Spring naar de content

Er gaat niets boven een bruine kroeg

In het proefschrift De eeuwige kroeg van café-professor Gerrit Jansen vind ik een krantenknipsel uit 1976: “Jansens wetenschappelijke benadering van de kroeg is een stukje erkenning van het openbaar lokaal. En wat te denken van de bloei van de bruine kroeg? Het aantal cafés dat zich via een verbouwing transformeert tot ‘echte bruine kroeg’ groeit opvallend. Volgens ‘kroegkenner’ Simon Carmiggelt beleven ook de authentieke oude cafés gouden dagen.”

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Matt Dings

Those where the days. Als tegenwoordig een café wordt verbouwd of een nieuw café geopend, openbaart zich nog niet vaak meer een klassieke kroeg. Verfijnde wijnbars, grand cafés met leestafel en kinderspeelhoek, eetcafés, karaokebars, danssalons, lunchgelegenheden, zuurstofbars zelfs, maar zelden zo’n wat smoezelig, donker kot met derdehands meubilair en aan de bar een zwijgzame dichteres, een quizkampioen, een halfdronken wereldverbeteraar en een theeverslaafde zenuwlijder tegenover een kastelein die naast het tappen en passant fungeert als gangmaker, biechtvader en mental coach.

Portretten van bezoekers
Met alle andersoortige concurrentie krijgt het bruine café iets museaals: een oud dranklokaal dat her en der weet te overleven maar zich niet meer voortplant. Alleen al daarom is het goed als zo’n instituut eens wordt vereeuwigd. De Eindhovense fotograaf Jos Lammers heeft dat gedaan met een onalledaags café bij hem in de buurt dat twee namen draagt. Officieel heet het De Vredesduif (naar de duivenmelkers die er zich vroeger verzamelden), maar iedereen noemt het De Beer (naam van de grondvester). Naar aanleiding van het aanstaande honderdjarige bestaan van dit café maakte Jos Lammers in samenwerking met een tekstschrijver een reeks portretten van de stamgasten, die op de eeuwdag, 12 november, in boekvorm verschijnt.

Hij fotografeerde veelal markante koppen waarop levensverhalen staan gegrift. De middag dat ik De Beer binnenstap, zie ik ze ook. Een jarige tachtigplusser, stamgast. Een stille man die altijd op dezelfde stoel zit, stamgast. Een type met een enthousiaste sik, stamgast. Een jonge vrouw die over haar kanker vertelt, passante. En Hennie van Hout, kleindochter van de eerste uitbater Harrie de Beer, kasteleinse. Op haar veertiende stond ze voor het eerst achter de tap, een halve eeuw later staat ze er nóg en als het aan haar ligt, staat ze er nog jaren.

Portret van Jaap Dielissen

Kijk Hennie een moment vragend aan en ze start een verhaal dat vlot van de ene smakelijke anekdote naar de andere vloeit. Net een grammofoonplaat, zegt ze zelf, maar wat willen we, tachtig uur per week in het café levert genoeg stof op voor een encyclopedie.

Neem nou de tijd dat hiernaast een zenuwarts praktijk hield. Het café diende gewoonweg als wachtkamer voor die zenuwarts. En in de echte wachtkamer kregen ze van de zenuwen natuurlijk ook dorst, dus ging ze daar langs met een blad bier en reikte de glazen aan door het raam. Ook los van de zenuwarts legden en leggen er heel wat gekken aan bij De Beer. Nooit een probleem gevonden. Dronkaards ook niet. Als kastelein moet je moet weten hoe je ze aan moet pakken, en dat heeft ze al vroeg geleerd.

Boven- en onderwereld
Café De Beer staat op de grens van een villawijk en een arbeidersbuurt en trekt van oudsher klanten uit beide milieus: van de onderwereld tot beter gesitueerden die blij waren dat ze eens uit het gareel konden gaan. In het begin waren de mensen voor hun vermaak aangewezen op de kroeg. De Beer trok zowel individuen als verenigingen zoals harmonie Apollo’s Lust, een toneelclub, een wandelvereniging en de verzamelde duivenmelkers.

Het collectieve is er wel vanaf, maar de Beer ademt nog steeds het karakter van een stamkroeg. De man met de enthousiaste sik bijvoorbeeld komt hier al sinds de jaren zeventig. “Potje bier pakken, een beetje zeveren met mekaar, dat vind ik ’t mooiste wat er is,” zegt hij. “Dat bedoel ik nou,” vult Hennie van Hout aan. “Het halve café gaat mee naar bruiloften en begrafenissen van vaste klanten. En daarna komen ze hier navieren of hun verdriet verzuipen. We zijn ook al eens met vijf man meegegaan toen een klant een kostuum moest hebben. Met het nieuwe pak aan ging hij terug naar het café. Onderweg leunde hij tegen een lantaarnpaal. Die net geverfd bleek. Hele streep over zijn pak. Hebben ze hier in het café schoongemaakt terwijl hij in groen legerondergoed achter het bier zat.”

Frenkie en Menno Lejuez zijn ook stamgasten van De Beer

Feestelijke opening van de nieuwe WC
Terwijl ze de glazen nog eens vult, gaat het zo maar verder. Over de klant met wie zij naar de specialist gaat en voor wie ze de thuiszorg regelt omdat hij helemaal alleen op de wereld is: eerst zat er geen boe of bah meer in, maar nu heeft hij het toch wel ’n beetje naar zijn zin. Over de feestelijke opening van de nieuwe wc’s, waarbij de oudste klant als eerste mocht pissen. Over het even korte als succesvolle optreden – met stofzuigerslang in plaats van microfoon – van zangtalent O Sole Mio uit Oers. Over de klant die helemaal krom van het toilet kwam en niet in de gaten had dat hij zijn bloes aan zijn gulp had geknoopt. Enzovoort.

Als ik even tijd krijg om na te denken, realiseer ik me: grand cafés en wijnbars zijn heel aangenaam, maar als sociologische oase haalt geen openbaar lokaal het bij de bruine kroeg: verzamelplaats van zwijgers en praters, verdwaalden en fantasten, criticasters, revolutionairen, sjansers, zeikerds, zoekers en denkers. – Goed, Hennie, nog eentje dan.

De foto’s zijn beschikbaar gesteld door Jos Lammers (www.joslammers.com)