Neem de zijdemot: het mannetje hoeft maar een paar moleculen van de lokstof van het vrouwtje te bespeuren om haar kilometers verderop op te sporen. Zo wordt voorzien in een van de meest primaire driften van elk dier: de drang tot voortplanting. En dat geeft dan ook nog eens een fijn gevoel, hoewel we dat bij egeltjes wagen te betwijfelen.

Mensen zijn ook dieren. Maar zelf ontkennen we dat liever, zéker in de zomer. Uiterlijke kenmerken, zoals lichaamsbeharing, scheren we weg. Lichaamsgeuren maskeren we met zelfgefabriceerde vloeistoffen: parfums en deodorants. Die zijn bedoeld om aangenaam te ruiken, maar dat blijft iets lastigs: wat de één lekker vindt, stoot de ander af. Wat je als aangeklede aap eigenlijk wil is dat álle potentiële sekspartners in de wijde omtrek (nou ja, zo veel mogelijk dan) zich onbewust tot je voelen aangetrokken. We zouden dus een subtiele sekslokstof moeten afscheiden, precies zo eentje als alle andere dieren dat doen. Bestaat dat stofje? Wie het vindt en in een flesje zou kunnen stoppen, heeft de heilige graal van de geurindustrie gevonden.

Feromonen
De chemische stoffen waarmee dieren onderling communiceren heten feromonen. Bijna alle beesten hebben ze van nature, van motjes tot olifanten. Ze zitten in speeksel, in urine, in sperma, in zweet en in het vocht van geslachtsorganen. Feromonen worden gebruikt om elkaar te waarschuwen, om territoria af te bakenen én om soortgenoten te lokken. Het is dus niet zo gek dat er ruim vijftig jaar geleden, toen de stofjes hun gemeenschappelijke naam kregen, volop optimisme was dat ze ook bij mensen zouden worden gevonden. Tenslotte zijn wij ook zoogdieren die seks willen én ons willen voortplanten.

Maar dat bleek toch even anders te liggen. Zo was er een probleem met het ontvangstsysteem voor de lokstoffen. Dieren hebben in hun neus een speciaal stukje weefsel dat gevoelig is voor feromonen. Mensen hebben dit ook, alleen is dit orgaan van Jacobson erg klein en werkt het niet meer. Het is ergens in de loop van de evolutie in onbruik geraakt. Omdat feromonen in principe niets met gewone geuren te maken hebben, zouden we ze dus simpelweg niet met ons normale reuksysteem in de lucht kunnen oppikken – áls ze er al zouden zijn. Einde oefening, zo leek het.

Maar toen begonnen er opmerkelijke onderzoeksresultaten binnen te sijpelen. In 1971 deed Martha McClintock van de universiteit van Chicago een curieuze vondst: hoe langer vrouwelijke studenten bij elkaar in huis wonen, hoe meer hun menstruatiecyclus gelijk gaat lopen. Vrouwen geven in elkaars nabijheid onderling kennelijk stofjes door die de hormoonhuishouding beïnvloeden. Dat moeten haast wel feromonen zijn, al zijn ze dan niet van dezelfde soort die we straks graag in een parfumflesje willen zien. Waarschijnlijk gaat het om stofjes die worden afgescheiden door de okselklieren; in de oksels hoopt zich sowieso al een kleffe soep van zweet en bacteriën op. Verwant onderzoek liet zien dat menstruatiecycli ook meer met elkaar in de pas beginnen te lopen wanneer vrouwen een kleine hoeveelheid van elkaars zweet tussen neus en bovenlip aanbrengen en enige tijd opsnuiven. Dat is toch wel vreemd wanneer er geen officiële route naar de hersenen bestaat voor de feromonen, dus via het orgaantje dat daarvoor ooit is bedoeld.

Slaapzaaleffect
Het verschijnsel dat Martha McClintock vond is het slaapzaaleffect gaan heten. Het is inmiddels op vele andere plaatsen aangetroffen. Ook bij vriendinnen die elkaar vaak zien, bij vrouwelijke collega’s die intensief met elkaar omgaan, bij nonnen in een klooster en bij moeders en dochters loopt de menstruatie vaak min of meer synchroon (er gaan wel wat maanden overheen eer het zo ver is). En daarbij blijft het niet. Als niet-zwangere vrouwen gedurende twee maanden enkele malen per dag ruiken aan kleine kompressen met moedermelk en zweet van zogende moeders, zo ontdekte de onderzoeksgroep van McClintock, gaat hun libido aanmerkelijk omhoog. Een mogelijke verklaring is dat vrouwen vroeger vooral kinderen voortbrachten in perioden dat er voldoende voedsel was. Via het chemische signaal in hun lichaamssappen zouden ze andere vrouwen willen aanzetten om op die gunstige momenten kinderen te verwekken.

