Spring naar de content

De invalbeurt die een grootse zege voor alle sportende homo’s is

De 78e minuut. LA Galaxy leidt met 4-0. 
Hij staat wat onwennig bij de zijlijn. Voelt kort aan zijn neus, maar er zit niks.
De onwillekeurige reflex van iemand die zich bekeken voelt. Hij draait zijn hoofd nog een keer naar de bank, waarvandaan iemand iets roept.
‘Come on!’
Hij knikt.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frank Heinen

Ergens, ver weg, in de onderste laatjes van de uitpuilende en nauwelijks gesorteerde archiefkast die mijn geheugen moet voorstellen – net naast de namen en gezichten van invalkrachten op mijn oude basisschool – trof ik de naam aan. Er was geen gezicht, geen mooie actie of sterk punt had zich op mijn netvlies vastgezet.
Wat ik nog wist, waren de letters die zijn naam vormden. En de allitererende belofte die ze inhielden: Robbie Rogers.
Een naam van een revolverheld uit vergeelde westerns.
Een nieuw soort parfum.
Een Marvel-stripheld met superkrachten die ieders verbeelding te boven gaan.

Een fierljepstok onder de bagagedrager
Ik herinner me de naam uitsluitend als een ronkende belofte. In 2006 arriveerde Robbie Rogers in Heerenveen. In die tijd had ik een nauwelijks merkbare voorkeur voor Heerenveen, waar destijds al wel een kuil was, maar nog geen slangen. Waar trainers iedere ochtend naar de training fietsten vanuit Goenga of Sintnicolaasga – kilometers door de weilanden, altijd wind tegen en een fierljepstok op de bagagedrager voor het geval dat.
Waar het team consequent werd samengesteld uit blonde Vikingen, die na een jaar of twee doorvoeren naar Engeland, en uitheemsen die bij gebrek aan een fatsoenlijke disco in de wijde omtrek dan maar dansten op het veld. Waar Gerald Sibon een keer of zes achter elkaar terugkeerde, de ene keer nog enigmatischer, doorrookter en briljanter dan de vorige.

Waar een jaar eerder Michael Bradley was komen aanwaaien, een vierkante all American guy met een gezichtsuitdrukking alsof hij zojuist zijn vriendin had uitgezwaaid voor een wereldreis van een jaar of vijf.
Daar, in dat Heerenveen, arriveerde Robbie Rogers in 2006.
Ruim een jaar later was hij alweer vertrokken, zonder ook maar 1 wedstrijd te spelen.
‘In onderling overleg.’ Vrij vertaald: ‘Blij dat we ervan af zijn.’
Vanaf dat moment lag de naam Robbie Rogers alleen nog stof te vangen in een vergeten hoek van mijn geheugen.

Vreselijke Hipheid
Tot zijn naam deze week plotseling op de voorpagina’s van alle kranten kwam. Robbie Rogers, jawel, het was ‘m. En voor het eerst zag ik welke man er achter de filmsterrennaam schuilging: een gezicht, zo open, vriendelijk, baardloos. Een kapsel, zo perfect opzij gekamd en op precies volgens de laatste wetten der Vreselijke Hipheid opgeschoren. Een bouw, zo iel, als van een wielrenner, of een kind.

En voor het eerst verdiepte ik me in Robbie Rogers: ik las dingen die ik nooit geweten had, die ongemerkt en zwijgend langs me heen waren gestroomd, als de Amstel langs, nu ja, de oevers van de Amstel.
Over zijn achttien interlands.
Zijn loopbaan in de MLS.
Zijn transfer naar Engeland.
Zijn plotselinge stoppen.
Zijn blogpost waarin hij zijn beslissing toelichtte.
‘I’m gay.’

Zijn ontroerende Guardian-interview, waarin hij vertelde over de buikkrampen als het in de kleedkamers weer over fuckin’ queers ging.
De 472 reacties op dat stuk.
Zijn hond, een poedelachtig, donkerharig wezen dat hem overal scheen te volgen, als een kakkende schaduw.
Zijn beslissing om terug te keren, na de open brief van de homoseksuele NBA-speler Jason Collins.
Zijn contract bij Los Angeles Galaxy.
Zijn terugkeer, zondagavond.

Een grootse zege
Hij omhelst Juninho, die voor hem het veld ruimt.
Glimlacht.
Nee, grijnst.
De onwillekeurige reflex van iemand die zich bekeken voelt.
Dan sprint hij het veld in.
De speaker laat de erren in zijn naam rrrrronkend rrrrrollen.
Het gejuich, het ovationele applaus, alsof hier iemand loopt die iets ongelooflijks heeft gepresteerd. Iemand die niet genoeg geprezen kan worden. Iemand die een grootse zege heeft geboekt.
En dat is ook zo.