Spring naar de content

Dé top tien meningen over Lance Armstrong

Talloze gedachten stuiteren door mijn hoofd als ik door de eindeloze reeks verklaringen over het dopinggebruik van Lance Armstrong scroll.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frank Heinen

Een doolhof van misdaadverhalen is het, steeds loop je weer een nieuw gangetje in waar verse ontnuchteringen op je liggen te wachten. Als je zou willen, hoef je er nooit meer uit te komen, uit dat spiegelpaleis van de verborgen kanten van de wielersport. Eeuwig kun je ronddwalen in de gore steegjes van het verleden.

Maar wat nu? Wat vind ik? Wat valt hier nog van te vinden? Tien pogingen.

Column 1: Armstrong is een tricheur
Het meest eenvoudige, overzichtelijke standpunt, door iedereen te gebruiken. Er zijn regels en wie die regels overtreedt, is een oplichter, een valsspeler, een tricheur. En wie vals speelt, moet gestraft. Armstrong heeft de wereld op schandelijke wijze bedrogen, zijn fans opgelicht, zijn tegenstanders belazerd, journalisten voorgelogen en het imago van de sport die hij zo zei lief te hebben misschien voorgoed om zeep geholpen ter meerdere eer en glorie van zichzelf. Zijn ontkenningen doen denken aan de Irakese minister van Informatie ten tijde van de Tweede Golfoorlog.

Column 2: Iedereen doet het
Dit is een uitstekend te gebruiken standpunt voor wie zichzelf een wielerkenner acht. De geschiedenis van de wielersport is bezaaid met leugens als die van Armstrong. Zonder leugens, zonder bedrog, intrige en bordkartonnen moraal blijft er van de sport zelfs niets anders over dan een duffe ‘vergelijking van lichaamsfuncties’ (Tim Krabbé).

Iedereen dopeerde zich, lang geleden, tien jaar geleden en vijf jaar geleden – over het heden houdt iedereen altijd wijselijk zijn mond, het heden is natuurlijk een nirwana van keurige jongens en sportsmanship.

Wielrennen is een loodzware bezigheid, een sport die je leven volledig beheerst. Coureurs zijn de keizers van de opoffering, alles in het leven van de wielrenner wordt gerelateerd aan de koers. Het verhaal dat Michael Rasmussen regelmatig zes uur in de bergen ging trainen met één bidon en twee rijstewafels, bevestigt dat. Renners doen álles om zo hard mogelijk te gaan. Wie zich niet dopeert, verliest onherroepelijk. En wie dat niet erg vindt, heeft de verkeerde job gekozen.

Lance bij een dopingcontrole in 2005

Column 3: Lance Armstrong is een groot schrijver
Dit is een argument voor de smaakvolle wielerromanticus. Wielrennen is een sport van verhalen. De Tour werd slechts opgericht om de krant van kopij te voorzien. Schrijver Herman Chevrolet noemde het in zijn boek Het feest van list en bedrog (alleen die titel al) helemaal geen sport, maar een vorm van literatuur. Als dat zo is, is Lancegate een van de beste boeken ooit. Het was al een coming-of-age-roman, een tearjerkend ziekteverhaal, een heldenepos en een spionagestory. Nu is daar een nieuwe laag: de thriller. Lance Armstrong schreef waarschijnlijk het meest gelaagde boek uit de wereldliteratuur. Wie weet valt hij donderdagmiddag in Stockholm wel in de prijzen. Dopingverleden geen bezwaar.

Vist Cees wéér achter het net.

Column 4: Het blijft de terechte winnaar van zeven Tours
Dit argument is er één voor de cynische realist.

Als blijkt dat gedurende de regeerperiode van Armstrong het voltallige peloton tjokvol verboden middelen jaar in jaar uit over de Alpen raasde (een enkele principiële sukkel daargelaten), is het argument van vals spel ongeldig. Wanneer iedereen vals speelt en de regels dus steeds een beetje oprekt, zijn de kansen min of meer gelijk.

Wielrennen in de tijd van Armstrong doet denken aan Monopoly spelen en met elkaar afspreken dat alle deelnemers ook voor half geld een straat mogen kopen. Degene die wint, is nog altijd de verdiende winnaar. Wie zeven potjes achter elkaar wint, is nog altijd met afstand de beste Monopoly-speler.

Column 5: De lol lijdt er niet onder
Dit is hét ultieme argument voor de opgewekte liefhebber.