Een andere aanwijzing dat andermans zweet meer met ons doet dan we denken, vond een Amerikaanse onderzoekster die okselzweet verzamelde bij mensen die op het punt stonden hun eerste parachutesprong te maken. Een groep proefpersonen in het laboratorium werd gevraagd aan dit zweet te ruiken terwijl hun hersenactiviteit werd gemeten. Het bleek dat hersendelen die met angst te maken hebben, veel sterkere activiteit lieten zien.

Door experimenten als deze zijn de meeste onderzoekers er langzaamaan wel van overtuigd geraakt dat er toch ergens een verborgen paadje moet zijn dat feromonen afleggen om bij de hersenen te komen. Het is dan misschien niet het orgaan van Jacobson, dat overbodig zit te wezen in onze neusholte. Het kan haast niet anders of feromonen moeten via het gewone reuksysteem bij ons binnenkomen, ondanks dat het niet om geuren gaat. Hoe dat precies kan, wordt nog verder uitgezocht. Het lijkt er in elk geval op dat mensen in staat zijn op afstand elkaars gedrag te beïnvloeden met hun lichaamsvloeistoffen. Dat is interessant, maar wat iedereen écht wil weten is of ze er een ander ook mee kunnen verleiden.

Okselgeuren
De zoektocht naar menselijke seksferomonen is inmiddels begonnen. Het is op zich niet zo moeilijk om ze te vinden, want iedereen weet waar ze zitten: in de oksels. Daar hebben wetenschappers intussen enkele stofjes gevonden die wel eens zouden kunnen werken als een lokstof. Het gaat nog niet om stofjes die exclusief bij mensen voorkomen; er is dus geen sprake van dat er al een typisch menselijk feromoon zou zijn gevonden. De stofjes zijn bekend om hun werking in het dierenrijk en daarom is er puur voor het gemak ook naar gezocht in menselijk okselzweet.

Sexy namen hebben de stoffen niet gekregen: androstenon, androstenol en androstadiënon. Mannen hebben er veel meer van dan vrouwen. De productie neemt sterk toe in de puberteit en daalt op hogere leeftijd. Geruime tijd richtte de aandacht van onderzoekers zich op androstenon, een feromoon dat onder meer in het speeksel van mannetjesvarkens zit. Als een zeug hiervan slechts enkele druppeltjes oppikt, neemt ze terstond een paarhouding aan. Het spul is inmiddels in kunstmatige vorm in spuitbussen te koop. Het kan misschien de natte droom zijn van menige man, maar zoals bij varkens blijkt het niet te gaan bij mensen: onderzoek laat inmiddels zien dat het stofje soms zelfs contraproductief werkt. Lang niet iedereen kan het ruiken, maar wie het wél ruikt, vindt het meestal stinken naar urine.

Ook de resultaten van proeven met androstenol spreken elkaar zo vaak tegen dat er eigenlijk geen peil op is te trekken. De website van drogisterij Etos is er niettemin over te spreken: “Androstenol, een deel van het mannelijke feromonenpalet, ruikt naar muskus. Dus is het gebruik van deze grondstof een goede zet. De dierlijke grondstoffen geven net die zwoelheid aan een parfum of eau de toilette mee, die veel aftershaves door hun frisse vluchtigheid missen.”

Homoseksuelen
Androstadiënon is tot dusver de beste feromoonkandidaat van de drie. Vrouwen die aan hieraan ruiken, zo blijkt uit enkele experimenten, voelen zich in het algemeen beter en rapporteren ook meer lichamelijke opwinding. Ze vinden mannen aan wie ze worden voorgesteld ook aantrekkelijker dan wanneer die niet aan het stofje zijn blootgesteld. De hersenen van homoseksuele mannen reageren trouwens op dezelfde wijze op de stof als die van vrouwen. Met lesbische vrouwen doet het niets. Zij reageren wel op een lokstof die vrouwen afscheiden: estratetraënol (er is veel meer aandacht voor mannelijke feromonen, het hele lokverhaal blijkt – hoe verwonderlijk – vooral een mannending te zijn). In de meeste gevallen roken de proefpersonen trouwens wel aan concentraties die veel hoger liggen dan wat een gemiddelde man afscheidt. Er is kennelijk veel nodig om een reactie teweeg te brengen. Dat geeft al aan dat het bij mensen met deze stoffen niet zo subtiel werkt als bij zijdemotten, varkens of zelfs olifanten.

