Spring naar de content

Veertig jaar vriendschap is niet lang

Onder het fietsen naar een restaurant, waar ik had afgesproken met een oude vriend, zat ik te rekenen hoe lang we elkaar kennen. Bij bestendige vriendschappen ga je op zeker moment de lengte ervan in ronde vijftallen aanduiden. Dan zeg je: o, die-en-die ken ik al 25 jaar of 35 jaar. En inmiddels is die duur alweer opgeklommen tot veertig jaar, wat onafzienbaar lang lijkt. De vriend met wie ik een afspraak had is niet de enige die zo ver terug reikt. Het zijn er een stuk of zes, zeven die ik allemaal begin jaren zeventig heb leren kennen, toen ik in Leiden psychologie studeerde.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Beatrijs Ritsema

Dood in de zeilboot
Een dag later hoor ik dat iemand van dat groepje oude getrouwen die ik al fietsend door mijn hoofd liet gaan dood is. Mijn goede vriend Dancker, die onderzoek deed naar vragenlijstmethodologie en naar risicobeleving op het gebied van energie en milieu, is omgekomen op het IJsselmeer, waar hij meedeed aan een solo-zeilwedstrijd. Geen slecht weer, geen aanvaring, waarschijnlijk een plotseling lichamelijk falen. Zeilen was zijn lust en zijn leven. Het woord ‘passie’ zou op z’n plaats zijn, ware het niet dat Dancker zo’n aanstellerige term nooit in de mond zou nemen (alles is tegenwoordig een passie, zeg maar gewoon hobby, hoor).

Ik ben heel verdrietig. We waren veertig jaar bevriend.

Dancker en ik volgden grotendeels hetzelfde pad door het uiteenlopende, licht chaotische aanbod van psychologievakken. We zaten bij dezelfde werk- en projectgroepen en deden samen onderzoek voor een doctoraalscriptie over geheimen. We deelden vragenlijsten uit op de markt in Den Haag aan passanten die ze ingevuld aan ons konden terugsturen. We brachten heel veel tijd door op het centraal rekeninstituut, waar de computer dikke stapels data-analyse uitspuwde.

Na ons afstuderen belandden we bij de vakgroep ‘Energie & Milieu’ en werden directe collega’s. We deelden een wantrouwen tegen zweverigheid, obscure therapieën met bijbehorende psychobabbel en omarmden de harde wetenschap, voor zo ver de psychologie ooit echt hard kan zijn. Hij had daar meer vertrouwen in dan ik. Hij bleef dan ook in de sociale psychologie, terwijl ik het vakgebied op een gegeven moment vaarwel zei.

‘Kerst-inn’
Ik herinner me Kerstmis 1971. Voor mij als eerstejaarsstudent die zich met gusto in het studentenleven had gestort vormden duffe kerstdagen in mijn ouderlijk huis geen aanlokkelijk vooruitzicht. Mijn studentenvereniging bood uitkomst. In het kader van maatschappelijk relevant bezig zijn was daar de projectgroep ‘Kerst-inn’, waar ik me bij aansloot. In een buurtcentrum werd gedurende de kerstdagen open huis gehouden met activiteiten voor eenzamen, gastarbeiders of zomaar Leidenaren die een verzetje nodig hadden. Zo was ik de kerstdagen onder de pannen met nuttige weldoenersactiviteiten en hoefde ik alleen maar een bliksembezoek aan thuis te brengen.

Op de ‘Kerst-inn’ liep ik rond met een badge ‘we help you’. Op die manier wisten eenzamen of nooddruftigen die om een praatje verlegen zaten wie ze konden aanspreken. De badge werkte niet, want niemand voelde zich geroepen om een beroep op mij te doen en zelf durfde ik ook geen behoeftige aan te spreken. Wat moet je zeggen tegen zo iemand? Hebben ze wel hulp nodig? Wel liep daar Dancker rond, die ik vaag kende van de vereniging, ook met een ‘we help you’-badge. We raakten aan de praat. Urenlang zaten we in kleermakerszit tegenover elkaar op oude matrassen in een ruimte, waar vloeistofdia’s werden geprojecteerd. Ik kwam naar de ‘Kerst-inn’ om te helpen, maar ik vond een vriend.

Elias Canetti tekende in zijn memoires De fakkel in het oor een ijzingwekkend beeld van het leven als een snel ronddraaiende schijf, waar mensen lustig op meezwieren totdat ze eraf geslingerd worden. De figuurtjes houden zich aan elkaar vast, maar tevergeefs. Ineens is Dancker ervan afgeslingerd en lijkt veertig jaar helemaal niet lang.

———
Volg HP/De Tijd ook op Twitter.