Spring naar de content

Door Epkes oefening waren wij verenigd

Daar zwiepte Epke Zonderland. Zijn lange, gespierde lichaam zwierde en zwaaide als een pingpongbal die in een bladblazer terecht is gekomen.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frank Heinen

NOS-verslaggever Hans van Zetten vergat van pure aandoening even dat hij ditmaal geen commentaar gaf voor een select legertje doorgewinterde turnfanaten, maar voor een miljoenenpubliek.

Zelden zullen zoveel mensen zich op hetzelfde moment hebben vereenzelvigd met een jongen in een strakke, oranje broek.

Van Zetten: ‘Hij begint met de gemengde greep, zoals we van hem gewend zijn.’ Op datzelfde moment: een opgelucht knikken van een complete natie. Niemand die weet wat de gemengde greep behelst, maar als we het gewend zijn, zal het wel goed wezen.

(Eerder die ochtend had ik een verbijsterend nuchter artikel in de Volkskrant gelezen waarin journalist John Volkers “de Zonderland” seconde voor seconde uit de doeken deed. De Zonderland bleek een combinatie van drie oefeningen die nooit eerder achtereen op de rekstok werden vertoond: de Cassina, de Kovacs en de Kolman.

Ademloos las ik het onbegrijpelijke betoog van Epke over zijn eigen oefening. Het was alsof twee biochemici met elkaar over de nieuwste ontwikkelingen in de nanotechnologie zaten te kletsen: met iedere onbegrijpelijke zin groeide mijn nederigheid. Nooit geweten dat het bij de Cassina vooral om de vormspanning gaat, terwijl de Kolman in principe makkelijker is omdat de lengteas veel kleiner is en dat de inzet van de Kovacs afhankelijk is van hoe je de Cassina uitkomt. Als een archeoloog die met een kwastje van zeldzaam paardenhaar het zand van een prehistorische pot veegt, zo ontleedde Volkers langzaam de wordingsgeschiedenis van de Zonderland.

Die geschiedenis kende zijn begin in 2007, toen hij de Zonderland voor het eerst deed. ‘Thuis in de zaal, in Friesland.’ Van die allereerste keer staan beelden op het Internet. Ook dat is de 21e eeuw: de kiem van grote, historische gebeurtenissen zullen onverbiddelijk gearchiveerd worden, geen ruimte meer laten voor de mythe en het verhaal. De eerste omhaal, de eerste demarrage, de eerste 180 bij het darts; dat soort sportieve ontmaagdingen ligt vandaag de dag onmiddellijk op straat. Geen tijd meer om te gisten in de verbeelding van de mensen, geen kans meer om van mond tot mond opgepoetst te worden, geen grond meer voor discussies over de geldigheid van de claim de eerste te zijn; het is allemaal zichtbaar en duidelijk, en vooral onverbiddelijk eerlijk.

Het artikel van Volkers meanderde verder, als een pad dat je langs plekken voert waarvan je niet dacht dat je er ooit komen zou. Het ging over D-scores, over E-scores en over een vijf slingers kortere oefening dan normaal. En ik dat allemaal maar lezen, aan dat ontbijt en slechts een mistig idee hebben waar het over gaat. Heerlijk. Heerlijk).

Van Zetten: ‘Nu komt het, de drie combinaties. Daar is, ja!, de eerste, en de tweede eeeeeennnnnn de derde JAWEL! Hij heeft het geflikt! Drie vluchtelementen op rij! Er ontstaat een enorme euforie hier! Dan nu de andere halve draai in de ellegreep!’

(Haastig zocht ik ‘ellegreep’ op en belandde op de website van de Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie. Daar stond, in tien kille stappen, als een beleidsplan op een powerpointpresentatie van een interim-manager in de speelgoedbranche uit Huissen of Den Helder, Epkes oefening uitgeschreven. Tien oefeningen, ieder met hun eigen naam, hun eigen waarde, ieder voorzien van hun eigen onbegrijpelijke turnjargon – “elementen in ellegreep en dorsale hang”. Alsof je een schilderij ontleedt tot de verschillende soorten verf die de artiest heeft gebruikt. Alsof je net zo lang Oorlog & Vrede uit elkaar blijft pulken tot je met zekerheid kunt zeggen dat het verhaal in wezen uit niets anders bestaat dan 26 verschillende letters en een handvol leestekens.)

Van Zetten: ‘EN HIJ STAAT! HIJ STAAT! EN IK STA OOK! IK GA HELEMAAL UIT MIJN DAK!’

(Na de wedstrijd bleek Epke Zonderland de prettigste topsporter die ik in lange tijd voor een camera zag. Epkes ouders waren de rustigste en meest normale topsportouders die ik ooit iets hoorde zeggen en Epkes broer leverde het bewijs dat de beschaving er sinds Kaïn en Abel toch een beetje op vooruit is gegaan. Ik gunde het hen. Ik gunde het hen zoals ik het zelden een sporter en zijn familie heb gegund. Maar het meest van al gunde ik het Hans van Zetten, de man die decennialang een land tegen de klippen op probeerde in te wijden in de wondere wereld van de D-score en de ellegreep. We wilden nooit luisteren. Nu wel. Eindelijk. Daarmee won Hans van Zetten gisteren ook een beetje goud).