Het weerhield Schwarzkopf er in 2008 niet van een haargel op de markt te brengen met androstadiënone erin. “Feromonen geven de Got2b-haargel van Schwarzkopf net dat beetje extra om menig vrouwenhart sneller te laten kloppen”, jubelde het persbericht. Het ging inderdaad om een beetje: vrouwen die androstadiënon te ruiken kregen terwijl ze naar foto’s van mannen keken, gaven hen een iets hoger cijfer dan vrouwen die niets roken. Tot zo ver de wetenschappelijke fundering onder de eerste feromonen-haargel (er is ook een feromonenwax te koop: de Got2B Date-Magneet Extreme Fixation Wax).

Lokstoffen om in je haar te smeren. Is dat niet een beetje gek als er nog niet eens overtuigend bewijs is dat er menselijke feromonen bestaan waarmee we anderen het hoofd op hol kunnen brengen? Nee hoor, het kan namelijk nog veel gekker. Tik ‘feromonen’ in op Google en er verschijnt een lange lijst van webwinkels waar al volop feromonen kunnen worden besteld in de vorm van druppels, sprays, gels en zelfs als bestanddeel van een plastic armband. Bij sexgeur.nl kan Blue Pheromone worden besteld ‘om vrouwen te lokken’ (€44,50 per flesje) en een rood flesje ‘om mannen te lokken’. Bij feromonen.nl is een ‘ongelooflijk potente combinatie’ te koop van de drie bekendste feromonen voor €30,75. Een flesje androstenon ‘geeft een aura van het alfa-mannetje, en kan de meest openlijke sexuele reacties uitlokken, vooral bij vrouwen boven de dertig’. Feromonenx.nl belooft ‘een algehele verbetering in uw sociale leven, uw dates, intimiteit met anderen en … SEX!’

Chemische grabbelton
Bijna elke geuronderzoeker van enige statuur praat er in de wetenschappelijke literatuur schande van: de commercie is veel te vroeg aan de haal gegaan met de sekslokstoffen. En dat terwijl echt nog niet is bewezen of ze bij mensen werken en zo ja, op welke manier. Dat moet allemaal nog worden uitgezocht. Misschien worden er nog wel heel andere stoffen gevonden: tenslotte zijn er nog maar een paar echt van dichtbij bekeken. De zoektocht is dus nog maar net begonnen. Onze oksel is een chemische grabbelton waar ongetwijfeld nog talrijke verrassingen uit voortkomen. Maar misschien krijgt de Amerikaanse geur- en smaakonderzoeker Richard Doty wel gelijk, die in 2010 in een boek betoogde dat feromonen bij zoogdieren helemaal niet bestaan. Hij denkt dat het onmogelijk is dat een enkel stofje het gedrag van complexe dieren (inclusief mensen) kan veranderen. Het ligt wat hem betreft allemaal veel ingewikkelder dan het nu lijkt.

Maar de zoektocht gaat door. Niet met grote middelen, want gelukkig wordt er nog altijd meer geld vrijgemaakt voor onderzoek naar ziekten. Het toekomstbeeld is echter te verlokkelijk om het te negeren: al sinds de oudheid worden er door kwakzalvers middeltjes aan de man gebracht om de andere sekse te betoveren. Niet eerder maakten serieuze wetenschappers zo veel progressie op het snijvlak van geur en aantrekkingskracht.

En als die onderzoekers geen menselijk feromoon vinden, wat allerminst valt uit te sluiten, dan zal dat nog niet de doodsteek betekenen voor de commerciële sekslokstofhandel. Wat ze ook in hun flesjes doen, een effect is bijna gegarandeerd. Het is namelijk wél bewezen dat mensen die een luchtje op hebben gedaan, zich veel zelfverzekerder gaan gedragen. En dat wordt natuurlijk opgemerkt. Zelfverzekerde mannen zijn aantrekkelijk. Wie zijn hals en handpalmen heeft besprenkeld met Blue Pheromone zal met opgeheven hoofd de kroeg binnen lopen. Geen enkele man zal €44,50 veel geld vinden voor een flesje suggestie, als hij daarmee elke weekeinde iemand aan de haak slaat.

_______________________________________________________________________________

Geurende genen
Geef het maar toe: u heeft stiekem vast wel eens liefdevol gesnuffeld aan een pyjama of nachthemd van uw partner. Gewoon omdat u zijn of haar lichaamsgeur dan nog even kon ruiken. Raar is dat niet, want onze partner zoeken we deels uit op geur, en in kledingstukken bevindt zich natuurlijk het opgedroogde zweet van uw geliefde. In feite is het een afdruk van diens DNA, het erfelijk materiaal. Dat zit opgeslagen in de zweetdruppeltjes. Het zijn genetici die de afgelopen jaren de belangrijkste ontdekkingen hebben gedaan op het gebied van geurvoorkeuren bij partnerkeuze. Onze genen blijken daarbij onbewust namelijk een belangrijke rol te spelen.

