Spring naar de content

Juichen voor de anonieme helden van het wielerpeloton

Zondag, op een stuk vals plat na de Bemelerberg waar de wind vrij spel had en de fanclub van de Belg Gianni Meersman zich op luidruchtige wijze had verzameld onder een bescheiden partytent die werd opgefleurd met het muzikale oeuvre van Danny de Munk, juichten wij voor Luxemburg. Luxemburg – en met Luxemburg wíj ook een beetje – had slechts drie ijzers in het vuur, ijzers die maar niet heet wilden worden: Gastauer, Didier en Drucker.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Frank Heinen

Ronde na ronde zagen we het peloton vlak voor ons langs razen, steeds sneller, steeds kleiner, steeds korter op het wiel van de voorganger. En steeds weer zochten we de truien van Gastauer, Didier en Drucker.

Steeds vaker ook vergeefs.

Het peloton passeert de Hubertus molen in Klein Genhout in actie tijdens de weg wedstrijd op het Wereld kampioenschap

Dat kwam zo: de nacht vóór de wegwedstrijd verbleven we in een hotel in de schaduw van een reusachtige, overdekte skipiste met een reusachtig soort onoverdekte trap ernaast. Een vreemd gezicht, een skipiste die de oprit deelt met een hotel waar je op forellen kan vissen en huifkartochten kunt reserveren. Daar moet je voor naar Landgraaf.

Onder de ramen van het hotel scharrelde een stel hangbuikzwijnen op een veldje met een hek eromheen. Op dat hek stond iets over voederen en het verbod erop.

Het was niet erg druk in het hotel: behalve door ons werden de kamers voornamelijk bemand door de Luxemburgse WK-afvaardiging. Die bestond uit:

– Een trosje minderjarige jongens, die op zondag de juniorenkoers zouden rijden (en van wie er uiteindelijk twee zouden finishen, waarvan één buiten tijd).
– Een handvol jongens onder 23 jaar, die eerder die dag de beloftenwedstrijd hadden gereden
– Een meisje met haar pols in het verband
– Een mecanicien en een verzorger
– Enkele opvallend oude mannen die in identieke trainingspakken (witte pakken met LËTZEBUERG in rode letters op de rug) aan het diner verschenen en van wie de oudste (inclusief krulsnor) gul rode wijn uitdeelde aan wie al gereden had en water aan wie nog moest rijden.
– En Gastauer, Didier en Drucker, renners uit het vooronder van het profpeloton, mannen die bij ontstentenis van Fränk (een soort van geschorst) en Andy (een soort van niet zo’n zin) Schleck ook eens de kans kregen hun land te vertegenwoordigen.

Wie aanleg heeft voor bewondering, doet er goed aan zijn helden ten koste van alles te vermijden. De werkelijkheid valt altijd tegen. De schepper van al die diep doorleefde poëzie waar je altijd zo om moet huilen, blijkt een hork, de briljante spelverdeler een gortdroge kerel en de geniale violist een alcoholist met een knoflookkegel. Er zijn ook uitzonderingen: zo stond ik op het Nederlands Filmfestival eens in de rij bij de bar toen iemand me voorstelde aan Jan Decleir. In een poging joyeus mijn hand in die van Decleir te drukken, maaide ik het glas rode wijn – dat hij net had neergezet om een zoveelste fan de hand te schudden – over zijn premièreoutfit. Decleir keek even verbaasd, veegde de wijn wat verder uit en zei: ‘Heel erg leuk u te ontmoeten.’

Wielrenners bewonder ik zonder enig voorbehoud. Wielrennen bestaat bij de gratie van heldendom: de winnaar is een held omdat hij wint, de nummer twee is een held omdat hij had kunnen winnen als het domme lot hem tenminste wat gunstiger gezind was geweest en de nummers drie tot en met 179 zijn tragische helden omdat ze er alles aan gedaan hebben en toch kansloos waren. Gastauer, Didier en Drucker behoren in de meeste wedstrijden tot de laatste categorie, en daarom keek ik zaterdagavond ook zo enorm tegen ze op. Ook zij zijn helden.

Ademloos keek ik toe hoe ze naar de saladebar sloften, hoe ze hun borden keer op keer zo vol mogelijk schepten en hoe ze die kilo’s groenvoer zwijgend vermaalden, als koeien, maar dan met mes en vork. Ik keek hoe ze zwijgend de startlijst spelden, hem neerlegden, een hap namen, weer keken, kauwden, hun vingers langs de namen lieten gaan, een hap namen, maalden… Net zo lang tot het tijd was om naar bed te gaan. Dat was om half tien.

Het peloton steekt de Maas over aan het begin van het WK

Terwijl Gastauer, Didier en Drucker een verdieping boven ons droomden van de Cauberg, belandden wij in de lounge met het begeleidingsteam. De man met de snor bestudeerde langdurig de oude Wurlitzer-jukebox, om er tenslotte een handvol munten in te gooien en zo plaatjes van Roy Orbison en Roy Black te kunnen afspelen.

Boven halve liters Gulpener namen de teamleiders de kanshebbers voor het kampioenschap één voor één door. Geen van hen haalde het ook maar in z’n hoofd om Gastauer, Didier of Drucker te noemen.

En ik maar denken aan Gastauer, Didier en Drucker, die nu misschien de slaap niet konden vatten omdat de Beach Boys de lobby lieten dreunen en ze dachten aan het moment waarop ze het peloton morgen onherroepelijk zouden moeten laten gaan. Dan was alles voor niets geweest: de kilo’s sla, de hangbuikzwijntjes, Roy Orbison, de startlijst, de krulsnor en die Nederlandse toerist die zijn ogen geen moment van hen af had kunnen houden.

Gastauer en Didier zouden de finish niet halen.
Jean-Pierre Drucker eindigde als 63e.

Sindsdien kijk ik nog een beetje meer tegen hen op.