Mij kan het niet deren, al dat schimmige gedoe met naald (en draad, weet jij veel) in verduisterde campers, die koelkasten vol hondenmedicijnen waar je bloedlichaampjes zich van schijnen te vermenigvuldigen als tien muizen in een kooitje. Mij interesseert het niks, dat gelieg, dat gedraai en gekonkel. Kan mij het schelen, die smokkel van levensgevaarlijke medicijnen. Het is me om het even, of ze de boel oplichten of niet.

Als ik verdorie maar een mooie wedstrijd te zien krijg.

Lance Armstrong in 2003

Column 6: De Samaritaan
Dit is het argument van mensen die het wielrennen graag in een breder verband zien.

Lance Armstrong is een held, een heilige, een groot mens. Buiten de wielersport tenminste. Miljoenen zamelde hij in voor het kankeronderzoek, tientallen miljoenen mensen liet hij zich met de ziekte engageren door ze een – geef toe: lelijk – bandje te laten dragen. Hij gaf honderdduizenden een droom, was de belichaming van de hoop voor hen die hopeloos geworden waren. Zijn stichting doet zó veel goed werk; hem aan het kleinzerige dopingkruis van de sport nagelen, is als Moeder Theresa een leven lang schorsen omdat ze een keer door rood gefietst is.

 

Column 7: Laten we eerst eens naar onszelf kijken
Dit argument voldoet uitstekend voor chauvinisten.

En wat dan met Rabobank? Eén van de getuigen in het Armstrong-proces, Levi Leipheimer, beschuldigt Rabobank van het hebben van een georganiseerd dopingprogramma, een organisatie waarin de ploegdokter doping aanschafte en uitdeelde, als een vrolijke oom dropjes.

Als Armstrong zichzelf altijd als heilige in een verdorven wereld heeft gepositioneerd, wat dan te zeggen van de Rabo-ploeg, waar meer dan eens grote zeges werden geweten aan het feit dat het ‘steeds schoner’ werd in het peloton? Het is maar net wat je schoon noemt natuurlijk.

Column 8: Ik kijk niet meer
Hier is de teleurgestelde wielerfan aan het woord.

Dat is toch verdomme niet te geloven, dat zelfs Lance…! Dat geloof je toch niet! En met zijn ziektegeschiedenis, en dan dit… Ik kan wel zeggen: dit is de druppel. Als zelf Lance… Dan weet ik niet meer, of nee: dan weet zeker dat ik die hele sport niet meer serieus hoef te nemen. Ik zit thuis wielrennen te kijken. Ik verheug me daarop, ik geniet daarvan. Biertje erbij, je kent het wel. En dan ga je je opwinden, je gaat meeleven, je gaat je verbonden voelen met die gasten op dat scherm. Je wordt fan, je gaat misschien wel een soort vriendschappelijke gevoelens koesteren. Je koopt een Livestrong-trui, je reist naar de Tour, camper mee en achter Lance aan. Je komt dichtbij, tot een paar meter, maar niet dichter. Hoeft ook niet, hij wéét wat je voor hem voelt.

Heb ik allemaal gedaan. En nu dit… Voor mij hoeft het niet meer.

Column 9: Lance is een bedrieger in een wereld waarin alles draait om bedrog
Hier spreekt de realist en dit is zijn argument.

Lance Armstrong is het monster dat de wielerwereld vroeg of laat zou scheppen. Er moesten doden vallen (Pantani, Vandenbroucke en God weet wie nog meer allemaal), er moesten ongelukken gebeuren, tientallen renners moesten publiekelijk door het stof als criminelen; iedereen wist dat het wachten was op het bedrog dat alle andere vormen van bedrog in de schaduw zou stellen. Georganiseerde misdaad in een wereldje vol kruimeldieven. Decennia lang is er aangeklooid in het wielrennen, het wachten was op een Amerikaan die daar eens wat lijn in aan zou brengen. Nou, dat is gebeurd. De toeschouwer heeft vanzelfsprekend meer sympathie voor de onnozelaar die ’s avonds op zijn hotelkamer aan het dokteren slaat, maar de professionaliteit van Armstrongs dopingfabriek is niet meer dan een logisch gevolg van een eeuw lang gerotzooi in de kantlijn.

Column 10: Ach…
Mijn persoonlijke argument.

Ach. Tja. Kweenie. Naja.

Nog vierenhalve maand tot de Omloop het Nieuwsblad.

________
Volg HP/De Tijd ook op Twitter.