Dat zit zo. In ons DNA zitten genen die bedreigingen voor het immuunsysteem opsporen. De weerstand tegen ziekten is groter naarmate het erfelijk materiaal van de ouders (dieren of mensen) elkaar minder overlapt. Het is dus beter om geen kinderen te verwekken bij een familielid. Muizen lossen dat op door elkaars urine te ruiken: daarin zitten stoffen die een soort afspiegeling zijn van het immuunsysteem. Als twee muizen hun urine te veel op elkaar vinden lijken, wordt er niet gepaard.

Er zijn niet veel mensen die aan elkaars urine ruiken, dus de hele genetische kant van de geurenselectie van mensen kreeg nooit zo veel aandacht. Tot de Zwitserse onderzoeker Claus Wedekind begin jaren negentig een beroemd geworden experiment deed. Hij liet vierenveertig mannelijke studenten gedurende twee nachten een schoon katoenen T-shirt dragen. Ze mochten geen deodorant of parfum gebruiken, ze mochten niet roken of drinken en geen seks hebben. Overdag werden de (bezwete) T-shirts bewaard in een afgesloten container. Na de twee nachten mochten de vrouwelijke studenten eraan ruiken. Ze zaten allemaal in of rond hun menstruatieperiode, want dan ruiken vrouwen beter dan gewoonlijk.

Wat bleek? De vrouwen bleken de geur van T-shirts aangenamer te vinden naarmate degene die ze had gedragen een immuunsysteem had dat minder leek op dat van henzelf. Mannen die een overeenkomstige verdedigingslinie tegen ziekten hadden als de vrouwen, roken minder lekker. Wie wat extra kon bieden, viel wél in de smaak. Zo werd het nuttige met het aangename verenigd: er is een evolutionair voordeel om mensen bijeen te brengen die samen een breed arsenaal wapens hebben tegen bedreigingen. En de natuur heeft er dus voor gezorgd dat juist die mensen elkaar het lekkerst vinden ruiken.

Het bleek bovendien dat de vrouwen consequent waren in hun keuze, want menigeen zei dat ze hun favoriete T-shirt vonden ruiken naar hun huidige of hun voormalige partner. Die waren natuurlijk met hetzelfde criterium uitgezocht. Vrouwen die aan de pil waren, vertoonden tegenovergestelde voorkeuren. Zij kozen vaker T-shirts waarvan de geur hen deed denken aan familieleden. Hun lichaam is immers in de veronderstelling gebracht dat het zwanger is (omdat de eisprong is tegengehouden) en daardoor zou er juist meer behoefte zijn aan de geborgenheid van familie.

Dat kan nogal wat betekenen: als een vrouw stopt met de pil, kan ze de geur van haar man ineens een stuk onaangenamer vinden. Zijn aantrekkelijkheid kan daaronder lijden, zonder dat zij (of hij) precies kan zeggen waar dat nu aan ligt. De plotseling tegenvallende lichaamsgeur van hun – inmiddels wat oudere – man schijnt voor menige ex-pilslikster een punt van zorg te zijn – én een taboe. Er zijn onderzoekers die vrouwen adviseren om niet de pil te slikken in een periode waarin ze een langetermijnpartner zoeken. Dan is de kans kleiner dat hij op latere leeftijd tegenvalt.

Het T-shirt experiment is inmiddels vaak herhaald. Daarbij bleek onder meer dat vrouwen zich ook weer niet aangetrokken voelen tot mannen van wie het immuunsysteem totáál verschillend was: er moeten nog wel wat overeenkomsten zijn. Het zijn in elk geval vooral de vrouwen die op deze wijze onbewust hun partner kiezen, omdat een eventuele foute keuze voor henzelf grotere gevolgen heeft (een zwangerschap en een kind) dan voor de man. Onder meer om die reden heeft de natuur vrouwen bedeeld met een veel gevoeliger reukorgaan: zo kunnen ze kieskeuriger zijn.

De ontdekking van de ‘geurende genen’ heeft veel ander onderzoek losgemaakt. Daaruit blijkt dat paren met een sterk overlappend immuunsysteem moeilijker kinderen kunnen krijgen, meer seksuele problemen hebben en (dus?) meer te maken hebben met overspel. Het vervelende is dat er niets aan valt te doen: er is geen ingreep of therapie die je immuunsysteem even verandert. De beste tip die de wetenschap startende stelletjes kan geven is goed te ruiken aan elkaar, op een moment dat er geen parfum of deodorant is die de eigenlijke lichaamsgeur maskeert – en vervolgens je neus achterna te gaan.

Dit artikel verscheen eerder in HP/De Tijd van 27 juli 2011

Onderwerpen